ECLI:NL:RBROT:2022:11898

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
10186681 VV EXPL 22-465
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming wegens ernstige overlast in zorgwoning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen De Drie Notenboomen B.V. (DDN) en [gedaagde01]. DDN, die zorgconcepten ontwikkelt en exploiteert, huurt een pand dat deels onderverhuurd wordt aan [eiseres01], die als zorgbutler fungeert. [gedaagde01] huurt een woning binnen dit pand, maar heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige overlast, waaronder grensoverschrijdend gedrag en verbale agressie, wat heeft geleid tot meerdere aangiften door medebewoners. DDN heeft [gedaagde01] in kort geding aangeklaagd om ontruiming van het gehuurde en betaling van huurachterstand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen huurovereenkomst bestaat tussen DDN en [gedaagde01], maar dat de ernstige overlast die [gedaagde01] veroorzaakt voldoende grond biedt voor ontruiming. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met een termijn van twee weken voor ontruiming, en heeft [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en proceskosten. Het gevorderde locatieverbod is afgewezen, omdat de noodzaak hiervoor onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10186681 VV EXPL 22-465
datum uitspraak: 15 december 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
De Drie Notenboomen B.V.,
vestigingsplaats: Gouda,
eiseres,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. J.P. Scheltes,
en
[eiseres01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. J.P. Scheltes,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. M.B. Visser.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk ‘DDN c.s.’ genoemd en afzonderlijk ‘DDN’ en ‘ [eiseres01] ’. Gedaagde wordt ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 november 2022, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in (voorwaardelijke) reconventie;
  • een nadere bijlage van [gedaagde01] ;
  • de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [gedaagde01] .
1.2.
Op 1 december 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig namens DDN [naam01] en [eiseres01] , bijgestaan door hun gemachtigde, en [gedaagde01] , bijgestaan door zijn gemachtigde.

2..De feiten

2.1.
DDN ontwikkelt en exploiteert concepten binnen de gezondheidszorg, waaronder het “Zorgbutler”-concept. Dit concept biedt woonzorgvoorzieningen voor zelfstandig wonende ouderen met een lichte tot middelmatige zorgvraag. De zorg wordt georganiseerd en gefaciliteerd door een zorgondernemer en zijn of haar team, de zorgbutler.
2.2.
DDN huurt in het kader van haar concept een pand aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: het pand). Een deel van het pand wordt vanaf 1 juni 2022 onderverhuurd aan [eiseres01] in haar hoedanigheid van zorgbutler, waaronder de woning op nummer [nummer01] . Deze woning (hierna: het gehuurde) wordt door [eiseres01] verhuurd aan [gedaagde01] tegen een maandelijkse huur van € 822,70 in combinatie met een zorgovereenkomst.
2.3.
Op 4 juli 2022 heeft een bewoonster van het pand tegen [gedaagde01] aangifte gedaan van aanranding. Daarin staat onder meer het volgende:
“(…)
[gedaagde01] bleef staan in mijn halletje. We stonden nog even te praten over wanneer hij zou komen. Ik liep vervolgens langs hem heen en hij pakt me. [gedaagde01] deed zijn handen over mijn borsten. Hij pakte met zijn beide handen mijn beide borsten beet.
(…).
Het duurde allemaal best lang en uiteindelijk ben ik weggekomen.
(…)
Ik was zo overstuur. Ik was kinderachtig volgens hem, hij vond het alleen maar grappig.
(…)”
2.4.
Op 4 oktober 2022 heeft een andere zorgbutler het volgende verklaard:
“(…)
Anderhalf jaar geleden, misschien al 2 jaar, was er een bewoonster [naam03] die meldde dat
er een medebewoner van beneden haar had lastiggevallen in de lift. Bij navraag bleek hij
haar te willen aanraken en zoenen. Bewoonster is snel de lift uitgegaan en had hem
aangesproken. Heeft melding gemaakt bij politie.
Dezelfde periode gaf andere bewoonster [naam04] aan dat [gedaagde01] praatje met haar
maakte en hij ook vroeg of ze het gezellig met elkaar konden hebben. En waar ze woonde.
Mevrouw heeft dit niet verteld want ze vond hem erg opdringerig. Bewoonster heeft hem
afgekapt en ontliep hem. Hij heeft vervolgens nog wel een keer aan haar gevraagd of hij
een zoen mocht geven.
Nog een andere bewoonster [naam02] vertelde dat er een man bij haar belde en vroeg
of hij op visite kon komen en wilde haar zoenen. Bewoonster heeft meteen op haar
persoonlijke alarm gebeld zodat wij van de zorg kwamen. [gedaagde01] was toen alweer
weg.
(…)
Het lijkt mij heel ongewenst en ongepast dat [gedaagde01] opnieuw in ons flat kan
komen wonen. Het is niet veilig voor andere bewoners en wij kunnen niet instaan voor die
veiligheid. Daarmee doe ik ook een aantal bewoners die al psychisch vast zijn gelopen
(ook door andere dingen) onrecht door ze weer aan dit contact bloot te stellen.
(…)"
2.5.
Een medewerker van [eiseres01] heeft als volgt verklaard:
“(…)
[gedaagde01] was erg grof gebekt en als we er wat van zeiden werd er om gelachen of met
de schouders opgehaald gereageerd en gezegd dan zeg je dat toch tegen hem.
Als ik er wat van zei kreeg ik meteen de volle laag van hem en werd het bekvechten en
gillen.
Maar het werd alleen maar erger, hij ging een schilderij ophangen bij een bewoner die
verder niemand had en daar ging hij vervelend tegen doen zoals kusjes vragen en een
beetje handtastelijk (…).
(…)
In het begin hoefde wij niks te doen maar als [gedaagde01] koffie kwam drinken had hij
het hoogste woord waardoor er andere bewoners weg bleven.
Zijn taalgebruik was vreselijk.
Hij beleefde allerlei avonturen zoals vooral met vrouwen en dat zat hij dan met een grote
mond ook te vertellen.
Kwam geregeld dronken binnen en was dan erg grof tegen het personeel, verbaal.
(...)
Er is heel veel voorgevallen met deze meneer die niet door de beugel kunnen en waardoor
hij dus echt een gevaar vormt voor onze bewoners die wel veilig moeten kunnen wonen.
Met de koffie waar andere bewoners zitten bijvoorbeeld vertellen dat hij gevraagd werd om
een vreemde vrouw op een terras te bevredigen met zijn hand!
(…)”
2.6.
In totaal hebben drie bewoners van het pand aangifte gedaan tegen [gedaagde01] . In verband daarmee zit hij sinds mei 2022 in voorlopige hechtenis. Op 13 januari 2023 vindt de behandeling van zijn strafzaak plaats.

3..Het geschil

3.1.
DDN c.s. eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten en de sleutels af te geven aan [eiseres01] ;
  • [gedaagde01] te verbieden om het pand, gelegen aan de [adres01] in [plaats01] , te betreden of aldaar te verblijven, op last van een dwangsom van € 2.000,- per overtreding;
  • [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 1.910,-, te voldoen binnen 60 dagen na het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
DDN c.s. baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en de bijbehorende algemene voorwaarden. [gedaagde01] gedraagt zich niet als een goed huurder door ernstige overlast te veroorzaken aan medewerkers en bewoners. Hij heeft daarnaast een huurachterstand laten ontstaan, die de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Tot slot zal de detentie van [gedaagde01] mogelijk nog langer duren, waardoor hij tekort zal schieten in de nakoming van zijn verplichting om zijn hoofdverblijf in het gehuurde te hebben.
3.3.
[gedaagde01] voert verweer en vordert in voorwaardelijke reconventie - voor zover de gevorderde ontruiming en het locatieverbod worden afgewezen - dat DDN c.s. bij vonnis uitvoerbaar bij vooraard wordt veroordeeld om [gedaagde01] het ongestoord huurgenot te verschaffen tot het gehuurde op straffe van een dwangsom, met veroordeling van DDN c.s. in de proceskosten.

4..De beoordeling

4.1.
Vaststaat dat tussen DDN en [gedaagde01] geen huurovereenkomst bestaat. De vorderingen tot ontruiming en betaling van de huurachterstand worden ten aanzien van DDN dan ook afgewezen.
4.2.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat hij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen. Verder moet het belang van [eiseres01] bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen van toewijzing van de vordering voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid. Als partijen een gewone procedure starten, is de rechter in die procedure niet gebonden aan deze uitspraak.
tekortkomingen
4.3.
[eiseres01] heeft drie tekortkomingen aan haar vordering tot ontruiming ten grondslag gelegd. Het zwaartepunt ligt zonder meer bij het verwijt dat [gedaagde01] ernstige overlast veroorzaakt. Als dat verwijt voldoende aannemelijk wordt geacht, kan dat namelijk als zelfstandige tekortkoming die gevorderde ontruiming rechtvaardigen. Dit geldt echter niet zozeer voor de verwijten met betrekking tot de huurachterstand en het niet hebben van het hoofdverblijf in het gehuurde. Deze tekortkomingen zouden namelijk geen van beide afzonderlijk, noch gezamenlijk, in het kader van een kort gedingprocedure tot de ontruiming als gevorderd kunnen leiden. Hierin wordt dan ook aanleiding gezien om een beoordeling van die twee verwijten in het midden te laten voor zover het de vordering tot ontruiming betreft. De bespreking van die vordering zal daarom worden beperkt tot de gestelde overlast.
ernstige overlast
4.4.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:213 BW is een huurder verplicht zich ten aanzien van gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Dit houdt onder meer in dat de huurder zich moet onthouden van gedragingen die overlast veroorzaken.
4.5.
Dat [gedaagde01] ernstige overlast veroorzaakt, is naar het oordeel van de kantonrechter op basis van de door [eiseres01] in het geding gebrachte stukken en de op zitting gegeven toelichting voldoende aannemelijk geworden. Zij heeft haar stellingen onderbouwd met de hierboven weergegeven verklaringen van haar medewerkers en bewoners van het pand. Daaruit volgt een beeld van ernstig grensoverschrijdend gedrag, zowel fysiek als verbaal, van [gedaagde01] . Door dit gedrag voelen bewoners en medewerkers zich niet meer veilig. [eiseres01] heeft op zitting uitgelegd dat als [gedaagde01] in het gehuurde blijft wonen zij die veiligheid ook niet voldoende kan garanderen, terwijl zij daarvoor als zorgondernemer wel verantwoordelijk is. Ook is verteld dat om diezelfde reden aan [gedaagde01] geen zorg meer zal en kan worden verleend. Hiertegenover heeft [gedaagde01] de verklaringen slechts in algemene zin betwist en afgedaan als vaag en weinig concreet. Ook heeft hij gezegd dat er sprake is van een complot tegen hem. Enige verdere tekst en uitleg heeft hij daarover echter niet gegeven of kunnen geven. Een en ander maakt dat hij de hem verweten en onderbouwde overlast in dit kort geding onvoldoende heeft weersproken.
4.6.
Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat met grote mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat de bodemrechter op grond van de ernst van de overlast de huurovereenkomst zou ontbinden De volgende vraag is of daarop vooruitlopend de gevorderde ontruiming is gerechtvaardigd. Voor het antwoord op deze vraag moeten de belangen van partijen worden afgewogen. Daarbij realiseert de kantonrechter zich dat sprake is van een bijzondere situatie. [gedaagde01] is namelijk in verschillende opzichten een kwetsbare man op leeftijd die zorg nodig heeft. Een ontruiming zou niet alleen betekenen dat hij zijn woning kwijtraakt, maar ook de daaraan verbonden zorg. Het vinden van andere woning met een vergelijkbaar zorgaanbod zal lastig worden. Daartegenover staat echter het belang van [eiseres01] om de andere bewoners aan wie zij woningen verhuurd en zorg verleend het ongestoorde huurgenot te verschaffen en de zorg te bieden die zij nodig hebben en waartoe zij zich heeft verplicht en om haar medewerkers een veilige werkomgeving te garanderen. Zoals hiervoor overwogen, is voldoende aannemelijk dat die belangen door het gedrag van [gedaagde01] ernstig in het gedrang komen. De kantonrechter is van oordeel dat dit zodanig zwaar moet wegen dat de belangen van [eiseres01] moeten prevaleren boven die van [gedaagde01] . De vordering tot ontruiming van het gehuurde zal dan ook worden toegewezen. Wel wordt aanleiding gezien de termijn van de ontruiming te bepalen op twee weken na betekening van het vonnis.
locatieverbod
4.7.
Het door DDN en [eiseres01] gevorderde locatieverbod zal worden afgewezen. De noodzaak voor het treffen van deze ordemaatregel is onvoldoende geconcretiseerd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in zien dat, waarom en op welke wijze [gedaagde01] tijdens en na de ontruiming van het gehuurde overlast zou kunnen blijven veroorzaken en dat als dat risico al bestaat, een dergelijk vergaand verbod daarvoor de enige oplossing is.
huurachterstand
4.8.
[eiseres01] heeft gesteld dat [gedaagde01] tot en met oktober 2022 een huurachterstand van € 1.910,-, heeft. Op zitting is aangevoerd dat in juni 2022 nog een betaling is gedaan. De ontvangst daarvan is echter betwist en uit het rekeningoverzicht dat [gedaagde01] heeft overgelegd, blijkt dat die betaling is gedaan aan de vorige zorgondernemer. Dit betekent dat de gestelde en gevorderde huurachterstand wordt toegewezen.
voorwaardelijke reconventie
4.9.
Omdat de vordering tot ontruiming wordt toegewezen, komt de kantonrechter niet toe aan bespreking van de voorwaardelijke vordering in reconventie.
proceskosten
4.10.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten van [eiseres01] betalen. De kantonrechter stelt deze kosten tot vandaag vast op € 125,03 aan dagvaardingskosten, € 124,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 747,03. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
4.11.
Omdat de vorderingen van DDN worden afgewezen, wordt zij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde01] . Deze worden tot vandaag vastgesteld op nihil.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.12.
Uit de beoordeling hiervoor volgt dat sprake is van een situatie die [eiseres01] niet langer hoeft te laten voortduren. Zij heeft er daarom belang bij dat [gedaagde01] het gehuurde ontruimt op het moment dat hij dat op basis van dit vonnis moet doen. Daarom wordt dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres02] in [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiseres01] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 1.910,- binnen zestig dagen na de datum van het vonnis, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de zestigste dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vastgesteld op € 747,03 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt DDN in de proceskosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vastgesteld op nihil;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
47636