ECLI:NL:RBROT:2021:1888
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning en terugvordering van kinderopvangtoeslag 2018 in verband met niet voldoen aan voorwaarden
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2018. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen. De Belastingdienst had in een eerder besluit vastgesteld dat de toeslagpartner van eiseres in 2018 niet voldeed aan de voorwaarden voor het ontvangen van de toeslag, omdat hij geen re-integratietraject volgde en niet werkte. Eiseres voerde aan dat haar toeslagpartner, die een Wajong-uitkering ontving, onder begeleiding van het UWV stond en dat zij te goeder trouw waren bij de aanvraag van de toeslag.
De rechtbank oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de toeslagpartner in 2018 voldeed aan de voorwaarden zoals gesteld in de Wet kinderopvang. De rechtbank benadrukte dat medische omstandigheden niet onder de verantwoordelijkheid van de Belastingdienst vallen en dat de wet geen ruimte biedt voor uitzonderingen op de gestelde eisen. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van de kinderopvangtoeslag terecht was en dat het beroep van eiseres ongegrond was. De rechtbank weigerde ook om de terugvordering te matigen, aangezien de financiële omstandigheden van eiseres geen bijzondere omstandigheden vormden die tot matiging konden leiden.
De uitspraak werd gedaan door rechter F.P.J. Schoonen, in aanwezigheid van griffier C.H.I. Zwaneveld-Butter. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.