ECLI:NL:RBROT:2021:3095
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening inzake woningsluiting op grond van de Opiumwet met bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die geconfronteerd werd met een last onder bestuursdwang, opgelegd door de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had besloten de woning van de verzoeker te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, omdat er een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in de woning was aangetroffen. De verzoeker, die al twintig jaar in de woning woont, betwistte de noodzaak van de sluiting en voerde aan dat hij geen verwijt kon worden gemaakt voor de aanwezigheid van de drugs, aangezien hij niet op de hoogte was van de activiteiten van zijn neef, die in de woning verbleef.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de sluiting onevenredig zou zijn in verhouding tot de doelen van het beleid. De verzoeker kampt met ernstige psychiatrische problematiek en heeft de woning nodig als veilige haven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik heeft kunnen maken, gezien de omstandigheden van de verzoeker en het feit dat er geen eerdere incidenten waren geweest in de afgelopen twintig jaar.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoeker, en bepaald dat de burgemeester het betaalde griffierecht en de proceskosten van de verzoeker moet vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van individuele omstandigheden in bestuursrechtelijke handhaving.