ECLI:NL:RBROT:2021:11765
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van Dexia in aandelenleaseovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, en Dexia Nederland B.V. De eiser had een aandelenleaseovereenkomst afgesloten met Dexia, waarbij hij met geleend geld in aandelen belegde. Na afloop van de overeenkomst bleek er een restschuld te zijn, die de eiser niet kon betalen. De eiser vorderde onder andere een verklaring voor recht dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en dat hij de restschuld niet verschuldigd was. Dexia erkende dat zij niet had gewaarschuwd voor het risico van een restschuld, maar voerde aan dat de vordering van de eiser was verjaard en dat er sprake was van eigen schuld aan de zijde van de eiser. De kantonrechter oordeelde dat Dexia haar zorgplicht had geschonden door onvoldoende te waarschuwen voor de risico's van de aandelenleaseovereenkomst. De rechter verklaarde voor recht dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en veroordeelde Dexia tot schadevergoeding aan de eiser, waarbij de restschuld niet verschuldigd was. De kantonrechter wees ook de vordering tot vergoeding van hypotheekschade af, omdat deze niet direct aan het onrechtmatig handelen van Dexia kon worden toegerekend. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en Dexia werd veroordeeld in de proceskosten.