Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] , eiseres,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
Overwegingen
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de slachthal van [eiseres]
.Voor de rechtbank staat in voldoende mate vast dat deze runderen niet bestemd waren voor de rituele slacht. Uit het rapport van bevindingen volgt namelijk dat de slagers in opdracht waarvan het vlees werd geslacht, hebben verklaard dat het vlees niet bestemd was voor rituele slacht en dat zij niet om onbedwelmde slacht hadden verzocht. Daarnaast zag de toezichthouder blijkens het rapport op de vier gecontroleerde karkassen geen enkel kenmerk dat te herleiden was naar een onbedwelmde slacht (bijvoorbeeld een ‘halal’ stempel). Eiseres heeft de verklaring van de slagers en het ontbreken van kenmerken ook niet betwist. Voorts heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat onderdelen van het karkas wel als halal zouden zijn verkocht. De in bezwaar overgelegde pakbonnen zien op in 2018 geslachte runderen en hebben dus geen betrekking op de in het rapport genoemde vijf runderen. Aldus staat voor de rechtbank in voldoende mate vast dat eiseres runderen heeft gedood zonder voorafgaande bedwelming terwijl deze runderen niet bestemd waren voor de rituele slacht.
.Op grond van het Bpb wordt voor de reiskosten een bedrag toegekend dat gelijk is aan de reiskosten per openbaar vervoer, tweede klasse. Gelet hierop stelt de rechtbank de te vergoeden reiskosten van de directeur van eiseres conform opgave vast op € 38,10. Ook heeft eiseres een bedrag van € 55,80 aan verschotten opgegeven. Volgens eiseres ziet dit op de kosten van het aangetekend versturen, papier, postzegels en enveloppen. Dergelijke kosten worden op grond van het Bpb echter niet vergoed. Daarnaast heeft eiseres gevraagd om vergoeding van verletkosten voor het bijwonen van de zitting door de gemachtigde, de directeur van eiseres. Eiseres heeft een bedrag van € 360,- opgegeven voor zes uren. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat dit betrekking heeft op de behandeling van al haar beroepen tezamen op de zitting van 9 juni 2021. Eiseres heeft een loonspecificatie van de gemachtigde overgelegd en daarop staat een uurloon van afgerond € 50,-. Gelet op de reistijd van de gemachtigde en de duur van de gezamenlijke behandeling van de beroepen van eiseres inzake de Wet dieren vindt de rechtbank een vergoeding voor vijf uren redelijk. De toe te kennen verletkosten voor die beroepen van eiseres tezamen zijn dan € 250,-. In totaal moet dus voor het bijwonen van de zitting door de gemachtigde van eiseres een bedrag van € 288,10 (reiskosten en verletkosten) worden vergoed. Het gaat hier om een gezamenlijk behandeling van meerdere beroepen en de rechtbank zal dit bedrag dan ook evenredig verdelen over de drie beroepen van eiseres die op dezelfde zitting zijn behandeld en gegrond zijn verklaard vanwege een overschrijding van de redelijke termijn. Dat betekent dat in ROT 19/6423, ROT 20/535 en ROT 20/542 een bedrag van € 96,04 per beroep aan eiseres wordt vergoed. Omdat in dit beroep de overschrijding van de redelijke termijn zowel verweerder als de rechtbank is aan te rekenen dienen verweerder en de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) ieder de helft daarvan te vergoeden, dus € 48,02.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de boete;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit;
- herroept het primaire besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de boete;
- stelt het boetebedrag vast op in totaal € 4.000,-;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres € 177,- aan griffierecht vergoedt;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) aan eiseres € 177,- aan griffierecht vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 48,02;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 48,02.