Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser, en [naam eiseres] , eiseres, uit [plaatsnaam 1] , samen eisers,
de burgemeester van Gorinchem (burgemeester),
[naam partij]uit [plaatsnaam 2] (derde-partij).
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Naar aanleiding van meldingen via Meld Misdaad Anoniem en op het politiebureau bezorgde anonieme briefjes, waarin melding werd gemaakt van handel in verdovende middelen door [naam 4] ( [naam 4] ), zoon van eisers, heeft de politie op 9 juni 2021 een onderzoek ingesteld naar [naam 4] .
In de slaapkamer van [naam 4] werd, in de kast in verschillende dvd hoesjes, een totaal geldbedrag van € 930,- aangetroffen. Ook werden twee boksbeugels aangetroffen.
Tijdens het onderzoek kwam eveneens naar voren dat eiser, in de korte tijd dat hij op zijn slaapkamer was, een envelop had gepakt waarin een geldbedrag van € 17.800,- bleek te zitten in coupures van 18 biljetten van € 500,-, 20 biljetten van € 200,-, 16 biljetten van € 100,- en 64 biljetten van € 50,-. Eiser kon niet aangeven hoe hij aan de coupures van € 500,- en € 200,- kwam.
De MMA melding, de bevindingen van de politie en de aangetroffen hoeveelheden verdovende middelen geven aan dat er sprake is van flinke handel in verdovende middelen. De verdovende middelen worden op verschillende locaties bewaard.
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De in de woning aangetroffen gebruikershoeveelheid bevond zich in een nektasje om de hals van de zoon van eisers en uit de bestuurlijke rapportage volgt ook niet dat de woning werd gebruikt als bewaarlocatie. Integendeel, uit de rapportage blijkt dat de drugs werden bewaard in de auto’s van de zoons van eisers. Verder zijn er in de woning geen handelsattributen aangetroffen, zoals lege verpakkingsmaterialen, gripzakjes of ponypacks, een grammenweegschaal, versnijdingsmiddel etc.
Dat op de pollepel/soeplepel cocaïneresten zijn aangetroffen, is alleen maar een aanwijzing dat er meer cocaïne was dan in het nektasje is aangetroffen, maar die cocaïneresten kunnen ook te maken hebben met eigen gebruik en het aantreffen daarvan zegt niets over hoeveelheden. Dit laatste geldt ook voor de omstandigheid dat de speurhond aansloeg bij het toilet. Daar komt bij dat niet uitgesloten is dat, zoals eisers hebben aangevoerd ter zitting, de speurhond ook kan aanslaan om andere redenen, bijvoorbeeld omdat een drugsgebruiker daar heeft geplast. De rechtbank acht het ook niet aannemelijk dat, zoals de burgemeester in navolging van de bestuurlijke rapportage stelt, [naam 5] met een pollepel/soeplepel cocaïne zou hebben opgeschept en door het toilet zou hebben gespoeld toen de politie de woning binnenkwam. Er is geen lege verpakking aangetroffen met cocaïneresten, waaruit die cocaïne afkomstig zou zijn. Het ligt bovendien meer voor de hand dat, wanneer grote haast geboden is omdat de politie binnenvalt, een verpakking wordt leeggegooid in het toilet of een verpakking met cocaïne in zijn geheel door het toilet wordt gespoeld. Aan de omstandigheden dat er cocaïne op de pollepel/soeplepel zat en de speurhond aansloeg bij het toilet, kunnen dan ook geen conclusies worden verbonden over de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in de woning en het al dan niet betrokken zijn van de woning in de drugshandel.
Verder is niet aannemelijk geworden dat het bij eiser aangetroffen contante geldbedrag van € 17.800,- gerelateerd kan worden aan drugshandel. In de bestuurlijke rapportage is weliswaar vermeld dat eiser geen verklaring kon geven hoe hij aan de biljetten van € 500,- en € 200,- was gekomen en dat hij dit geld probeerde te verbergen, maar eiser heeft ter zitting verklaard dat hij meteen bij de huiszoeking heeft verklaard dat het zijn eigen geld is. Eisers verklaring dat het zijn eigen spaargeld is, heeft hij bij de hoorzitting onderbouwd met een brief van de ABN AMRO Bank van 29 mei 2020 waarin staat dat het huurcontract van zijn safeloket wordt beëindigd, en met een verklaring van [naam 6] van 9 augustus 2021 waarin staat dat hij het spaarbedrag van eiser heeft gewisseld voor € 500,- en € 200,- biljetten. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2021, dat ten grondslag ligt aan de bestuurlijke rapportage, volgt niet dat aan eiser is gevraagd hoe hij aan de biljetten kwam. Ook blijkt uit dit proces-verbaal dat de stelling dat eiser probeerde het geld te verbergen moet worden gerelativeerd. Weliswaar heeft eiser het geld uit zijn slaapkamer gehaald en in zijn broekzak gedaan, maar uit het proces-verbaal blijkt dat toen de verbalisant aan eiser vroeg of er nog meer geld in de woning was, eiser antwoordde dat er nog ongeveer € 15.000,- was, en vervolgens de envelop met het geld uit zijn broekzak haalde toen de verbalisant hem vroeg waar hij dit bewaarde. Gelet op dit alles kon de burgemeester niet zonder nadere motivering eisers verklaring naast zich neerleggen en had de burgemeester, gelet op de door eisers overgelegde onderliggende processen-verbaal, ook op dit punt de bestuurlijke rapportage kritisch moeten bezien.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
artikel 2.1. van de Beleidsregel– voor zover relevant – gaat de burgemeester bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie. In de Aanwijzing Opiumwet wordt met betrekking tot harddrugs onder een gebruikershoeveelheid verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangeboden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet (in elk geval een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram); een consumptie-eenheid van 5 ml GHB. Grotere hoeveelheden worden aangemerkt als een handelsvoorraad.
artikel 3.4.2. van de Beleidsregel– voor zover relevant – wordt vanwege het grote gevaar voor de openbare orde en de volksgezondheid dat uitgaat van de illegale handel in drugs bij een handelshoeveelheid harddrugs derhalve in beginsel ook bij woningen direct overgegaan tot een sluiting. Er zal echter nadrukkelijk worden bezien of het geval daadwerkelijk ernstig genoeg is om direct over te kunnen gaan tot sluiting, of dat er gelet op de feiten en omstandigheden van het specifieke geval nog van sluiting dient te worden afgezien.
artikel 3.5 van de Beleidsregel– voor zover relevant – worden de verzwarende omstandigheden, oftewel indicatoren, genoemd die relevant zijn bij deze afweging. De indicatorenlijst is niet limitatief en heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van een enkele hieronder genoemde omstandigheid kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting van een woning en af te zien van een waarschuwing.
artikel 4.1. van de Beleidsregelwordt zowel voor woningen als lokalen bij een sluiting in beginsel uitgegaan van een sluitingsperiode van drie maanden. Deze termijn is minimaal nodig om de geschonden openbare orde te herstellen en de overige hiervoor genoemde doelen te bereiken die met de sluiting worden voorgestaan. In het geval van verzwarende omstandigheden (bijvoorbeeld combinatie van indicatoren, weging van de indicatoren) kan de termijn opgehoogd worden tot zes maanden. Op deze wijze kan maatwerk worden geleverd passend bij de ernst van de situatie.