Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
- ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte wegens ontoerekeningsvatbaarheid.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van goederen op een metrostation in Rotterdam. De verdachte, die preventief gedetineerd was in de P.I. Vught, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Küçükünal. De officier van justitie, mr. T.H. Slieker, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychische stoornis, namelijk schizofrenie, en dat deze stoornis zijn gedragingen tijdens het delict heeft beïnvloed.
De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de vernielingen, waaronder zestien ruiten van een metrostation en twee prullenbakken, zonder nadere motivering vastgesteld, aangezien de verdachte het feit heeft bekend. De rechtbank heeft de conclusies van de psychiater overgenomen, die adviseerde om de verdachte niet strafbaar te verklaren vanwege zijn psychische toestand. De rechtbank heeft besloten om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en een zorgmachtiging te verlenen op grond van de Wet Forensische Zorg, voor de duur van zes maanden. Dit besluit is genomen in het belang van de verdachte en ter voorkoming van recidive.
De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de toepasselijke wettelijke voorschriften, zoals artikelen 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, in acht genomen. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter mr. V.F. Milders en de rechters mr. J.M.L. van Mulbregt en L. Stevens, in aanwezigheid van griffier mr. M. van der Hoeff.