ECLI:NL:RBROT:2022:10431

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
10164060
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming en buitengerechtelijke ontbinding van huurovereenkomst wegens burgemeesterssluiting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Waterweg Wonen en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, Waterweg Wonen, heeft de gedaagde aangesproken op de ontruiming van een woning en een garage, na een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. De achtergrond van de zaak betreft een huurovereenkomst die sinds 1993 bestond, waarbij de gedaagde de woning en garage huurde. De huurovereenkomst werd ontbonden na een burgemeesterssluiting op basis van een inspectie door de Veiligheidsregio, die ernstige veiligheidsrisico's constateerde in de woning van de gedaagde, waaronder geblokkeerde vluchtwegen en een onveilige situatie door een hoge vuurlast. Waterweg Wonen heeft de gedaagde gesommeerd om de woning op te ruimen en de huurovereenkomst te beëindigen, maar de gedaagde heeft hier niet op gereageerd. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de gedaagde correct was opgeroepen, maar niet is verschenen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Waterweg Wonen een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming van de woning, en heeft de vordering tot ontruiming toegewezen. De ontruimingstermijn is vastgesteld op drie dagen na betekening van het vonnis. De vordering tot ontruiming van de garage is afgewezen, omdat Waterweg Wonen onvoldoende heeft aangetoond dat er ook daar sprake was van een spoedeisend belang. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10164060 \ VV EXPL 22-441
datum uitspraak: 24 november 2022
vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Waterweg Wonen,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.M.J. Martinot,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘Waterweg Wonen’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 1 en 3november 2022, met producties;
  • de publicatie in de Staatscourant van 4 november 2022;
  • de e-mail van Waterweg Wonen van 15 november 2022, met één productie;
  • de e-mail van Waterweg Wonen van 16 november, met aanvullende producties.
1.2.
Op 17 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens Waterweg Wonen aanwezig de heer [naam01] (woonconsulent), bijgestaan door de gemachtigde mr. M.M.J. Martinot. [gedaagde01] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Tussen Waterweg Wonen als verhuurder en [gedaagde01] als huurder bestaat sinds
2 november 1993 een huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte aan de [adres01] in Vlaardingen (hierna: ‘de woning’). Daarnaast huurt [gedaagde01] sinds 18 november 2013 van Waterweg Wonen een parkeervoorziening/garage aan de [adres02] in Vlaardingen (hierna: ‘de garage’).
2.2.
De huur van de woning bedraagt momenteel € 568,61 per maand en de huur van de garage € 143,22 per maand. Deze huurbedragen dienen voor de eerste van de maand voldaan te worden.
2.3.
De huurovereenkomst van de woning luidt - voor zover van belang - als volgt:
“(…) Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als woonruimte ten behoeve van huurder en leden van zijn gezin. (…)”
2.4.
Op de huurovereenkomst van de woning is het ‘Huurreglement voor Zelfstandige Woonruimte’ van 31 maart 1992 van toepassing (hierna: ‘het huurreglement’) Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) 6.1. Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming van woonruimte gebruiken.
(…)
7.1.
Huurder dient er voor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren en door diegenen die hij heeft toegelaten in of om het gehuurde. (…)”
2.5.
Op de huurovereenkomst van de garage zijn de ‘Algemene Huurvoorwaarden voor parkeervoorzieningen’ van 1 januari 2005 van toepassing. Deze voorwaarden luiden - voor zover van belang - als volgt:
“(…) 12.2 Zowel verhuurder als huurder kunnen zonder opgaaf van redenen de huurovereenkomst eenzijdig beëindigen door opzegging per de eerste van de maand en met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. De opzegging geschiedt bij aangetekende brief of deurwaardersexploot. (…)”
2.6.
Op 29 september 2022 is de brandweer de woning van [gedaagde01] binnengetreden. Op 4 oktober 2022 heeft de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (hierna: de ‘VVR’) in de woning van [gedaagde01] een inspectie uitgevoerd en een zogenaamde vuurlastberekening gemaakt.
2.7.
Op 12 oktober 2022 heeft de Gemeente Vlaardingen een brief aan Waterweg Wonen gezonden met - voor zover van belang - de volgende inhoud:
“(…) Op 4 oktober 2022 heeft de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) op ons verzoek de woning gelegen aan de [adres01] bezocht.
Daarbij is vastgesteld dat in de bezochte woning grote hoeveelheden verzamelde spullen zijn opgeslagen door uw huurder. De geconstateerde stapelhoogte bedroeg gemiddeld 1,6 meter over de gehele oppervlakte van de woning.
Tijdens het bezoek is verder geconstateerd dat:
a.
a) vluchtwegen. geblokkeerd zijn;
b) kamers niet/moeilijk bereikbaar zijn;
c) de afsluiter van het gas niet bereikbaar is;
d) de meterkast niet bereikbaar is;
e) de elektra onveilig wordt gebruikt; en
f) er onvoldoende afstand is tussen het kooktoestel en brandbare materialen.
Aan de hand van de zogenoemde vuurlast wordt bezien of deze woonsituatie verantwoord en dus voldoende veilig is. (…)
De vuurlast in de woning wordt door de VRR aan de hand van de geconstateerde hoeveelheden opgeslagen goederen geschat op een factor 7,3 hoger dan toegestaan voor een woning (berekend conform NEN 6090).
Gezien het verhoogde risico op brand en de hoge vuurlast voldoet de woning niet aan de
randvoorwaarden om hier veilig in te kunnen leven.
(…)
Gelet op de hierboven omschreven constatering hebben wij het voornemen u met een besluit een last onder bestuursdwang op te leggen. De last onder bestuursdwang zal inhouden dat u de geconstateerde overtreding dient te laten beëindigen en beëindigd te laten houden, door ervoor zorg te dragen dat in/door de woning geen gevaar meer ontstaat dan wel voortduurt voor de (brand)veiligheid. (…)”
2.8.
Bij brief van 6 oktober 2022 heeft Waterweg Wonen [gedaagde01] gesommeerd de vuurlast in de woning per direct terug te brengen tot een normale waarde en daartoe de woning op te ruimen.
2.9.
De woning is op 15 oktober 2022 gesloten op last van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen op grond van artikel174a Gemeentewet jo. artikel 17 van de Woningwet.
2.10.
De gemachtigde van Waterweg Wonen heeft op 20 oktober 2022 per aangetekende post een brief aan [gedaagde01] gezonden, waarin - voor zover relevant - het volgende is opgenomen:
“(…) U heeft niet aan de sommatie van 6 oktober 2022 voldaan. Integendeel, in plaats van een einde te maken aan de gevaarlijke situatie en uw woning leeg te ruimen, heeft u gedreigd `de boel in de fik te steken'.
De burgemeester van Vlaardingen heeft naar aanleiding van de gevaarlijke situatie in uw woning het besluit genomen uw woning te sluiten. Dit besluit geeft Waterweg Wonen de bevoegdheid de huurovereenkomst die zij met u heeft, buitengerechtelijk te ontbinden. Bij deze maakt zij van deze bevoegdheid gebruik. Vanaf heden is dus geen sprake meer van een huurovereenkomst tussen u en Waterweg Wonen. Dit betekent dat - zodra de sluiting door de gemeente is opgeheven - de woning door u moet worden opgeleverd aan Waterweg Wonen. Ik hoor graaguiterlijk maandag 24 oktober 2022van u of u daarmee instemt. (…)
Tevens maakt Waterweg Wonen van deze gelegenheid gebruik de huurovereenkomst tussen u en Waterweg Wonen voor de garage, gelegen aan de [adres02] in Vlaardingen, op te zeggen.
Met inachtneming van het bepaalde in de ‘Algemene huurvoorwaarden Parkeervoorzieningen’ zegt Waterweg Wonen de overeenkomst per 1 december 2022 op en zegt zij tegen diezelfde datum de ontruiming aan. (…)”
2.11.
Bij besluit van 16 november 2022 is aan Waterweg Wonen een last onder bestuursdwang opgelegd, die inhoudt dat zij uiterlijk 30 november 2022 de geconstateerde overtredingen moet (laten) beëindigen en er voor zorg moet dragen dat in/door de woning geen gevaar voor de (brand)veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

3.Het geschil

3.1.
Waterweg Wonen eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen om de gehuurde woning en de garage te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 78,70 aan schadevergoeding voor het herstel van de deur, met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 1.137,22 aan huurachterstand ten aanzien van de woning, met rente en de lopende huur vanaf 1 november 2022;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 286,44 aan huurachterstand ten aanzien van de garage, met rente en de lopende huur vanaf 1 november 2022;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Waterweg Wonen baseert de eis primair op het volgende. [gedaagde01] heeft geen recht of titel meer op grond waarvan hij aanspraak op de woning kan maken, omdat Waterweg Wonen de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden vanwege de burgemeesterssluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet jo. artikel 17 van de Woningwet. Subsidiair stelt Waterweg Wonen zich op het standpunt dat [gedaagde01] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, hetgeen in een bodemprocedure zonder twijfel zal leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De woning van [gedaagde01] staat overvol met spullen en is niet normaal doorloopbaar. [gedaagde01] gebruikt de woning als opslagruimte. Dit leidt tot een gevaarlijke situatie omdat in geval van calamiteiten de woning slecht toegankelijk is. [gedaagde01] gedraagt zich hiermee niet als goed huurder. Daarnaast is sprake van een huurachterstand ten aanzien van de woning en van een onbetaalde factuur met betrekking tot het herstel van de toegangsdeur van de woning. Deze deur is door de politie opengebroken omdat [gedaagde01] weigerde open te doen.
3.3.
Waterweg Wonen heeft de huurovereenkomst van de garage per 1 december 2022 opgezegd. Om proceseconomische redenen vordert Waterweg Wonen in deze procedure ook ontruiming van de garage door [gedaagde01] . Daarnaast heeft [gedaagde01] ook ten aanzien van de garage een huurachterstand laten ontstaan.
3.4.
[gedaagde01] is niet ter zitting verschenen en heeft ook geen schriftelijk verweer ingediend.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de door Waterweg Wonen overgelegde originele dagvaarding is gebleken dat [gedaagde01] correct voor de zitting is opgeroepen. Ook de overige bij wet voorgeschreven formaliteiten zijn in acht genomen. Daarom is verstek verleend tegen [gedaagde01] .
4.2.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen.
4.3.
Uit de aard van de zaak is voldoende gebleken dat Waterweg Wonen een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vordering.
4.4.
Vooropgesteld wordt dat in geval van verstek een vordering wordt toegewezen, tenzij de vordering de kantonrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
4.5.
Nu de stellingen van Waterweg Wonen niet zijn weersproken, moet in rechte van de juistheid daarvan worden uitgegaan. Uit de brief van de Gemeente Vlaardingen van 12 oktober 2022 over het voornemen een last onder bestuursdwang op te leggen kan worden afgeleid dat geconstateerd is dat er ten aanzien van de woning sprake is van een onverantwoorde woonsituatie, onder meer doordat de woning niet of nauwelijks begaanbaar is, vluchtwegen geblokkeerd zijn en onveilig gebruik wordt gemaakt van de elektra. In dat verband is bovendien nader toegelicht dat dit in geval van calamiteiten tot een gevaarlijke situatie leidt, omdat de hulpdiensten in dat geval de woning niet of nauwelijks kunnen betreden. Voldoende gebleken is dat deze redenen ook ten grondslag lagen aan het besluit van 15 oktober 2022 om de woning op last van de burgemeester te sluiten en het besluit van 16 november 2022, waarbij ook daadwerkelijk een last onder bestuursdwang aan Waterweg Wonen is opgelegd.
4.6.
Op grond van het voorgaande acht de kantonrechter het aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure wordt geoordeeld dat het proportioneel is dat Waterweg Wonen van haar buitengerechtelijke ontbindingsbevoegdheid, die volgt uit artikel 7:231 lid 2 BW in samenhang met artikel 17 van de Woningwet, gebruik heeft gemaakt. Dat betekent dat [gedaagde01] geen recht of titel meer heeft op grond waarvan hij aanspraak op de woning kan maken. Daarom wordt de vordering tot ontruiming van de woning toegewezen.
4.7.
De ontruimingstermijn wordt in redelijkheid gesteld op drie dagen na betekening van dit vonnis.
4.8.
De vordering tot ontruiming van de eveneens door [gedaagde01] gehuurde garage wordt afgewezen. Waterweg Wonen heeft onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat ook ten aanzien van de garage sprake is van een spoedeisend belang, waarbij in aanmerking is genomen dat door Waterweg Wonen ter zitting is verklaard dat met betrekking tot de garage op dit moment geen sprake is van een (potentieel) gevaarlijke situatie.
4.9.
Ook de vorderingen tot betaling van de betaling van de huurachterstanden ten aanzien van de woning en de garage, de toekomstige huurtermijnen en de schadevergoeding voor het herstel van de deur worden afgewezen, omdat ook ten aanzien van die vorderingen niet gebleken is dat er sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van Waterweg Wonen. Daarnaast weegt daarbij tevens mee dat [gedaagde01] niet in deze procedure is verschenen en het de kantonrechter op dit moment - gelet op de in de processtukken geschetste gezondheidssituatie van [gedaagde01] - niet opportuun acht op deze punten in onderhavig kort geding een voorlopig oordeel te geven.
4.10.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Waterweg Wonen tot vandaag vast op € 267,96 aan dagvaardingskosten (bestaande uit de kosten van de dagvaardingen van 1 en 3 november 2022), € 365,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 1.130,96. Voor kosten die Waterweg Wonen maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen drie dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] in Vlaardingen te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Waterweg Wonen te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van Waterweg Wonen tot vandaag vastgesteld op € 1.130,96;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
44487