Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 20 april 2022, met bijlagen 1 tot en met 6;
- het antwoord, met bijlagen 1 tot en met 5;
- de brief van 8 juni 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van 8 juli 2022 van [gedaagde01] , met bijlage 6;
- de e-mail van 4 augustus 2022 van Axoft, met bijlage 7;
- de spreekaantekeningen van de beide gemachtigden van partijen;
- aan de zijde van Axoft: [naam01] (algemeen directeur), [naam02] (adviseur) en de gemachtigde van Axoft;
- aan de zijde van [gedaagde01] : [naam03] (maat) en
2..De feiten
3..Het geschil
- [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 210.829,- met btw en rente;
- [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
- De functiewijziging van de [naam gebouw01] van een uitsluitend 203a-kantoorruimte naar een combinatie van kantoorruimten en een hotel (290-bedrijfsruimte), kwalificeert als een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW juncto artikel 7:208 BW. Er is slechts één receptie voor beide functies, alle algemene ruimtes zoals de fitness, het restaurant en de parkeergarage worden gedeeld met de hotelgasten en zowel boven als onder het gehuurde verblijven hotelgasten. Hierdoor heeft Axoft niet het huurgenot wat zij mocht verwachten bij het aangaan van de huurovereenkomst.
- Daarnaast is [gedaagde01] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, omdat zij geen renovatievoorstel heeft gedaan, hetgeen zij conform artikel 13.2 van de algemene bepalingen verplicht is te doen.
- Door de gedwongen opzegging van de huurovereenkomst heeft Axoft schade geleden ter hoogte van € 210.829,-. Deze schade bestaat uit kosten voor de restwaarde van de investering, de fysieke verhuizing, de kosten van de makelaar voor de aanhuur van een nieuwe locatie, de aansluiting en verhuizing netwerkapparatuur, signing, de externe communicatie en de juridische adviseurs.
- Er is geen sprake van een gebrek. Exploitatie van een hotel in hetzelfde gebouw als waar ook kantoren gevestigd zijn, is niet ongebruikelijk en zelfs zeer gewild. De verbouwing vindt momenteel nog plaats, waardoor nog niet gesproken kan worden van hinder door het gebruik van een gedeelte van het gebouw als hotel. Artikel 7:204 BW ziet op een gebrek wanneer sprake is van een evidente omstandigheid. Een vermoeden dat mogelijk hinder wordt ondervonden kan niet worden beschouwd als een gebrek.
- Evenmin is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst danwel artikel 13.2 van de algemene bepalingen. Het gehuurde betreft het deel van de onroerende zaak dat contractueel door Axoft wordt gehuurd. De renovatie en/of verbouwing vindt niet plaats aan het gehuurde, maar in een (ander) deel van de onroerende zaak. Artikel 13.2 is daardoor niet aan de orde. Bovendien heeft [gedaagde01] wel degelijk vroegtijdig contact gehad met Axoft en is zij ingegaan op de door Axoft gedane verzoeken. Axoft heeft nimmer aangegeven waarom de bedrijfsactiviteiten van Axoft niet samen zouden gaan met de transformatie tot hotelaccommodatie.
- Voorts betwist [gedaagde01] de hoogte van de door Axoft gestelde en gevorderde schade.