ECLI:NL:RBROT:2021:8925

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
ROT 20/5213
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van verzoek om schadevergoeding voor redelijke kosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2021, in de zaak ROT 20/5213, heeft de rechtbank het verzoek van de verzoeker om schadevergoeding toegewezen. De verzoeker had de korpschef van politie verzocht om vergoeding van schade die hij had geleden door een onrechtmatige intrekking van toestemming voor werkzaamheden bij een beveiligingsorganisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef erkende dat de intrekking onrechtmatig was en aansprakelijk was voor de geleden schade. De verzoeker had kosten gemaakt voor het vaststellen van deze schade en aansprakelijkheid, welke hij begrootte op € 2.429,08. De rechtbank oordeelde dat de kosten redelijk waren en dat er geen omstandigheden waren die dit in twijfel trokken. De rechtbank heeft de korpschef veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, het griffierecht en de proceskosten van de verzoeker. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5213

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2021 in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. Z.M. Nasir,
en

de korpschef van politie, verweerder,

gemachtigde: [naam].

Procesverloop

Bij brief van 6 maart 2019 en het e-mailbericht van 2 april 2020 heeft verzoeker verweerder verzocht om vergoeding van door hem geleden schade.
Bij verzoekschrift van 8 oktober 2020 heeft verzoeker de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de schade die hij heeft geleden.
Nadat geen van partijen heeft aangegeven ter zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1
Verweerder heeft de eerder aan verzoeker verleende toestemming, om voor een beveiligingsorganisatie werkzaamheden te mogen verrichten, ingetrokken. Deze beslissing heeft verweerder na bezwaar volledig herzien.
1.2
Verweerder heeft erkend dat de intrekkingsbeslissing een onrechtmatige beslissing is die hem kan worden toegerekend en dat hij voor de geleden schade aansprakelijk is.
1.3
Verweerder heeft de inkomsten vergoed die verzoeker door de onrechtmatige beslissing heeft misgelopen.
2
2.1
Verzoeker heeft verzocht om verweerder te veroordelen tot het betalen van de kosten die hij heeft gemaakt om de schade en aansprakelijkheid vast te stellen en om buiten rechte voldoening te verkrijgen. Deze kosten heeft hij op € 2.429,08 begroot, bestaande uit
7 uur en 18 minuten aan werkzaamheden van zijn advocaat, met een uurtarief van € 275,00 en btw. Verzoeker heeft als onderbouwing hiervan een urenoverzicht van zijn advocaat overgelegd. Het verzoek ziet niet op de advocaatkosten die verzoeker in verband met het bezwaar en een voorlopige voorziening tegen de intrekkingsbeslissing heeft gemaakt.
2.2
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend, maar uit de stukken blijkt dat verweerder het bedrag aan advocaatkosten niet redelijk vindt en dat verweerder de helft daarvan al te veel vindt. De rechtbank begrijpt hieruit dat verweerder niet ontkent dat hij aan verzoeker een bedrag aan advocaatkosten verschuldigd is en dat de aansprakelijkheid voor deze schade tussen partijen dus geen discussiepunt is. De rechtbank beperkt zich in deze uitspraak dan ook tot de vraag in hoeverre de advocaatkosten voor vergoeding in aanmerking komen.
2.3
Uit rechtspraak van De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(de Afdeling) blijkt dat de bestuursrechter bij de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding zoveel mogelijk bij het civiele schadevergoedingsrecht aansluiting zoekt. De rechtbank verwijst voor deze lijn naar de uitspraak van de Afdeling van 28 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:907.
2.4
Uit rechtspraak van de Hoge Raad der Nederlanden (HR) blijkt dat redelijke kosten voor het vaststellen van schade en aansprakelijkheid en voor het verkrijgen van voldoening buiten rechten op de voet van artikel 6:96, tweede lid, aanhef en onder b en c, van het Burgerlijk Wetboek als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen. Deze vergoeding heeft als doel dat de benadeelde (ook) op het punt van de gemaakte kosten in de vermogenspositie komt te verkeren waarin de benadeelde zou hebben verkeerd als gebeurtenis waardoor hij of zij is benadeeld niet zou hebben plaatsgevonden. Aan de hand van deze maatstaf moet de vraag worden beantwoord in hoeverre de kosten die de benadeelde heeft gemaakt voor vergoeding in aanmerking komen. Hierbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang. De rechtbank verwijst voor deze lijn naar de uitspraak van de HR van 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2797.
2.5
De rechtbank stelt vast dat de verrichtte werkzaamheden uit het urenoverzicht van de advocaat van verzoeker zijn terug te voeren op correspondentie die in het dossier aanwezig is. In de periode van belang waren er twee schadeposten die berekend moesten worden, zijn er stukken voor de onderbouwing van de misgelopen inkomsten door verweerder opgevraagd en namens verzoeker ingediend en speelde er een discussie over de vraag of de advocaatkosten moesten worden vergoed en welke juridische procedure daarvoor moest worden doorlopen. Verder zijn er tussen verzoeker en zijn advocaat verschillende overlegmomenten geweest. Verweerder heeft geen omstandigheden aangevoerd waarom de tijd die de advocaat van verzoeker aan de verschillende werkzaamheden heeft besteed of het uurtarief onredelijk zouden zijn. De rechtbank is van dergelijke omstandigheden op basis van de stukken ook niet gebleken. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat de verzochte advocaatkosten onredelijk zijn.
De rechtbank merkt nog op dat verweerder het bedrag dat verzoeker verzoekt kennelijk te gering vindt om in deze procedure een verweerschrift op te stellen en in te dienen, maar het te hoog vindt om het bedrag daadwerkelijk te vergoeden. Daarbij lijkt verweerder vanuit principiële overwegingen de situatie tot een procedure te willen laten uitlopen. De rechtbank stelt vast dat verweerder zijn kennelijk als principieel bedoelde standpunt dan vervolgens niet verder uitwerkt.
3
3.1
De rechtbank wijst het verzoek van verzoeker, om verweerder te veroordelen tot het betalen van de kosten die hij heeft gemaakt om de schade en aansprakelijkheid vast te stellen en om buiten rechte voldoening te verkrijgen, toe.
3.2
Omdat de rechtbank het verzoek om schadevergoeding toewijst, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
3.3
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een van € 748,00 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • wijst het verzoek om schadevergoeding toe;
  • veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding aan verzoeker
  • bepaalt dat verweerder aan verzoeker het betaalde griffierecht van € 178,00 vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 13 september 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.