ECLI:NL:RBROT:2021:4173
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de Minister voor Rechtsbescherming
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister voor Rechtsbescherming over de weigering van de afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). De eiser had op 3 december 2019 een aanvraag ingediend voor een VOG voor een functie als vrijwilliger bij Stichting Laurens in Rotterdam. De aanvraag werd afgewezen op basis van justitiële gegevens die in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) waren geregistreerd. De rechtbank oordeelde dat de Minister terecht had overwogen dat de strafbare feiten van eiser, die binnen de terugkijktermijn waren gepleegd, een risico voor de samenleving vormden en dat dit een belemmering was voor de afgifte van de VOG. De rechtbank benadrukte dat de belangen van de samenleving bij bescherming tegen de vastgestelde risico’s zwaarder wogen dan het belang van eiser bij de afgifte van de VOG. Eiser had meerdere keren met justitie in aanraking gekomen en de rechtbank concludeerde dat het tijdsverloop sinds de laatste veroordeling te kort was om te concluderen dat het risico voor de samenleving voldoende was afgenomen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de Minister.