Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 9 januari 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 5 februari 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van [gedaagde] van 11 februari 2020, met één productie;
- de conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie, met één productie;
- de mondelinge behandeling op 11 maart 2020, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
2..De vaststaande feiten in conventie en reconventie
[website].
- [nummer 1]
- [nummer 2]
- [nummer 3]
[website]als op social media platforms van Facebook, Instagram en Pinterest. Het betreft de foto’s met nummers [nummer 5] , [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] , [nummer 9] , [nummer 10] en [nummer 11] .
3..Het geschil
[website]en/of op social media platforms van Facebook, Instagram en Pinterest. Hierdoor is, ex artikel 6:162 BW, sprake van een onrechtmatige daad van [gedaagde] jegens [eiseres] en uit dien hoofde is zij gehouden de hierdoor door [eiseres] geleden schade te vergoeden, welke schade door [eiseres] is vastgesteld op € 2.700,00. [eiseres] heeft, bij de bepaling van het bedrag aan schadevergoeding, aansluiting gezocht bij de door de Stichting Foto Anoniem gehanteerde tarieven.
[website]. [gedaagde] heeft tevens aangevoerd dat [eiseres] niet op alle foto’s herkenbaar is. [gedaagde] stelt bovendien dat de voor promotiedoeleinden gepubliceerde foto’s op de website en social media nauwelijks zijn bekeken en dat het haar geen nieuwe opdrachten heeft opgeleverd. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
4..De beoordeling
[website]alsmede op sociale media platforms van Facebook, Instagram en Pinterest. Ook is niet in geschil dat deze foto’s gepubliceerd zijn zonder toestemming van [eiseres] .
[website]en op zowel Facebook, Instagram als Pinterest elk één foto. [eiseres] heeft haar stellingen dienaangaande onderbouwd door screenshots van de betreffende webpagina’s in het geding te brengen. [gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat het slechts om een zestal verschillende foto’s gaat, nu de drie op social media geplaatste foto’s dezelfde foto’s betreffen als de foto’s, welke op de website zijn geplaatst. De kantonrechter overweegt te dien aanzien dat niet door [gedaagde] is betwist dat de bewuste foto’s alle zonder toestemming van [eiseres] zijn geplaatst. In beginsel staat daarmee vast dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. Of de op social media geplaatste foto’s verschillen van de op de website geplaatste foto’s is voor deze beoordeling niet van belang. Zowel met het zonder toestemming publiceren van de foto’s op de website als met het zonder toestemming publiceren van de foto’s op sociale media handelt [gedaagde] - afzonderlijk van elkaar - onrechtmatig. Of er sprake is van overlap tussen de foto’s verandert niets aan de onrechtmatigheid van de gedragingen van [gedaagde] .
[website]niet geplaatst zijn op de homepage van de website, doch slechts op een subpagina, doet naar het oordeel van de kantonrechter eveneens niet af aan de onrechtmatige gedraging van [gedaagde] . Dat de foto’s niet op de homepage zijn geplaatst, maar op een subpagina, kan hoogstens betekenen dat een bezoeker van de website niet direct de foto’s te zien krijgt, maar dat deze eerst via bijvoorbeeld het klikken op een link de foto’s kan bekijken. Dat neemt niet weg dat de foto’s desondanks voor iedereen te benaderen waren.
[website], Facebook, Instagram en Pinterest, meervoudig inbreuk op het portretrecht van [eiseres] heeft gemaakt en daarmee, ex artikel 6:162 BW, toerekenbaar onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en gehouden is de hierdoor door [eiseres] geleden (immateriële) schade te vergoeden. De hierop betrekking hebbende, door [eiseres] gevorderde verklaringen voor recht worden dan ook toegewezen.