In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de aansprakelijkheid van borgstellers voor de terugbetaling van een geldlening centraal. De eiseres, WM Works Accountancy & Advies B.V., had een geldlening verstrekt aan een maatschap, die haar verplichtingen niet nakwam. De rechtbank oordeelde dat de borgstellers, die zich bij de overeenkomst van 8 mei 2015 hadden verbonden, hoofdelijk aansprakelijk waren voor de terugbetaling van het resterende bedrag van de lening. De rechtbank stelde vast dat het restant van de lening, inclusief rente, € 60.467,98 bedroeg, en dat de borgstellers Loro Viking B.V., Monte Rosa B.V., Orikus B.V. en Bluebells B.V. hoofdelijk moesten betalen. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf 1 januari 2021.
Daarnaast werd er een vordering behandeld die voortvloeide uit een eerdere partnerovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat alleen de maten die op 15 augustus 2005 deel uitmaakten van de maatschap konden worden aangesproken voor de goodwillvergoeding. Loro Viking werd veroordeeld tot betaling van een deel van de wettelijke rente en proceskosten, in totaal € 3.158,38, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 januari 2021. De proceskosten in conventie werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. In reconventie werd een verklaring voor recht afgegeven dat WM Works over de goodwillvergoeding geen hogere rente kon executeren dan de wettelijke rente.
Het vonnis werd uitgesproken op 21 juli 2021 door mr. C. Bouwman en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.