In deze zaak gaat het om de ontbinding van een NVM koopovereenkomst voor een woning, waarbij de eisers, [eiser 2] c.s., de gedaagden, [gedaagde 1] c.s., verwijten dat zij tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen. De koopovereenkomst werd op 25 september 2019 gesloten, met een koopsom van € 253.000,00. De gedaagden waren verplicht om uiterlijk op 15 november 2019 een bankgarantie te stellen of een waarborgsom te storten, wat zij niet hebben gedaan. De eisers hebben de gedaagden in gebreke gesteld en op 13 december 2019 de koopovereenkomst ontbonden. De gedaagden beroepen zich op een financieringsvoorbehoud, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet hebben voldaan aan hun inspanningsverplichting om de financiering te verkrijgen. De rechtbank concludeert dat de ontbinding van de koopovereenkomst door de eisers rechtsgeldig was en dat de gedaagden een boete van 10% van de koopsom verschuldigd zijn, die wordt gematigd tot € 5.500,00. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers toe en veroordeelt de gedaagden tot betaling van de boete en de proceskosten.