In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2021, staat de vraag centraal of de heffingsambtenaar van de gemeente Capelle aan den IJssel tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiser tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak voor het belastingjaar 2020. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 31 januari 2020, waarin de waarde van zijn onroerende zaak op € 241.000,- was vastgesteld. Na het uitblijven van een uitspraak op bezwaar, heeft eiser verweerder in gebreke gesteld en beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen.
De rechtbank oordeelt dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uitspraak op bezwaar op de juiste wijze is verzonden. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak niet aangetekend is verzonden en dat verweerder niet beschikt over bewijs van verzending. Hierdoor is het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard. Eiser heeft ook verzocht om een dwangsom, maar de rechtbank oordeelt dat hij geen recht heeft op een dwangsom, omdat de ingebrekestelling niet op regelmatige wijze is aangeboden door PostNL. De rechtbank concludeert dat verweerder het griffierecht van € 49,- aan eiser moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 534,-.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.