ECLI:NL:RBROT:2020:4296

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
13 mei 2020
Zaaknummer
8273996
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op portretrecht en schadevergoeding door fotograaf na ongeoorloofde publicatie van boudoir foto's

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 1 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die als model heeft gefungeerd tijdens een boudoir fotoshoot, en een gedaagde, de fotograaf. De eiseres vorderde schadevergoeding wegens meervoudige inbreuk op haar portretrecht, nadat de gedaagde zonder haar toestemming foto's van de fotoshoot op zijn website en sociale media had gepubliceerd. De procedure begon met een dagvaarding op 9 januari 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 11 maart 2020. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door de foto's te publiceren zonder expliciete toestemming van de eiseres. De kantonrechter wees de vorderingen van de eiseres grotendeels toe, waarbij de schadevergoeding werd vastgesteld op € 1.401,00, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd de vordering van de gedaagde tot vergoeding van advocaatkosten afgewezen, omdat de gedaagde grotendeels in het ongelijk was gesteld. De uitspraak benadrukt de bescherming van het portretrecht en de noodzaak voor fotografen om expliciete toestemming te verkrijgen voor het gebruik van portretten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8273966 \ CV EXPL 20-2202
uitspraak: 1 mei 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: [gemachtigde] te Waddinxveen,
tegen
[gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 9 januari 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 5 februari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van [gedaagde] van 11 februari 2020, met één productie;
  • de conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie, met één productie;
  • de mondelinge behandeling op 11 maart 2020, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten in conventie en reconventie

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[gedaagde] is bruidsfotograaf en beheert, onder andere, de website
[website].
2.2.
Op 4 september 2017 heeft [eiseres] deelgenomen aan een in opdracht van [eiseres] door [gedaagde] uitgevoerde boudoir fotoshoot, op de website van [gedaagde] omschreven als ‘een romantische fotoshoot met een sexy randje’.
2.3.
Op 19 september 2017 heeft [gedaagde] een e-mail aan [eiseres] gezonden, waarin zij
- voor zover van belang - het volgende vermeldt:
“(…)
Ik weet niet of je foto’s al had laten zien maar ik heb een selectie gemaakt van welke ik online zou willen gebruiken.
(...)
Laat maar weten welke mogen en wanneer.
(…)”
2.4.
Op 22 september 2017 heeft [eiseres] per e-mail aan [gedaagde] als volgt gereageerd:
“(…)
Helaas vindt vriendlief het niet fijn als ik te goed herkenbaar ben in m’n lingerie, dus in overleg mag je de volgende gebruiken:
  • [nummer 1]
  • [nummer 2]
  • [nummer 3]
De [nummer 4] stond niet in je lijstje maar mag ook.
(…)”
2.5.
In reactie hierop heeft [gedaagde] per e-mail van 23 september 2017 als volgt gereageerd:
“(…)
Ok geen probleem ! Begrijpelijk hoor.
Super mooi dat we deze mogen gebruiken! Helemaal te gek. Gaan we dan ook zeker doen.
(…)”
2.6.
[eiseres] heeft op 26 augustus 2019 geconstateerd dat er diverse foto’s van de boudoir fotoshoot zijn gepubliceerd, zowel op de website
[website]als op social media platforms van Facebook, Instagram en Pinterest. Het betreft de foto’s met nummers [nummer 5] , [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] , [nummer 9] , [nummer 10] en [nummer 11] .
2.7.
De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] per aangetekende brief van 14 september 2019 aangeschreven, waarbij aan [gedaagde] is medegedeeld dat er meervoudig inbreuk is gemaakt op het portretrecht van [eiseres] , waarin aanspraak wordt gemaakt op een schadevergoeding en waarin [eiseres] wordt gesommeerd het openbaar maken van de foto’s per direct te beëindigen.
2.8.
Partijen hebben tevergeefs getracht een minnelijke schikking te bereiken. In dat kader heeft [gedaagde] op of omstreeks 21 november 2019 een bedrag van € 99,00 aan [eiseres] voldaan.

3..Het geschil

In conventie
3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [gedaagde] meervoudig inbreuk heeft gemaakt op het portretrecht van [eiseres] door het verveelvoudigen c.q. publiceren en/of openbaar maken;
II. voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiseres] gelden en nog te lijden (immateriële) schade als gevolg van de meervoudige inbreuk op het portretrecht;
III. om terzake voormeld [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag ad € 2.700,00, zijnde een vordering tot het bedrag waarvoor [eiseres] bereid was de kwestie buitengerechtelijk af te doen, subsidiair tot betaling van een schadevergoeding die de kantonrechter redelijk voorkomt, te vermeerderen (ex artikel 1019h Rv) met vóór deze procedure gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 347,25, alsmede de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, en de kosten naar de wet met veroordeling tot betaling van nakosten;
IV. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen de kosten van de procedure, met bepaling dat [gedaagde] de kosten aan [eiseres] dient te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, bij gebreke waarvan [gedaagde] wettelijke rente over de kosten verschuldigd is.
3.2.
Aan haar vorderingen legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft meervoudig inbreuk gemaakt op het portretrecht van [eiseres] door in totaal 9 in opdracht van [eiseres] vervaardigde foto’s, zonder nadrukkelijke toestemming van [eiseres] , te publiceren dan wel openbaar te maken door middel van plaatsing op de website
[website]en/of op social media platforms van Facebook, Instagram en Pinterest. Hierdoor is, ex artikel 6:162 BW, sprake van een onrechtmatige daad van [gedaagde] jegens [eiseres] en uit dien hoofde is zij gehouden de hierdoor door [eiseres] geleden schade te vergoeden, welke schade door [eiseres] is vastgesteld op € 2.700,00. [eiseres] heeft, bij de bepaling van het bedrag aan schadevergoeding, aansluiting gezocht bij de door de Stichting Foto Anoniem gehanteerde tarieven.
3.3.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. De tarieven van de Stichting Foto Anoniem - waarop [eiseres] de hoogte van de gevorderde schadevergoeding baseert - zijn niet van toepassing, nu deze tarieven slechts gebruikt kunnen worden in het geval van schending van auteursrecht en in het geval de waarde van de betreffende foto’s niet bekend is. [gedaagde] stelt dat de betreffende foto’s niet op de homepage van de website zijn geplaatst, maar op een subpagina. Voorts stelt [gedaagde] dat het slechts gaat om een zestal verschillende foto’s, welke zijn gepubliceerd. Zij voert aan dat de drie op social media geplaatste foto’s geen andere foto’s betreffen dan de zes foto’s op de website
[website]. [gedaagde] heeft tevens aangevoerd dat [eiseres] niet op alle foto’s herkenbaar is. [gedaagde] stelt bovendien dat de voor promotiedoeleinden gepubliceerde foto’s op de website en social media nauwelijks zijn bekeken en dat het haar geen nieuwe opdrachten heeft opgeleverd. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
In reconventie
3.4.
[eiseres 2] heeft in reconventie gevorderd [verweerster] te veroordelen tot betaling van de door [eiseres 2] gemaakte advocaatkosten ten bedrage van in totaal € 1.427,80. Hieraan legt [eiseres 2] ten grondslag dat zij ten onrechte is gedagvaard en een advocaat heeft moeten raadplegen om haar van juridisch advies te voorzien. [eiseres 2] stelt zich op het standpunt dat deze kosten voor rekening van [verweerster] dienen te komen. Voorts verzoekt [eiseres 2] de kantonrechter - in het geval de vordering van [verweerster] zal worden toegewezen - het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.5.
[verweerster] heeft de reconventionele vordering van [eiseres 2] betwist en heeft daartoe aangevoerd dat de opgegeven uren aan rechtsbijstand door de advocaat als buitenproportioneel zijn te kwalificeren en dat een voldoende inzichtelijke urenspecificatie ontbreekt. [verweerster] betwist voorts dat de dagvaarding ten onrechte is uitgebracht.
Ten slotte heeft [verweerster] verweer gevoerd tegen het verzoek het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.6.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd, zal - voor zover relevant - hierna nader worden ingegaan.

4..De beoordeling

In conventie
4.1.
Vooropgesteld wordt dat uit artikel 20 Auteurswet voortvloeit dat [gedaagde] , aan wie het auteursrecht op de in opdracht van [eiseres] vervaardigde foto’s toekomt, niet bevoegd is de foto’s openbaar te maken zonder toestemming van de geportretteerde, [eiseres] derhalve.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat er door [gedaagde] foto’s, afkomstig van de boudoir fotoshoot van 4 september 2017, zijn gepubliceerd op de website
[website]alsmede op sociale media platforms van Facebook, Instagram en Pinterest. Ook is niet in geschil dat deze foto’s gepubliceerd zijn zonder toestemming van [eiseres] .
4.3.
Partijen verschillen wel van mening over het aantal foto’s dat door [gedaagde] gepubliceerd is. [eiseres] heeft gesteld dat er een zestal foto’s zijn geplaatst op de website
[website]en op zowel Facebook, Instagram als Pinterest elk één foto. [eiseres] heeft haar stellingen dienaangaande onderbouwd door screenshots van de betreffende webpagina’s in het geding te brengen. [gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat het slechts om een zestal verschillende foto’s gaat, nu de drie op social media geplaatste foto’s dezelfde foto’s betreffen als de foto’s, welke op de website zijn geplaatst. De kantonrechter overweegt te dien aanzien dat niet door [gedaagde] is betwist dat de bewuste foto’s alle zonder toestemming van [eiseres] zijn geplaatst. In beginsel staat daarmee vast dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. Of de op social media geplaatste foto’s verschillen van de op de website geplaatste foto’s is voor deze beoordeling niet van belang. Zowel met het zonder toestemming publiceren van de foto’s op de website als met het zonder toestemming publiceren van de foto’s op sociale media handelt [gedaagde] - afzonderlijk van elkaar - onrechtmatig. Of er sprake is van overlap tussen de foto’s verandert niets aan de onrechtmatigheid van de gedragingen van [gedaagde] .
4.4.
De stelling van [gedaagde] dat de foto’s op
[website]niet geplaatst zijn op de homepage van de website, doch slechts op een subpagina, doet naar het oordeel van de kantonrechter eveneens niet af aan de onrechtmatige gedraging van [gedaagde] . Dat de foto’s niet op de homepage zijn geplaatst, maar op een subpagina, kan hoogstens betekenen dat een bezoeker van de website niet direct de foto’s te zien krijgt, maar dat deze eerst via bijvoorbeeld het klikken op een link de foto’s kan bekijken. Dat neemt niet weg dat de foto’s desondanks voor iedereen te benaderen waren.
4.5.
[gedaagde] heeft voorts gesteld dat [eiseres] niet op alle foto’s herkenbaar is. Volgens [gedaagde] zien bekenden van [eiseres] wellicht niet eens direct dat de geportretteerde [eiseres] betreft. Bovendien is [eiseres] geen publiek figuur, zodat de kring van personen, die haar eventueel zouden kunnen herkennen, klein is. De kantonrechter overweegt daaromtrent als volgt. Een portret betreft een afbeelding (van het gelaat) van een persoon, met of zonder verdere lichaamsdelen. De Hoge Raad heeft hieromtrent bepaald dat een kenmerkende lichaamshouding eveneens kan bijdragen aan de herkenbaarheid van de geportretteerde (HR 30 oktober 1987, ECLI:NL:HR:1987:AD0034, NJ 1988/277). Voorts is bepaald dat het geheel of gedeeltelijk onherkenbaar zijn van het gelaat van de geportretteerde er niet aan in de weg hoeft te staan dat er sprake is van een portret, nu ook uit hetgeen die afbeelding overigens toont, de identiteit van die persoon kan blijken (HR 2 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3416, NJ 2004/80). In het licht van voornoemde jurisprudentie behoeft het feit dat het gelaat van [eiseres] niet op elke foto zichtbaar is - op enkele foto’s is slechts de buik, benen en/of de achterzijde van het lichaam zichtbaar - er geenszins aan in de weg te staan dat [eiseres] , voor wie dan ook, herkenbaar is op de foto. Dat de kring van personen, die [eiseres] op de foto’s zouden kunnen herkennen klein is, nu zij geen publiek figuur is, doet daar niets aan af en maakt het handelen van [gedaagde] niet minder laakbaar. Het verweer van [gedaagde] op dit punt wordt dan ook verworpen.
4.6.
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde] met het zonder toestemming van [eiseres] publiceren van een negental foto’s op
[website], Facebook, Instagram en Pinterest, meervoudig inbreuk op het portretrecht van [eiseres] heeft gemaakt en daarmee, ex artikel 6:162 BW, toerekenbaar onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en gehouden is de hierdoor door [eiseres] geleden (immateriële) schade te vergoeden. De hierop betrekking hebbende, door [eiseres] gevorderde verklaringen voor recht worden dan ook toegewezen.
4.7.
[eiseres] heeft ten aanzien van de hoogte van de door haar gevorderde schadevergoeding onder meer aansluiting gezocht bij de tarieven, zoals deze gehanteerd worden door de Stichting Foto Anoniem. Op basis van die tarieven heeft [eiseres] de schadevergoeding aanvankelijk bepaald op € 3.600,00, welk bedrag zij in het kader van de met [gedaagde] gevoerde schikkingsonderhandelingen heeft verlaagd naar € 2.700,00. De kantonrechter overweegt dat de Stichting Foto Anoniem een tussenpersoon is, die de rechten kan regelen voor het gebruik van foto’s waarvan de auteursrechthebbende niet achterhaald kan worden. Voor die situatie is een lijst met tarieven opgesteld, welke men voor het gebruik van dergelijke foto’s verschuldigd is aan de Stichting Foto Anoniem. De Stichting Foto Anoniem geeft slechts vrijwaringen voor auteursrechtelijke aanspraken af. Het is dan ook slechts in die gevallen dat in de rechtspraak aansluiting kan worden gezocht bij de genoemde tarieven. Onderhavige vordering betreft geen auteursrechtelijke aanspraak, doch ziet op de inbreuk op een portretrecht, welk recht juist een beperking inhoudt op het auteursrecht. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat voor het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding de tarieven van de Stichting Foto Anoniem niet van toepassing zijn.
4.8.
[gedaagde] daarentegen heeft zich op het standpunt gesteld dat de door haar aan [eiseres] te betalen schadevergoeding hoogstens € 99,00 kan bedragen, zijnde het bedrag dat [gedaagde] aan de fotoshoot zou hebben verdiend. In dat kader heeft [gedaagde] aangevoerd dat de voor promotiedoeleinden gepubliceerde foto’s op de website en social media nauwelijks zijn bekeken en dat het haar geen nieuwe opdrachten heeft opgeleverd. Dit standpunt van [gedaagde] wordt verworpen. Niet valt in te zien waarom de door [eiseres] geleden schade gelijkgesteld zou moeten worden aan hetgeen [gedaagde] aan de fotoshoot heeft verdiend. Dat publicatie van de foto’s niet geleid heeft tot nieuwe opdrachten voor [gedaagde] is in dit kader evenmin van belang. Het door [gedaagde] genoemde bedrag doet voorts geen recht aan de situatie en aan de belangen van [eiseres] . Naar het oordeel van de kantonrechter miskent [gedaagde] hiermee bovendien de bijzondere omstandigheden van het geval. Daarop zal hierna nader worden ingegaan.
4.9.
De door [gedaagde] aangeboden boudoir fotoshoot is van geheel andere aard dan een standaard-fotoshoot, onder meer en vooral door de wijze waarop men gefotografeerd wordt; in niet–alledaagse poses en slechts gekleed in lingerie. [gedaagde] heeft er, gelet op de uitleg welke zij op haar website geeft over de fotoshoot, blijk van gegeven zich de bijzondere aard van de fotoshoot zeer goed te realiseren. Zij vermeldt daarover immers het volgende:
“(…) Het lijkt misschien heel eng en dat begrijp ik uiteraard. Het is natuurlijk ook heel spannend en je weet niet precies wat je te wachten staat. Het is de bedoeling dat het een leuke dag wordt en dat je je op je gemak voelt zodat we samen een prachtig eindresultaat neer kunnen zetten. We bespreken van tevoren wat je in gedachten hebt en de stijl van de foto’s. Hier stemmen we je lingerie en eventueel de accessoires op af. Je geeft zelf aan hoever je wilt gaan en wat je voor ogen hebt. Het draait tenslotte om jou! Ik help je tijdens de hele fotoshoot met de poses en je kunt uiteraard meekijken met de gemaakte foto’s. (…)”
Naar het oordeel van de kantonrechter gaat het in casu om een fotoshoot, die veel verder ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer van de geportretteerde dan een normale fotoshoot. Van een professionele fotograaf mag en moet dan ook verwacht worden dat zij bij een dergelijke fotoshoot extra zorgvuldigheid in acht neemt; niet alleen tijdens de shoot zelf, maar zeker ook ten aanzien van de vervaardigde foto’s en de verwerking daarvan. Het betreffen immers foto’s welke over het algemeen uitdrukkelijk bedoeld zijn voor privé-gebruik en om slechts gedeeld te worden in intieme kring. [gedaagde] heeft weliswaar expliciet aan [eiseres] gevraagd welke foto’s zij (voor promotiedoeleinden) mocht plaatsen op haar website en social media, doch heeft vervolgens verzuimd rekening te houden met de naar aanleiding daarvan gemaakte selectie door [eiseres] . De kantonrechter laat tevens meewegen dat het in onderhavige kwestie niet om de publicatie van één enkele foto gaat, maar om de publicatie van maar liefst negen foto’s, welke ook nog eens via diverse kanalen openbaar zijn gemaakt. Daarmee heeft [gedaagde] niet de zorgvuldigheid betracht, die van haar verwacht mocht worden, en heeft zij een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en privacy van [eiseres] .
4.10.
Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding weegt naar het oordeel van de kantonrechter zwaar dat de foto’s gepubliceerd zijn op websites en social media, welke voor iedereen toegankelijk zijn. Dit impliceert ook dat de mogelijkheid bestaat dat derden de foto’s hebben gedownload, gekopieerd c.q. op enige andere wijze hebben opgeslagen in eigen bestanden en/of op eigen apparaten. Voorts kan ook niet worden uitgesloten dat derden de foto’s met anderen hebben gedeeld en daarmee verder hebben verspreid. Ook al staat vast dat [gedaagde] de foto’s, vrijwel direct nadat zij hierop namens [eiseres] is aangesproken, van de website en sociale media heeft verwijderd, neemt dit niet weg dat het onbekend is hoeveel mensen de foto’s hebben gezien én wat er met de foto’s is gedaan. Dit zorgt voor grote onzekerheid bij [eiseres] , nu te allen tijde de mogelijkheid blijft bestaan dat de foto’s alsnog door derden op het internet worden gepubliceerd dan wel dat deze op andere wijze openbaar worden gemaakt. Bovendien blijft het risico bestaan dat, indien en voor zover de foto’s in de toekomst nogmaals worden gepubliceerd, [eiseres] ongewild en ongewenst geassocieerd blijft worden met de intieme wijze waarop zij gefotografeerd is.
4.11.
Nu uit de overige door partijen aangedragen stellingen niet afgeleid kan worden hoe hoog de schade exact is, zal de kantonrechter, alle hiervoor genoemde omstandigheden in ogenschouw nemend, de door [gedaagde] aan [eiseres] te betalen schadevergoeding ex aequo et bono schatten op een bedrag van € 1.500,00. Aangezien [gedaagde] reeds een bedrag van € 99,00 aan [eiseres] heeft voldaan, betekent dit dat [gedaagde] zal worden veroordeeld worden tot betaling van een bedrag van € 1.401,00.
4.12.
[eiseres] vordert voorts een bedrag van € 347,25 aan gemaakte buitengerechtelijke kosten en voert hiervoor als grondslag aan artikel 1019h Rv. De kantonrechter overweegt dat voor toewijzing van de gevorderde vergoeding van de daadwerkelijk door eisers gemaakte kosten op basis van het genoemde artikel in het onderhavige geding geen plaats is. Naar het oordeel van de kantonrechter kan het portretrecht niet worden gekwalificeerd als een intellectueel eigendomsrecht als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Handhavingsrichtlijn (richtlijn 2004/48/EG). Het portretrecht vormt juist een beperking op het auteursrecht ter bescherming van de privacy of andere met de publicatie van het portret geschonden belangen van de geportretteerde. Nu het portretrecht geen intellectueel eigendomsrecht is, zoals bedoeld in artikel 1019h Rv, valt het niet onder het toepassingsbereik van laatstgenoemd artikel. De gevorderde buitengerechtelijke kosten - welke bovendien niet door [eiseres] zijn gespecificeerd - worden dan ook afgewezen.
4.13.
De gevorderde wettelijke rente zal, als op de wet gegrond en niet weersproken, worden toegewezen over een bedrag van € 1.401,00 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
4.14.
[gedaagde] zal, als in overwegende mate in het ongelijk gesteld, in conventie in de proceskosten worden veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 346,66 aan verschotten (waarvan € 236,00 aan griffierecht en € 110,66 aan dagvaardingskosten) en € 630,00 aan salaris voor de gemachtigde. Inzake de gevorderde rente over de proceskosten zal worden beslist zoals hierna vermeld.
De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
In reconventie
4.15.
[eiseres 2] heeft in reconventie gevorderd [verweerster] te veroordelen tot betaling van de door [eiseres 2] gemaakte advocaatkosten ten bedrage van in totaal € 1.427,80. Omdat [eiseres 2] in conventie grotendeels in het ongelijk is gesteld, ziet de kantonrechter geen aanleiding [verweerster] te veroordelen tot betaling van de door [eiseres 2] gemaakte advocaatkosten. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
4.16.
Het verzoek van [eiseres 2] het onderhavige vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal niet worden gehonoreerd. [eiseres 2] heeft geen inhoudelijke argumenten aangevoerd waarom het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard zou moeten worden. De enkele omstandigheid dat [eiseres 2] bij een voor haar nadelig vonnis zeker in hoger beroep zal gaan, levert hiervoor geen gegronde reden op.
4.17.
Nu de vorderingen van [eiseres 2] worden afgewezen, zal zij ook in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] meervoudig inbreuk heeft gemaakt op het portretrecht van [eiseres] door het verveelvoudigen c.q. publiceren en/of openbaar maken van fotografische werken/afbeeldingen (portretten) van [eiseres] ;
5.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden c.q. te lijden schade als gevolg van de meervoudige inbreuk op het portretrecht;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] op voornoemde gronden tegen kwijting te betalen een schadevergoeding van € 1.401,00, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten in conventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op:
- € 346,66 € 346,66 aan verschotten (waarvan € 236,00 aan griffierecht en € 110,66 aan
dagvaardingskosten) en
- € 630,00 € 630,00 aan salaris voor de gemachtigde,
vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 105,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten in reconventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 105,00 (0,5 x € 210,00) aan salaris voor de gemachtigde;
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487