ECLI:NL:RBROT:2022:11476

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
10/111093-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake onderzoekswensen in strafzaak Leuvehaven met betrekking tot Sky-ECC

Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993 en preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam. De beslissing betreft een aanhoudingsverzoek van de verdediging in verband met gestelde en te stellen prejudiciële vragen en onderzoekswensen, specifiek met betrekking tot Sky-ECC. De rechtbank heeft de onderzoekswensen van de verdediging beoordeeld en geconcludeerd dat deze onvoldoende gemotiveerd zijn. De verdediging had verzocht om aanhouding van de zaak in afwachting van prejudiciële vragen die door andere rechtbanken aan de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn gesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de onderzoekswensen niet voldoen aan de eisen die de Hoge Raad stelt aan dergelijke verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdediging niet duidelijk heeft gemaakt welke onrechtmatigheden aan de orde zijn en hoe de verzochte getuigen of stukken relevant zouden zijn voor de zaak. De rechtbank heeft daarom alle verzoeken van de verdediging afgewezen, met de opmerking dat de verdediging in de toekomst opnieuw kan verzoeken om herziening van dit oordeel indien de antwoorden van de Hoge Raad of het Hof van Justitie aanleiding geven tot herziening.

Uitspraak

Rechtbank RotterdaM

Team straf 2
Parketnummer: 10/111093-22
Datum beslissing: 23 december 2022
Tussenbeslissingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, met betrekking tot de onderzoekswensen van de verdediging in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1993,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Algemeen

Deze tussenbeslissing wordt gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2022. Op deze pro forma-/regiezitting zijn de door de verdediging vooraf, op 9 oktober 2022, ingediende onderzoekswensen en de daarop gegeven reactie van de officier van justitie mr. H.A. van Wijk van 12 oktober 2022 besproken. De rechtbank heeft bepaald dat er na deze zitting nog één extra schriftelijke ronde zou plaatsvinden en de rechtbank vervolgens schriftelijk een beslissing zou nemen op de onderzoekswensen.
De rechtbank heeft in het kader van deze schriftelijke ronde de volgende stukken ontvangen:
een e-mail van de raadsman van 3 november 2022 met nadere onderzoekswensen, met bijlagen, en;
een e-mail van de officier van justitie van 23 november 2022 met een reactie op de nadere onderzoekswensen van de verdediging, met bijlagen.
Daarna zijn bij de rechtbank vervolgens nog de volgende stukken binnengekomen:
3. een e-mail van de raadsman van 27 november 2022 waarin hij reageert op de e-mail van 23 november 2022 van de officier van justitie;
4. een e-mail van 28 november 2022 van het Openbaar Ministerie, met als bijlage een aanvullend proces-verbaal met betrekking tot de nieuwe release van chatberichten in het onderzoek Argus, en;
5. een e-mail van de officier van justitie van 29 november 2022 met een reactie op de e-mail van de raadsman van 27 november 2022.
De rechtbank merkt op voorhand op dat alle overwegingen en daaraan gekoppelde beslissingen die hierna volgen naar hun aard en inhoud – gelet op de fase waarin de behandeling van de strafzaken zich bevindt – een voorlopig karakter hebben.
2.
Aanhoudingsverzoek naar aanleiding van te stellen en gestelde prejudiciële vragen
De raadsman heeft in zijn e-mail van 3 november 2022 gewezen op de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 24 oktober 2022 in het onderzoek Shifter (een Encrochat/Sky-ECC-zaak) om prejudiciële vragen te gaan stellen aan de Hoge Raad en de op 19 oktober 2022 door het Landgericht in Berlijn gestelde prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Hij heeft primair verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van deze nog te stellen en gestelde prejudiciële vragen en, zolang die uitkomst nog niet vaststaat, nog geen uitspraak te doen in de vorm van een eindvonnis en ook nog geen beslissing te nemen op de ingediende onderzoekswensen. Aangevoerd is dat de beantwoording van deze prejudiciële vragen van belang is voor de uitkomst en de juridische weging van de zaak. De verdediging heeft daarbij geopperd dat de rechtbank ook bij deze prejudiciële vragen zou kunnen aansluiten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit aanhoudingsverzoek moet worden afgewezen.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de rechtbank Noord-Nederland inmiddels, bij beslissing van 19 december 2022, prejudiciële vragen aan de Hoge Raad heeft gesteld die met name zien op de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In het onderzoek Shifter is sprake van zowel Encrochat- als Skygegevens, zodat de antwoorden op de prejudiciële vragen mogelijk relevantie kunnen hebben in deze zaak. Hetzelfde geldt voor de prejudiciële vragen die naar aanleiding van de beslissing van de Berlijnse rechtbank d.d. 19 oktober 2022 aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zullen worden gesteld.
Daartegenover staat dat dat de rechtbank, mede door de chronologie van het indienen van processtukken en de zich (deels) daarna voorgedaan hebbende gebeurtenissen, zich reeds een oordeel heeft kunnen vormen over de inhoud van de door de verdediging ingediende onderzoekswensen. Hieronder zal de rechtbank tot de slotsom komen dat deze onderzoekswensen zullen worden afgewezen omdat zij, kort gezegd, onvoldoende gemotiveerd zijn. De kern van dit oordeel komt voort uit het gegeven dat uit de verzoeken van de verdediging niet volgt welke stellingen de verdediging betrekt, welke verweren zullen worden gevoerd, waar de onderzoekswensen betrekking op hebben en welke onrechtmatigheden aan de orde zijn. Dit maakt dat de rechtbank de inhoud van de prejudiciële vragen en de mogelijke antwoorden daarop niet kan relateren aan, en dus niet kan betrekken bij, de aan de orde zijnde onderzoekswensen. Bovendien liggen die wensen reeds nu voor afwijzing gereed. Hierom, maar ook vanwege de vergevorderde regiefase waarin onderhavige zaak zich momenteel bevindt, afgezet tegen het prille stadium waarin het proces ten aanzien van de gestelde prejudiciële vragen zich momenteel bevindt, zal de rechtbank het verzoek tot aanhouding afwijzen en op grond van de huidige stand van zaken een (voorlopig) oordeel geven over de door de raadsman geformuleerde onderzoekswensen.
De rechtbank ziet om dezelfde redenen in dit stadium geen aanleiding om bij de gestelde prejudiciële vragen aan te sluiten. Voor zover dit een verzoek van de raadsman was, wordt dit verzoek daarom om die reden afgewezen.
Mochten de antwoorden van de Hoge Raad en/of het Hof van Justitie te zijner tijd aanleiding geven tot herziening van dit voorlopig oordeel, dan wordt de verdediging bekend verondersteld met de geëigende weg dit wederom onder de aandacht van de rechtbank te brengen.

3..Onderzoekswensen verdediging

De verdediging heeft – samengevat weergeven en voor zover de rechtbank begrijpt – de volgende onderzoekswensen ingediend:
Verzoeken met betrekking tot Sky-ECC (door de verdediging ‘skyonderzoekswensen’ genoemd, genummerd 1 t/m 22), die er – kort gezegd – toe strekken een volledig beeld te kunnen krijgen over de start van het onderzoek dat heeft geleid tot de interceptie van Sky-ECC gegevens. De uitkomst van deze verzoeken zou verweren met betrekking tot de rechtmatigheid van het onderzoek kunnen onderbouwen. Daarbij gaat het om onder meer het verstrekken van (nadere) stukken en het horen van getuigen (de officieren van justitie, de officieren van justitie bij het Landelijk Parket aangeduid als [functionariscode01] , [functionariscode02] en [functionariscode03] en onderzoeksleiders van het Nederlands, Belgische en Franse onderzoek in 2018 in het kader van de Nederlandse en Belgische Europese Onderzoeksbevelen en het opstarten van het onderzoek door Frankrijk).
Verzoeken om een nadere toelichting van het Openbaar Ministerie met betrekking tot geheimhouderscommunicatie (hetgeen ook onderdeel is van verzoek 1).
Het verzoek om alle personen als getuigen te horen waarvan uit het dossier blijkt dat het medeverdachten zijn en/of dat met die personen over mogelijke verdovende middelen zou zijn gesproken, waaronder de met naam genoemde medeverdachten/getuigen in de zaak Jetski (onderzoek Echinops).
Het verzoek om alle Skyberichten die aan de verdachte en zijn medeverdachten worden toegedicht op een gegevensdrager te ontvangen en bij het Nederlands Forensisch Instituut deze berichten (de ruwe data) in het systeem Hansken te kunnen bekijken, alsook het verzoek tot het kunnen inzien van de Skyberichten van de verdachten in de zaak Jetski (onderzoek Echinops) (de gehele groepsgesprekken en alle door hen gevoerde gesprekken van daarvoor en daarna).
Daarnaast heeft de verdediging een groot aantal Sky ID’s genoemd onder het kopje ‘algemeen in het kader van identificatie welke wordt betwist en het aantonen van de onschuld van cliënt’ (p. 17 en 18 van het inleidende verzoek van mr. Raza), waarbij het de rechtbank niet duidelijk is welk verzoek ten aanzien hiervan wordt gedaan.

4..Kader van de beoordeling van deze verzoeken

In algemene zin is de stelling dat een verdachte aanspraak kan maken op kennisneming van alle informatie die als resultaat van opsporing is verkregen of als aanleiding voor de opsporing heeft gediend, onjuist. Het gaat erom dat de verdediging de mogelijkheid heeft om de resultaten van onderzoek te onderzoeken, te betwisten en tot op zekere hoogte te controleren, voor zover relevant in het licht van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal de onderzoekswensen van de verdediging beoordelen aan de hand van de onderstaande criteria, zoals opgenomen in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:6511). Hierin is adequaat en in lijn met de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad verwoord hoe een verzoek om nader onderzoek dient te worden gemotiveerd.
De verdediging heeft het recht om getuigen te doen horen die in het belang van de verdediging worden geacht. Dat recht is echter niet onbeperkt en mag worden begrensd in het belang van een goede procesorde (“
proper administration of justice”, EHRM 14 februari 2008, 66802-01, Dorokhov).
Als uitgangspunt geldt dat van de verdediging mag worden verwacht dat een verzoek tot het horen van getuigen voldoende wordt gemotiveerd, en dat duidelijk wordt toegelicht waarom het horen van die getuige van belang is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv (ECLI:NL:HR: 2014:1496). De eisen die aan die motivering mogen worden gesteld verschillen echter per type getuige.
4.1
Belastende getuigen
Uit het Keskin-arrest (EHRM 19 januari 2021, 2205/16) en het daaropvolgende post-Keskin arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:576) volgt dat in bepaalde gevallen het belang van de verdediging bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld, zodat van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd. In dat geval kan de verdachte ook niet worden tegengeworpen dat hij zich beroept op zijn zwijgrecht. Het moet dan gaan om:
  • een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen;
  • terwijl deze getuige al een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking;
  • en die verklaring door de rechter voor het bewijs van het ten laste gelegde feit zou kunnen worden gebruikt.
Desalniettemin mag een verzoek tot het horen van een belastende getuige worden afgewezen als:
  • onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord;
  • er een gegrond vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige in gevaar wordt gebracht;
  • de getuige onmiskenbaar irrelevant of overbodig is, omdat het (opnieuw) horen van de getuige voor de bewijsvoering van geen enkel belang of toegevoegde waarde zal zijn.
Voor een juiste beoordeling van het verzoek kan het – ook bij belastende verklaringen – nodig zijn dat de verdediging toelicht
  • welke onderdelen worden betwist en;
  • waarover de getuige moet worden ondervraagd.
Die toelichting kan in het bijzonder van betekenis zijn als de genoemde afwijzingsgronden aan de orde kunnen zijn of als het verzoek betrekking heeft op een groot aantal getuigen en de rechter (of rechter-commissaris) voor de beslissing staat of al deze getuigen moeten worden gehoord of dat wordt volstaan met een aantal van hen.
4.2
Ontlastende getuigen
Voor mogelijk ontlastende getuigen geldt – ook na het Keskin arrest – onverminderd dat de verdediging moet zal moeten motiveren waarom de ondervraging relevant is voor de beoordeling van het ten laste gelegde feit. (EHRM 9 mei 2017, 36658/05, Murtazaliyeva)
4.3
Rechtmatigheidsgetuigen
Ook als het gaat om getuigen die moeten worden gehoord over mogelijke vormverzuimen, zal de verdediging het verzoek voldoende moeten motiveren. (ECLI:NL:HR:2014:1496 r.o. 2.7)
In die motivering zal in elk geval moeten worden uiteengezet
  • welke onrechtmatigheid aan de orde zou zijn;
  • tot welk rechtgevolg die onrechtmatigheid op de voet van artikel 359a Sv zou leiden;
  • en wat de verzochte getuige daarover kan verklaren.
Hetgeen onder 2 en 3 is vermeld ziet eveneens op verzoeken om stukken die zien op het verkrijgen van ontlastende informatie of ertoe strekken om rechtmatigheidsverweren te kunnen voeren. Ook die verzoeken moeten door de verdediging voldoende worden gemotiveerd.

5..Beoordeling van de onderzoekswensen

De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
De verzoeken met betrekking tot Sky-ECC (de verzoeken 1 t/m 22)
De rechtbank vat deze verzoeken op als verzoeken die zien op, en zijn gedaan ter onderbouwing van, verweren die betrekking hebben op de rechtmatigheid van het onderzoek. Daarmee zullen deze verzoeken moeten voldoen aan de eisen die de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest heeft bepaald en die sindsdien als standaard gelden. De rechtbank stelt vast dat de verzoeken niet aan deze eisen voldoen. Uit hetgeen de verdediging heeft aangevoerd blijkt niet wat de verdediging met deze verzoeken bedoelt en wat de relevantie hiervan is. Niet valt op te maken welke onrechtmatigheid aan de orde zou zijn, tot welk rechtsgevolg dit verzuim zou moeten leiden en hoe de gevraagde getuigen of de verzochte stukken daarover duidelijkheid zouden kunnen scheppen. De enkele stelling dat het kennelijk in het belang van de verdediging is om een ‘volledig beeld’ te verkrijgen van het (voor)onderzoek is daartoe onvoldoende. Derhalve zal de rechtbank alle verzoeken die in dit kader door de verdediging zijn gedaan, afwijzen.
5.2
De verzoeken met betrekking tot geheimhouderscommunicatie
Ook deze verzoeken vat de rechtbank op als rechtmatigheidsverzoeken, ten aanzien waarvan zij concludeert dat die niet voldoen aan de eisen die daaraan door de Hoge Raad worden gesteld. Niet valt op te maken welke onrechtmatigheid aan de orde zou zijn, tot welk rechtsgevolg dit verzuim zou moeten leiden en hoe de verzochte stukken daarover duidelijkheid zouden kunnen scheppen. Daarbij geldt dat de stukken eventueel enige relevantie voor onderhavige zaak zouden kunnen hebben, indien zou blijken dat informatie uit geheimhouderscommunicatie op enigerlei wijze van invloed is geweest op het (verloop van) het onderzoek. Niet alleen is hiertoe door de verdediging geen begin van aannemelijkheid aangetoond, ook zou dit betrekking hebben op de fase ná de hack, waardoor dit de rechtmatigheid van de hack -en de daarmee verkregen onderzoeksresultaten- niet zou kunnen raken.
5.3
De verzoeken om het horen van medeverdachten/getuigen
De rechtbank vat de gevraagde getuigen op als mogelijk ontlastende getuigen. Hiervoor geldt, zoals hiervoor reeds is overwogen, dat de verdediging zal moeten motiveren waarom de ondervraging relevant is voor de beoordeling van het ten laste gelegde feit. Aan deze minimumeis voldoet het verzoek van de verdediging naar het oordeel van de rechtbank niet. Er is weliswaar een lijstje met te stellen vragen toegevoegd aan het verzoek, maar daaruit volgt niet dat, hoe en waarom de verzochte getuigen relevant zouden kunnen verklaren over de (betrokkenheid van de) verdachte. Het enkele feit dat zij ook door het openbaar ministerie zijn aangemerkt als betrokkenen bij de invoer van een zelfde partij cocaïne, maakt nog niet dat er sprake is van een verdedigingsbelang. Ook voor deze verzoeken geldt dat een meer concrete duiding vereist is van hetgeen de verzochte getuigen in het licht van de artikelen 348 en 350 Sv zouden kunnen verklaren. Daarbij neemt de rechtbank ook in overweging dat de omstandigheid, dat zowel de verdachte als de verzochte getuigen kennelijk verdacht worden van de invoer van een zelfde partij cocaïne, geen betekenis hoeft te hebben voor de positie van de verdachte in dit onderzoek. Het één sluit het ander, kortom, niet uit. Voor een andersluidend oordeel is door de verdediging in het verzoek onvoldoende aangevoerd. De verzoeken worden hierom afgewezen.
5.4
De verstrekking van en inzage in Sky-berichten
Door de officier van justitie is toegezegd dat aan de verdediging inzage zal worden gegeven in de chats van de account(s) die het openbaar ministerie aan de verdachte toeschrijft, alsmede de chats van accounts die aan medeverdachten in het onderzoek Leuvehaven worden gerelateerd. De verdediging heeft in zoverre bij dit verzoek geen belang meer. Hierover neemt de rechtbank op dit punt derhalve geen beslissing.
Voor de overige door de verdediging verzochte inzage/verstrekking geldt, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, dat een verdachte geen aanspraak kan maken op kennisneming van alle informatie die als resultaat van opsporing is verkregen of als aanleiding voor de opsporing heeft gediend. De officier van justitie heeft laten weten in te stemmen met inzage in de hiervoor genoemde accounts. Niet gesteld of gebleken is waarom de verdediging inzage zou moeten hebben in alle data uit het onderzoek Echinops. De verdediging heeft daarbij geen enkel concreet punt genoemd waaruit de relevantie van die data voor de zaak Leuvehaven zou blijken. De enkele stelling dat er mogelijk iets in te vinden is dat ontlastend zou kunnen zijn, is daarvoor onvoldoende. Voor het overige verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor onder 4 is overwogen.
5.5
De Sky-ID’s
De rechtbank stelt vast dat de verdediging een aantal Sky-ID’s noemt onder het kopje ‘algemeen in het kader van identificatie welke wordt betwist en het aantonen van de onschuld van cliënt’ en verder niets. De verdediging heeft niet onderbouwd wat het belang is voor de onderhavige zaak en dit is ook niet anderszins gebleken. De rechtbank zal dit verzoek als onvoldoende onderbouwd afwijzen.

6..Beslissing

De rechtbank
wijstde verzoeken
af.
Deze beslissing is op 22 december 2022 genomen door
mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier.