Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
- [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 1.777,85 met rente;
- [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft het CAK, gevestigd in ’s-Gravenhage, een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] naar aanleiding van een dwangbevel. De procedure begon op 22 juli 2022 met de uitgifte van een dagvaarding aan [gedaagde01]. Op 16 augustus 2022 werd er een verstekvonnis gewezen, maar het CAK heeft later aangegeven dat dit verstekvonnis ten onrechte was gewezen, omdat [gedaagde01] op de rolzitting van 2 augustus 2022 een reactie had ingediend. De zaak werd vervolgens op 6 oktober 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van het CAK aanwezig was, maar [gedaagde01] niet. Het CAK heeft een vordering tot betaling van € 1.504,74, plus buitengerechtelijke incassokosten en rente, ingediend, omdat [gedaagde01] niet heeft voldaan aan de verplichting om een verklaring af te leggen over de vorderingen die door het beslag zijn getroffen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde01] in gebreke is gebleven en heeft de vordering van het CAK toegewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] niet heeft gereageerd op de sommaties en dat de vordering tot betaling van de hoofdsom, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten terecht zijn ingediend. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het CAK het bedrag kan incasseren voordat de zaak definitief is afgerond. De proceskosten zijn vastgesteld op € 869,83, en [gedaagde01] is veroordeeld tot betaling van het totale bedrag van € 1.777,85 aan het CAK, inclusief rente vanaf 22 juli 2022.