ECLI:NL:RBROT:2022:10945

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
10016809 / CV EXPL 22-22622
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot betaling na derdenbeslag door het CAK

In deze zaak heeft het CAK, gevestigd in ’s-Gravenhage, een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] naar aanleiding van een dwangbevel. De procedure begon op 22 juli 2022 met de uitgifte van een dagvaarding aan [gedaagde01]. Op 16 augustus 2022 werd er een verstekvonnis gewezen, maar het CAK heeft later aangegeven dat dit verstekvonnis ten onrechte was gewezen, omdat [gedaagde01] op de rolzitting van 2 augustus 2022 een reactie had ingediend. De zaak werd vervolgens op 6 oktober 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van het CAK aanwezig was, maar [gedaagde01] niet. Het CAK heeft een vordering tot betaling van € 1.504,74, plus buitengerechtelijke incassokosten en rente, ingediend, omdat [gedaagde01] niet heeft voldaan aan de verplichting om een verklaring af te leggen over de vorderingen die door het beslag zijn getroffen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde01] in gebreke is gebleven en heeft de vordering van het CAK toegewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] niet heeft gereageerd op de sommaties en dat de vordering tot betaling van de hoofdsom, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten terecht zijn ingediend. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het CAK het bedrag kan incasseren voordat de zaak definitief is afgerond. De proceskosten zijn vastgesteld op € 869,83, en [gedaagde01] is veroordeeld tot betaling van het totale bedrag van € 1.777,85 aan het CAK, inclusief rente vanaf 22 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10016809 / CV EXPL 22-22622
datum uitspraak: 25 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
CAK,
gevestigd in ’s-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: Geerlings & Hofstede Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam,
tegen
[gedaagde01],
gevestigd in [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam01] .
De partijen worden hierna ‘het CAK’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op 22 juli 2022 heeft de deurwaarder, namens het CAK, een dagvaarding aan [gedaagde01] uitgebracht. Bij die dagvaarding zitten vijf bijlagen.
1.2.
Op 16 augustus 2022 is een verstekvonnis gewezen.
1.3.
Bij brief van 1 september 2022 heeft het CAK de kantonrechter bericht dat zij vermoedt dat het verstekvonnis ten onrechte is gewezen, omdat [gedaagde01] op de rolzitting van 2 augustus 2022 een reactie op de dagvaarding heeft ingediend.
1.4.
Bij brief van 12 september 2022 heeft het CAK desgevraagd het originele verstekvonnis van 16 augustus 2022 aan de kantonrechter geretourneerd.
1.5.
Bij brief van 30 september 2022 is aan het CAK en [gedaagde01] medegedeeld dat deze zaak op 6 oktober 2022 om 09:30 uur op zitting wordt behandeld, gelijktijdig met de zaak met zaaknummer 10016687 / CV EXPL 22-22612.
1.6.
Op 6 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens de gemachtigde van het CAK is de heer [naam02] verschenen. Namens [gedaagde01] is niemand verschenen.

2.De feiten

2.1.
Het CAK heeft op grond van een dwangbevel een vordering op de heer [naam03] (‘ [naam03] ’). Het CAK heeft dit dwangbevel aan [naam03] betekend. [naam03] is niet tot betaling overgegaan.
2.2.
Het CAK heeft hierna inkomensgegevens bij het UWV opgevraagd, om beslag te leggen op de inkomsten van [naam03] . Gebleken is dat [naam03] een arbeidsovereenkomst heeft met [gedaagde01] .
2.3.
Op 10 mei 2022 heeft het CAK vervolgens voor een bedrag van € 1.504,74 executoriaal derdenbeslag gelegd onder [gedaagde01] op de inkomsten van [naam03] . Bij dit derdenbeslag is in tweevoud het formulier ex artikel 475 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) gevoegd. Het derdenbeslag is op 11 mei 2022 overbetekend aan [naam03] .
2.4.
[gedaagde01] heeft niet na twee weken na het leggen van het beslag verklaring gedaan van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Het CAK heeft [gedaagde01] bij brieven van 31 mei 2022 en 20 juni 2022 gesommeerd om alsnog te verklaren en de inhouding van mei 2022 aan (de gemachtigde van) het CAK af te dragen. Hier heeft [gedaagde01] niet aan voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Het CAK eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 1.777,85 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.504,74 en buitengerechtelijke incassokosten van € 273,11.
3.2.
Het CAK baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] had op grond van artikel 476a Rv twee weken na het leggen van beslag verklaring moeten doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Dat heeft [gedaagde01] , ook na twee sommaties, niet gedaan. Het CAK houdt [gedaagde01] daarom op grond van artikel 477a lid 1 Rv aansprakelijk voor het bedrag waarvoor beslag is gelegd, als ware [gedaagde01] dat bedrag zelf verschuldigd. [gedaagde01] moet daarnaast aan het CAK de schade vergoeden die zij heeft geleden ten gevolge van het niet doen van verklaring door [gedaagde01] , welke kosten op grond van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten zijn berekend.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Door verschillende omstandigheden is er niet ingegaan op het verzoek van het CAK om het loon van [naam03] in te houden. [naam03] heeft meerdere schuldeisers. Er hebben al meerdere loonbeslagen plaatsgevonden sinds [naam03] bij [gedaagde01] in dienst is getreden. [gedaagde01] heeft daar op dit moment geen overzicht van. Het is voor [gedaagde01] niet mogelijk om het verzoek van alle schuldeisers in te willigen, ook omdat dit zal leiden tot een grotere inhouding dan de beslagvrije voet. [gedaagde01] wil desondanks alsnog meewerken en het verzoek van het CAK inwilligen.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 476a lid 1 Rv was [gedaagde01] - zodra twee weken waren verstreken na het leggen van het beslag - verplicht om te verklaren welke vorderingen en zaken door het gelegde beslag waren getroffen. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde01] deze verklaring niet heeft gedaan. Dit betekent dat [gedaagde01] , zoals het CAK heeft geëist, wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd (artikel 477a lid 1 Rv). Hoewel [gedaagde01] is toegelaten alsnog een verklaring te doen ten overstaan van de kantonrechter, is zij niet op de mondelinge behandeling verschenen en [gedaagde01] heeft ook op andere wijze niet van zich laten horen, dan wel alsnog een verklaring afgelegd. De vordering van het CAK tot betaling van € 1.504,74 aan hoofdsom wordt dan ook toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.2.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen.
4.3.
De rente over de hoofdsom wordt ook toegewezen, omdat uit de stellingen van het CAK volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist. De rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat het CAK deze kosten al aan haar gemachtigde heeft betaald.
proceskosten
4.4.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van het CAK tot vandaag vast op € 130,83 aan dagvaardingskosten, € 365,00 aan griffierecht en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 187,00 tarief). Dit is totaal € 869,83. Voor kosten die het CAK maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 93,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan het CAK te betalen € 1.777,85 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.504,74 vanaf 22 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van het CAK tot vandaag vastgesteld op € 869,83;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
38671