ECLI:NL:RBROT:2020:4340

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
7144387 CV EXPL 18-34599
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en zorgplicht bij effectenleaseovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 8 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door Leaseproces, en Dexia Nederland B.V. De eiser had een aandelenleaseovereenkomst gesloten met Dexia en vorderde schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad, omdat Dexia haar zorgplicht niet had nageleefd. De eiser stelde dat Dexia onvoldoende had gewaarschuwd voor het risico van een restschuld en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar zijn financiële situatie. Dexia erkende dat zij niet had gewaarschuwd, maar voerde aan dat de eiser niet tijdig had geklaagd en dat de vordering was verjaard. De kantonrechter oordeelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en dat de eiser recht had op schadevergoeding. De schade werd vastgesteld op € 26.423,69, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering in reconventie van Dexia werd afgewezen, evenals de vordering van de eiser voor vergoeding van hypotheekschade en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden toegewezen aan de eiser, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7144387 CV EXPL 18-34599
uitspraak: 8 mei 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Dexia’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding;
de conclusie van antwoord tevens eis in (voorwaardelijke) reconventie;
de conclusie van repliek tevens conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie;
de conclusie van dupliek tevens conclusie van repliek in (voorwaardelijke) reconventie tevens akte vermindering van eis;
de conclusie van dupliek in reconventie;
de overgelegde producties.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[eiser] heeft op 19 april 2001 een aandelenleaseovereenkomst gesloten met Dexia. In het kader van die overeenkomst heeft [eiser] € 34.911,- aan Dexia betaald. [eiser] heeft in totaal € 6.416,60 van Dexia ontvangen. Er is een restschuld van € 7.015,38.
2.3
Leaseproces heeft op 18 januari 2006 namens [eiser] een brief gestuurd aan Dexia. In die brief staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Het contract wordt hierbij voor zover nog nodig, vernietigd c.q. ontbonden op grond van de artikelen 3:44 lid 4 BW (misbruik van omstandigheden), 6:74 BW (wanprestatie), 6:162 BW (onrechtmatige daad), 6:194 BW (misleidende reclame) en 6:228 BW (dwaling). Namens cliënt wordt het recht voorbehouden om hiertoe nog andere gronden aan te voeren. (…)”
2.4
Leaseproces heeft in januari 2012 namens [eiser] een brief gestuurd aan Dexia. In die brief staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Namens de op de bijgesloten lijst vermelde personen berichten wij u dat zij hun vorderingen op Dexia onverkort handhaven en dat deze brief met bijlage bedoeld is om de verjaring van deze vorderingen, voor zover nodig, te stuiten. (…)”
2.5
Leaseproces heeft op 17 oktober 2016 namens [eiser] een brief gestuurd aan Dexia. In die brief staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Onze cliënten handhaven al hun vorderingen jegens Dexia. Deze brief dient als een uitdrukkelijke stuiting van de verjaring te worden aangemerkt van alle vorderingen die onze cliënten op Dexia hebben. (…)”

3..De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

In conventie

3.1
[eiser] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat Dexia jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld en/of dat zij jegens [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten;
II. Dexia te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen al hetgeen [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de litigieuze overeenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf de dag van de door [eiser] gedane betalingen tot aan de dag van algehele voldoening;
III. voor recht te verklaren dat [eiser] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is;
IV. voor recht te verklaren dat Dexia aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden hypotheekschade, bestaande uit de afsluitkosten, de notariskosten, de taxatiekosten en de betaalde hypotheekrente voor het gedeelte van de hypotheek dat gebruikt is om de inleg in de aandelenleaseovereenkomst te betalen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf de dag van de door [eiser] gedane betalingen tot aan de dag van algehele voldoening;
V. Dexia te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten conform rapport Voorwerk II;
VI. Dexia te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan de vordering legt [eiser] het volgende ten grondslag. Dexia heeft bij het aangaan van de overeenkomst niet voldaan aan haar zorgplicht. Zij heeft onvoldoende gewaarschuwd voor het risico van een restschuld en zij heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de financiële positie van [eiser] teneinde te kunnen vaststellen of [eiser] de lasten uit de overeenkomst kon betalen. Dexia heeft samengewerkt met een tussenpersoon die cliënten adviseerde, terwijl die tussenpersoon niet over de vereiste vergunning beschikte. Dexia wist, althans behoorde te weten dat er door de tussenpersoon was geadviseerd. Dexia heeft daarom onrechtmatig tegenover [eiser] gehandeld en is gehouden de door [eiser] geleden schade te vergoeden.
3.3
Dexia weerspreekt niet dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Zij voert als verweer dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd, dat de vordering van [eiser] is verjaard en dat de schade mede is veroorzaakt door de eigen schuld van [eiser] als bedoeld in artikel 6:101 BW. De schade dient daarom overeenkomstig de zogenaamde hof-formule voor 1/3e deel door [eiser] zelf te worden gedragen.
In reconventie (na vermindering van eis)
3.4
Dexia vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat de overeenkomst met nummer [nummer] rechtsgeldig tot stand gekomen is, niet is vernietigd en niet blootstaat aan vernietiging op enige grond waarop van de zijde van [verweerder] een beroep kan worden gedaan;
II. [verweerder] te veroordelen om aan Dexia te betalen een bedrag van € 3.091,03 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2006 tot de dag van algehele voldoening;
III. voor recht te verklaren dat [verweerder] met betrekking tot de overeenkomst met nummer [nummer] niet werd blootgesteld aan het risico op een onaanvaardbaar zware financiële last;
IV. voor recht te verklaren dat Dexia niets meer is verschuldigd aan [verweerder] ;
V. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
3.5
Ter toelichting daarop stelt Dexia – samengevat – dat [verweerder] aldus wordt gedwongen om in de onderhavige procedure al zijn stellingen die betrekking hebben op de rechtsgeldigheid van de overeenkomst aan de orde te stellen. Dexia maakt aanspraak op betaling van het bedrag van de eindafrekening, verminderd met de schadevergoeding waarop [verweerder] volgens de zogenaamde hof-formule aanspraak zou kunnen maken, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6
[verweerder] voert verweer en concludeert tot afwijzing.

4..De beoordeling

4.1
Dexia betwist dat Leaseproces gevolmachtigd is om namens [eiser] deze procedure op te starten. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] Leaseproces op enig moment heeft ingeschakeld. Leaseproces beschikt immers ook over de stukken van [eiser] . De kantonrechter ziet geen aanleiding om eraan te twijfelen dat Leaseproces nog steeds gemachtigd is. Het enkele feit dat het wel eens is voorgekomen dat Leaseproces heeft geprocedeerd namens iemand die al was overleden of iemand die reeds een schikking met Dexia had getroffen, betekent niet dat steeds aan de bevoegdheid van Leaseproces moet worden getwijfeld. In deze zaak zijn er geen concrete aanknopingspunten om aan de bevoegdheid van Leaseproces te twijfelen.
In conventie
4.2
Het gaat in deze zaak om iemand die met geleend geld in aandelen heeft belegd. [eiser] belegde niet zelf maar via een constructie, de ‘aandelenleaseovereenkomst’. Over deze constructie is in de afgelopen jaren in Nederland een groot aantal procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak procespartij was.
4.3
De Hoge Raad heeft in deze zaken verschillende uitspraken gedaan. Deze uitspraken houden – voor zover hier van belang – het volgende in.
De waarschuwings- en onderzoeksplicht van Dexia
4.4
Bij het aanbieden en aangaan van aandelenleaseovereenkomsten met particuliere beleggers rustte op Dexia een bijzondere zorgplicht. Dexia diende te waarschuwen voor het risico van een restschuld en zij diende onderzoek te doen naar de inkomens- en vermogenspositie van particuliere beleggers. Indien Dexia aan een van deze verplichtingen niet heeft voldaan, dan zal dat in het algemeen meebrengen dat zij is gehouden de daarmee verband houdende schade te vergoeden (HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815, r.o. 5.2.1-5.3).
Verdeling van de vergoedingsplicht wegens eigen schuld
4.5
Aan de zijde van de particuliere belegger zal meestal sprake zijn van eigen schuld. Dexia heeft in de meeste gevallen voldoende duidelijk gemaakt dat werd belegd met geleend geld, dat de leaseovereenkomst voorzag in een geldlening, dat over die lening rente moest worden betaald en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald. Dexia hoeft daarom niet alle schade te vergoeden (HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815, r.o. 5.6.2).
4.6
Als uitgangspunt geldt dat de vergoedingsplicht op de voet van artikel 6:101 BW verdeeld wordt naar de maatstaf 1 (de particuliere belegger) staat tot 2 (Dexia). Indien Dexia had moeten begrijpen dat de mogelijke financiële gevolgen van de leaseovereenkomst een onaanvaardbaar zware last voor de afnemer vormden, dient de schade volgens deze maatstaf te worden verdeeld zowel voor de restschuld als de rente, aflossing en kosten.
4.7
Indien geen sprake was van een onaanvaardbaar zware last, dient alleen het bedrag van de restschuld volgens deze maatstaf te worden verdeeld. Dexia is dan niet verplicht om de door de afnemer betaalde rente, aflossing en kosten als schade te vergoeden (HR 5 juni 2009, ECLI:NL: HR:2009:BH2815, r.o. 5.6.3).
Verdeling van de vergoedingsplicht in het geval van een tussenpersoon
4.8
Indien Dexia wist of had moeten weten dat de particuliere belegger bij haar is aangebracht door een cliëntenremisier die tevens beleggingsadvieswerkzaamheden heeft verricht zonder over de daarvoor noodzakelijke vergunning te beschikken, moet Dexia wel alle schade vergoeden. De reden daarvan is dat Dexia dan had moeten weigeren om de overeenkomst aan te gaan (HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012, r.o. 6.2.1-6.2.3).
4.9
Dexia moet ook alle schade vergoeden als de tussenpersoon (wel) voldoende gewaarschuwd heeft voor de financiële risico’s. De omstandigheid dat zij contracteerde in weerwil van een wettelijk verbod moet Dexia zwaar worden aangerekend. De inhoud van het advies is dan niet meer van belang (HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, r.o. 3.6.4).
4.1
De verbindendverklaring van de Duisenbergregeling kan geen grond opleveren voor een bepaalde rechtsuitleg. Het staat degene die zo’n overeenkomst niet wil aanvaarden, vrij een opt out-verklaring uit te brengen en zich tot de rechter te wenden indien hij meent dat een andere uitkomst op haar plaats is. De rechter dient zich ook in dat geval bij zijn beslissing te laten leiden door het geldende recht (HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, r.o. 3.6.6).
Toepassing op deze zaak
4.11
Dexia erkent dat zij niet heeft gewaarschuwd voor het risico van een restschuld. Daarom staat vast dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden en dus onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld. Dat betekent dat Dexia een vergoeding voor geleden schade moet betalen.
4.12
Tussen partijen is ook niet in geschil dat Dexia voldoende heeft duidelijk gemaakt dat werd belegd met geleend geld, dat de leaseovereenkomst voorzag in een geldlening, dat over die lening rente moest worden betaald en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald. Er is daarom sprake van eigen schuld aan de zijde van [eiser] . Dat betekent dat Dexia in beginsel niet alle schade hoeft te vergoeden.
4.13
[eiser] stelt dat vanwege de rol van de tussenpersoon, Spaar Select, de schade geheel voor rekening van Dexia moet komen. Daarom moet worden beoordeeld of Dexia [eiser] als klant van Spaar Select had moeten weigeren.
4.14
De regels die golden voor financiële instellingen hadden onder meer als doel om bescherming te geven aan mensen die wilden beleggen. Een tussenpersoon mocht bepaalde werkzaamheden zonder vergunning verrichten omdat de instelling waarmee het contract werd gesloten moest zorgen voor de bescherming van de klanten. Een tussenpersoon mocht:
  • klanten in contact brengen met een beleggingsinstelling (het aanbrengen van een klant);
  • informatie over deze klant doorgeven aan die beleggingsinstelling (waarbij hij bijvoorbeeld wel gegevens over het profiel van de klant mocht doorgeven aan de instelling)
  • klanten informeren over wat een aandelenleaseproduct in het algemeen inhoudt;
  • in het algemeen (niet op een bepaalde klant gericht) reclame maken voor een concreet aandelenleaseproduct, als hij daarbij maar duidelijk vermeldde van welke beleggingsinstelling dit product afkomstig was.
Wat de tussenpersoon zonder vergunning beslist
nietmocht doen, was:
een concreet aandelenleaseproduct aanbevelen aan de klant;
een effectenorder doorgeven (dat wil zeggen: een opdracht om aandelen te kopen);
adviseren over de keuze van een instelling die de effectentransacties zou uitvoeren;
bemiddelen bij de totstandkoming van een beleggingsovereenkomst met een beleggingsinstelling.
4.15
Dexia kan er geen beroep op doen dat zij niet bekend was met deze regels. Van een instelling die zich bezighield met de handel in aandelen mag immers worden verwacht dat zij deze regels kent en naleeft.
4.16
De kantonrechter oordeelt dat Dexia geen zaken mocht doen met een tussenpersoon zonder vergunning als Dexia wist (of had moeten weten) dat de tussenpersoon heeft geadviseerd over de keuze van een beleggingsinstelling (c) of heeft bemiddeld bij het contract met Dexia (d). In al die gevallen maakt Dexia immers dezelfde fout: zij sluit een contract via een tussenpersoon terwijl zij weet (of had moeten weten) dat de tussenpersoon zich niet aan de regels heeft gehouden. Daarom had Dexia in al die gevallen moeten weigeren het contract met de klant af te sluiten.
4.17
Naar het oordeel van de kantonrechter is ook sprake van verboden advisering wanneer de tussenpersoon een specifiek product heeft aanbevolen (a). Het doet er dan niet toe of de tussenpersoon op de hoogte was van de persoonlijke financiële situatie van de klant en daarmee rekening heeft gehouden. Het gaat er juist om dat hij de klant geen specifieke producten mag aanraden omdat uiteindelijk in het contact tussen de beleggingsinstelling en de klant bekeken moet worden wat een geschikt product voor deze klant is.
4.18
Dexia betwist dat sprake is van een op de persoon toegesneden financieel advies. In deze zaak heeft [eiser] een door Spaar Select opgesteld ‘Persoonlijk Financieel Plan’ in het geding gebracht. In dit plan wordt geadviseerd een specifiek financieel product af te sluiten. Dexia heeft niet weersproken dat dit stuk daadwerkelijk door Spaar Select is opgesteld. Spaar Select mocht dit niet zonder vergunning. In het plan wordt bovendien ingegaan op de persoonlijke financiële situatie van [eiser] . Er is daarom sprake van verboden advisering.
Bekendheid van Dexia met de rol van Spaar Select
4.19
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet vereist dat Dexia wist dat Spaar Select in deze concrete zaak een persoonlijk advies heeft gegeven. Dexia wist dat Spaar Select een vaste werkwijze had waarbij steeds een persoonlijk advies werd gegeven. Zij diende daarom bij klanten die werden aangebracht door Spaar Select te onderzoeken of aan hen een verboden advies was gegeven. Dat Dexia wist dat Spaar Select een vaste werkwijze had waarbij een persoonlijk advies werd gegeven blijkt uit het volgende.
I. [naam] was oprichter van een adviesbureau dat Dexia aanprees en is daarna bij Dexia aangesteld als de directeur van het bedrijfsonderdeel ‘beleggingsproducten’. Hij heeft destijds de volgende tekst op de website van Dexia geplaatst:
“De producten worden uitsluitend aangeboden via onafhankelijke, gespecialiseerde financiële adviseurs in ons land. Hun kwaliteit en kennis van zaken garandeert hun cliënten een met zorg omkleed, persoonlijk advies.”
II. [naam] heeft daarnaast destijds in een interview het volgende verklaard:
“Klanten kunnen dezelfde aandelenleaseproducten afnemen via zowel Legio Lease als Bank Labouchere. Wat maakt het voor de klant voor verschil?
[naam] : (…) Voor hetzelfde geld kun je je financiële planning ook laten beoordelen en regelen door een bedrijf als Spaar Select. In die planning kan dan exact hetzelfde product worden opgenomen. Dat kost de klant niets meer dan rechtstreeks bij Legio Lease afsluiten. Maar het voordeel is natuurlijk wel, dat het product wordt afgesloten als onderdeel van een totaal financieel plan.”
III. Desgevraagd heeft [naam] in een e-mailbericht aan de gemachtigde van [eiser] nog als volgt verklaard:
“Was u ermee bekend dat de adviseurs van Spaar Select hun klanten veelal thuis bezochten en hen, al dan niet door middel van een zgn. Financieel Plan, adviseerden om op bepaalde aandelenleaseproducten in te schrijven?
Antw: Ja. De adviseurs van Spaar Select c.q. Spaar Select bemiddelden bij de klanten thuis op afspraak. Met het oog op de zorgvuldigheid, de controlemogelijkheid en de zoveel mogelijke eenduidigheid in zo’n grote organisatie als Spaar Select vonden de klantgesprekken thuis bij de klanten van Spaar Select plaats volgens een gereguleerde gespreksopzet en verslaglegging.”
IV. [eiser] wijst ten slotte op het jaarverslag van Dexia van 1997, waarin – voor zover hier van belang – het volgende stond:
“Onder de naam Bank Labouchere worden ook leaseproducten ontwikkeld voor distributie via onafhankelijke intermediairs. Deze producten zijn gericht op spaarders en beleggers die behoefte hebben aan persoonlijk advies door een onafhankelijk intermediair. Dit voorziet in een duidelijke behoefte.”
4.2
Uit bovengenoemde teksten volgt dat op de persoon toegesneden aanprijzingen onderdeel uitmaakten van de vaste werkwijze van Spaar Select en dat Dexia daarvan op de hoogte was. Dexia heeft daartegen alleen aangevoerd dat in een groot aantal zaken geen sprake was van een persoonlijk advies, maar dat is niet van belang.
4.21
Dexia had gelet op het voorgaande moeten weigeren om een overeenkomst met [eiser] aan te gaan. Zij moet daarom de door [eiser] geleden schade, bestaande uit restschuld, rente, aflossing en kosten volledig vergoeden.
Hoogte van de schade
4.22
De door [eiser] geleden schade zal worden berekend aan de hand van de bedragen die [eiser] aan Dexia heeft betaald en die hij van Dexia heeft ontvangen. Uit het door Dexia overgelegde financieel overzicht blijkt dat [eiser] € 34.911,- aan inleg heeft betaald en € 6.416,60 aan dividend heeft ontvangen. Dat betekent dat [eiser] € 28.494,40 aan schade heeft geleden.
Verkregen voordeel
4.23
[eiser] heeft bij conclusie van repliek erkend dat een bedrag van € 2.070,71 aan door hem verkregen voordeel op de door hem geleden schade in mindering moet worden gebracht.
De klachtplicht
4.24
Het verweer van Dexia dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd wordt verworpen. Op grond van artikel 6:89 BW kan een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd. In deze zaak wordt Dexia door [eiser] aangesproken op grond van een onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW. De onrechtmatige daad van Dexia houdt weliswaar verband met de overeenkomst die partijen daarna zijn aangegaan maar zij heeft geen betrekking op een gebrek in een door Dexia te leveren prestatie uit die overeenkomst (zie HR 13 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1176). De rechten van [eiser] zijn dan ook niet vervallen.
Verjaring
4.25
Dexia voert voorts als verweer dat de vordering van [eiser] is verjaard. Op grond van artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Dexia stelt dat [eiser] (in ieder geval) sinds het beëindigen van de overeenkomst in 2006 bekend is met de schade en de aansprakelijke persoon. [eiser] heeft dat niet weersproken. Hij stelt dat de verjaring telkens is gestuit.
4.26
Voor de beoordeling van de vraag of de verjaring succesvol door [eiser] is gestuit, komt het aan op de uitleg van de brieven van januari 2012 en 17 oktober 2016. In het midden kan blijven wanneer de verjaring voorafgaand aan de brief van januari 2012 is gestuit. Dexia voert daartegen immers geen verweer.
4.27
De verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis zoals hier aan de orde wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (artikel 3:317 lid 1 BW). De mededeling moet een zodanig voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar inhouden dat hij, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening ermee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering behoorlijk kan verweren (HR 24 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0418). Er dient niet alleen te worden gelet op de formulering van de mededeling zelf, maar ook op de context waarin zij wordt gedaan en op de overige omstandigheden van het geval (HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2741).
4.28
De brieven van [eiser] moeten worden gezien in het licht van de vele procedures die tussen Dexia enerzijds en Eegalease en Leaseproces anderzijds (als gemachtigden) zijn gevoerd. Dexia heeft niet weersproken dat in die procedures en de aan die procedures voorafgaande buitengerechtelijke fase reeds voor januari 2012 het verwijt is gemaakt dat Dexia onrechtmatig had gehandeld bij de wijze waarop de overeenkomst tot stand was gekomen. In dat licht bezien had voor Dexia voldoende duidelijk moeten zijn welk recht [eiser] met zijn brieven van januari 2012 en 17 oktober 2016 wilde behouden en derhalve waartegen Dexia zich diende te verweren.
4.29
Niet vereist is dat [eiser] reeds eerder een verwijt heeft gemaakt over de onrechtmatige advisering van een tussenpersoon. Die stelling neemt [eiser] immers niet in als grondslag van zijn vordering maar als reactie op het verweer van Dexia dat de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser] moet worden gelaten (zie ook HR op 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935). Het verjaringsverweer wordt daarom eveneens verworpen.
Hypotheekschade
4.3
De kosten van de hypotheek van [eiser] komen niet voor vergoeding in aanmerking. Die schade staat namelijk te ver af van het onrechtmatig handelen van Dexia en kan niet als gevolg daarvan aan Dexia worden toegerekend. Dexia was niet betrokken bij de totstandkoming van de hypothecaire geldlening.
Wettelijke rente
4.31
[eiser] heeft wettelijke rente gevorderd over bedragen die hij op grond van de overeenkomst aan Dexia heeft voldaan, telkens vanaf de dag van elke betaling. Dexia heeft daartegen geen verweer gevoerd. De Hoge Raad heeft in een arrest van 1 mei 2015 bepaald (HR 1 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1198) dat de wettelijke rente berekend moet worden op de manier zoals door [eiser] is gevorderd. Daarom zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.32
Op 12 april 2019 heeft de Hoge Raad in een soortgelijke zaak een arrest gewezen met betrekking tot de vraag wanneer afnemers tegenover Dexia aanspraak kunnen maken op buitengerechtelijke kosten (HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590). Uitgangspunt is dat, indien de door Leaseproces verrichte werkzaamheden niet meer omvatten dan het opstellen en versturen van enkele gestandaardiseerde stukken zoals een klachtbrief, een opt-out verklaring en stuitingsbrieven, de daarmee gemoeide kosten op grond van de artikelen 6:96 lid 3 BW en 241 Rv niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dergelijke werkzaamheden moeten op een lijn worden gesteld met het opstellen en versturen van een aanmaning of een andere eenvoudige brief zoals bedoeld in HR 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7004 en HR 18 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6164. Ook het voeren van een intakegesprek, het beoordelen van de haalbaarheid van de aanspraken en het adviseren daaromtrent en het verzamelen van gegevens om de omvang van de aanspraken te kunnen bepalen, zijn werkzaamheden die moeten worden verricht ter voorbereiding van een procedure en die derhalve onder artikel 6:96 lid 3 BW en artikel 241 Rv vallen.
4.33
[eiser] heeft in deze procedure niet gesteld dat andere werkzaamheden zijn verricht dan hierboven bedoeld. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen geheel worden afgewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.34
[eiser] vordert het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dexia voert hiertegen verweer.
4.35
Volgens vaste jurisprudentie kan aangenomen worden, dat degene, die een veroordeling tot betaling van een geldsom vordert, het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft (HR 27 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2602), terwijl een daartegenover gesteld restitutierisico geconcretiseerd moet worden (HR 17 juni 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1400). Dat de executie mogelijk tot ingrijpende gevolgen leidt, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, staat op zichzelf niet in de weg aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad, maar is slechts een omstandigheid die meegewogen moet worden (HR 28 mei 1993, ECLI:NL:HR:1993: ZC0976). Het gestelde restitutierisico is niet geconcretiseerd voor wat betreft de situatie van [eiser] . Het belang van Dexia weegt niet zwaarder dan het belang van [eiser] , zodat de vorderingen van [eiser] – zoals gevorderd – uitvoerbaar bij voorraad zullen worden verklaard.
In reconventie
4.36
Toewijzing van de vordering in conventie leidt in het onderhavige geval tot afwijzing van de vorderingen in reconventie. Dexia heeft immers geen belang meer bij een beslissing over de vernietigbaarheid van de overeenkomst en de vraag of [verweerder] is blootgesteld aan het risico op een onaanvaardbaar zware financiële last. Gelet op het oordeel in conventie, waaruit blijkt dat Dexia nog bedragen aan [verweerder] verschuldigd is, zal ook de gevorderde verklaring voor recht dat Dexia niets meer aan [verweerder] verschuldigd is, worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
Samenvattend
4.37
Samenvattend zal als volgt worden beslist. De onder I gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Aan schadevergoeding wordt een bedrag van € 26.423,69 toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente. De onder III gevorderde verklaring voor recht wordt eveneens toegewezen. Voor het overige worden de vorderingen in conventie afgewezen. De vordering in reconventie wordt in zijn geheel afgewezen.
Proceskosten
4.38
Dexia is in deze procedure op de meeste punten in het ongelijk gesteld. Zij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. Het door [eiser] aan de rechtbank verschuldigde griffierecht dient door de griffier in overeenstemming te worden gebracht met de toegewezen hoofdsom. Dexia dient het verhoogde griffierecht aan [eiser] te vergoeden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld;
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 26.423,69, te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf de dag van de door [eiser] gedane betalingen tot de dag van algehele voldoening;
verklaart voor recht dat [eiser] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is;
veroordeelt Dexia in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 476,- aan griffierecht, € 98,01 aan dagvaardingskosten en € 960,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien Dexia niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 100,- aan nasalaris. En indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis voor wat de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt Dexia in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 210,- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
26975