ECLI:NL:RBROT:2021:8055

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
C/10/621613 / JE RK 21-1853
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing in een weekendpleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak is ingediend door de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (GI) op 1 juli 2021, met als doel [naam kind] gedurende een weekend per twee weken in een weekendpleeggezin te plaatsen voor de duur van een jaar. De moeder van [naam kind] heeft de volledige zorg over het kind, terwijl de vader niet aanwezig was tijdens de zitting.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder behoefte heeft aan tijd voor zichzelf en dat het weekendpleeggezin een veilige plek biedt voor [naam kind]. De moeder heeft echter aangegeven dat zij het niet noodzakelijk vindt dat er een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend, omdat zij de zorg voor [naam kind] kan blijven dragen. De kinderrechter heeft de argumenten van de GI en de moeder afgewogen en geconcludeerd dat de uithuisplaatsing niet noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind].

De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen, met de verwachting dat de GI en de moeder het verblijf van [naam kind] bij het weekendpleeggezin in goed overleg kunnen organiseren. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. L. Amperse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/621613 / JE RK 21-1853
datum uitspraak: 19 juli 2021

beschikking

in de zaak van
de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2020 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 1 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 6 juli 2021.
Op 19 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.A. Tahavol,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de moeder.
Bij beschikking van rechtbank Rotterdam van 9 november 2020 is [naam kind] (destijds nog een ongeboren kind) onder toezicht gesteld tot 9 november 2021.
Het Gerechtshof Den Haag heeft de beschikking van de rechtbank Rotterdam van
9 november 2020 bekrachtigd.

Het verzoek

De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing om [naam kind] gedurende een weekend per twee weken in een voorziening voor weekendpleegzorg te plaatsen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De afgelopen maanden is een weekendpleeggezin geregeld voor [naam kind]. De moeder heeft behoefte aan tijd voor zichzelf, zodat zij weer nieuwe energie kan opdoen. Het is belangrijk dat [naam kind] op die momenten kan verblijven op een veilige plek. Eerder heeft de moeder de gemaakte regels daaromtrent niet opgevolgd. De moeder heeft [naam kind] achtergelaten bij de grootmoeder moederszijde, terwijl de GI met de moeder heeft afgesproken dat dit niet mag gebeuren.
Het weekendpleeggezin zorgt ervoor dat moeder wordt ontlast. Het weekendpleeggezin kan ook meekijken naar de ontwikkeling van [naam kind] en hierover - indien nodig - met de moeder in gesprek gaan. De moeder gaat binnenkort op zichzelf wonen. Het is prettig als zij een ondersteunend netwerk heeft.
De machtiging tot uithuisplaatsing is nodig om de moeder een steuntje in de rug te geven. Het is van belang dat de moeder de afspraken met het weekendpleeggezin ook nakomt als haar motivatie wat minder is. [naam kind] is gebaat bij regelmaat en stabiliteit. De verzochte machtiging is bovendien conform de werkwijze van de GI; indien er een weekendpleeggezin wordt ingezet, verzoekt de GI altijd een machtiging tot uithuisplaatsing.

Het standpunt van de moeder

Namens en door de moeder is ter zitting het volgende naar voren gebracht.
De moeder heeft kort geleden kennis gemaakt met het weekendpleeggezin. De kennismaking is goed verlopen. Op 31 juli 2021 gaat de moeder opnieuw met [naam kind] langs bij het weekendpleeggezin, zodat hij daar kan wennen. Binnenkort zal [naam kind] ook een nachtje bij hen blijven slapen. De moeder vindt het fijn dat [naam kind] eens in de twee weken een weekend naar het weekendpleeggezin kan. Zij draagt momenteel de volledige zorg voor [naam kind]. De vader wil pas na een DNA-test zijn verantwoordelijkheid nemen.
Volgens de moeder is een machtiging uithuisplaatsing niet noodzakelijk om het verblijf van [naam kind] bij het weekendpleeggezin te waarborgen. De moeder staat volledig achter het plan om [naam kind] een weekend per twee weken bij een weekendpleeggezin te laten verblijven.
De GI zou meer vertrouwen moeten hebben in de moeder. Zij moet zich al aan een hele set met regels houden. De moeder moet de kans krijgen om te laten zien dat zij zich aan de afspraken kan houden. Indien dit niet lukt, kan de GI een schriftelijke aanwijzing geven. Een machtiging tot uithuisplaatsing is echter niet noodzakelijk.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder met [naam kind] bij Zij aan Zij verblijft. Binnenkort zal de moeder zelfstandig gaan wonen. De moeder draagt de volledige zorg over [naam kind]. Hierdoor blijft er onvoldoende tijd over voor de moeder om zelfstandig dingen te ondernemen. De moeder heeft bij de GI aangegeven dat zij af en toe behoefte heeft aan tijd voor zichzelf. Na een negatieve screening door pleegzorg is besloten dat de moeder [naam kind] niet bij de grootmoeder moederszijde mag brengen. Andere mogelijkheden binnen het netwerk zijn er niet. De GI heeft daarom voorgesteld om op zoek te gaan naar een weekendgastouder. De moeder heeft hiermee ingestemd.
Inmiddels heeft de GI een weekendpleeggezin voor [naam kind] gevonden. De GI verzoekt nu een machtiging om [naam kind] een weekend per twee weken in een voorziening voor weekendpleegzorg te plaatsen voor de periode van een jaar.
Het staat buiten kijf dat de moeder en [naam kind] gebaat zijn bij de inzet van een weekendpleeggezin. Beoordeeld dient te worden of in deze situatie een machtiging tot uithuisplaating noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 1:265a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een minderjarige die onder toezicht is gesteld slechts met een machtiging tot uithuisplaatsing uit huis worden geplaatst. De gedachte achter het genoemde wetsartikel is dat een GI niet zonder toestemming van een kinderrechter een kind uit huis kan plaatsen. Het onduidelijk hoe deze wetsbepaling zich verhoudt tot de plaatsing van een minderjarige - die onder toezicht is gesteld - in een weekendpleeggezin. Uit de jurisprudentie blijkt dat wisselend wordt gedacht over de noodzaak van een machtiging tot uithuisplaatsing in dit soort situaties.
In 2020 heeft de rechtbank Den Haag deze vraag voorgelegd aan de Hoge Raad. Helaas heeft de Hoge Raad deze prejudiciële vraag niet beantwoord (ECLI:NL:HR:2021:748). De AG is in haar conclusie wel op de vraag ingegaan en heeft aangegeven dat het afhankelijk is van de omstandigheden of in een specifieke situatie een machtiging tot uithuisplaatsing is vereist. Volgens de AG is het in ieder geval van belang dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van zijn of haar geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Als een kind slechts enkele dagen in een ander gezin verblijft zal daar niet zonder meer sprake van zijn. Voorkomen moet worden dat in het geval een kind bij zijn opa gaat logeren, verzocht wordt om een machtiging tot uithuisplaatsing, zo stelt de AG. Bij de beantwoording van de vraag of een machtiging tot uithuisplaatsing vereist is, zijn volgens de AG de volgende omstandigheden relevant:
  • het karakter van de uithuisplaatsing en de duur van de uithuisplaatsing;
  • de overheveling van de zeggenschap van de dagelijkse verzorging en opvoeding van de met het gezag belaste ouder(s) naar de instelling/personen waar de minderjarige verblijft;
  • bij wie het initiatief ligt van het verblijf buiten het gezin.
De kinderrechter oordeelt als volgt.
In de onderhavige situatie heeft de moeder zelf bij de GI aangegeven dat zij af en toe wat ademruimte kan gebruiken. Zij kan de zorg voor [naam kind] met niemand delen. In overleg met moeder is daarom een weekendpleeggezin gevonden waar [naam kind] één keer per twee weken een weekend zal verblijven. Het verblijf bij het weekendpleeggezin heeft weliswaar een structureel karakter, maar blijft evenwel beperkt in duur tot slechts enkele dagen per maand. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is niet gebleken dat de moeder de betreffende weekenden niet voor [naam kind] kan zorgen. Het is slechts zo dat de moeder over het geheel genomen behoefte heeft aan enige ondersteuning en tijd voor zichzelf.
Er is geen sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid met betrekking tot de verzorging en opvoeding van [naam kind], aangezien [naam kind] slechts eens per twee weken een weekend bij het weekendpleeggezin zal verblijven. Bovendien verzet de moeder zich niet tegen de plaatsing van [naam kind] in het weekendpleeggezin. Integendeel; zij vindt het fijn dat [naam kind] naar het weekendpleeggezin kan gaan en staat hier volledig achter.
Gelet op al het voorgaande, is de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van de [naam kind] niet noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI afwijzen.
De kinderrechter verwacht dat de GI en de moeder het verblijf van [naam kind] bij het weekendpleeggezin in goed overleg kunnen organiseren. Indien de moeder op een later moment toch weigert om mee te werken, ligt voor de GI de weg open naar een schriftelijke aanwijzing.
De beslissing
De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2021 door mr. L. Amperse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.