ECLI:NL:RBROT:2022:2575
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake sluiting bedrijfspand op basis van Opiumwet
Op 6 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker, handelend onder de naam [handelsnaam], en de burgemeester van de gemeente Hoeksche Waard. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van de burgemeester om het bedrijfspand van de verzoeker te sluiten voor de duur van zes maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op een politie-inval op 17 februari 2022, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs, een vuurwapen en een groot bedrag aan contant geld werd aangetroffen.
De verzoeker betwistte de rechtmatigheid van de sluiting en voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in het pand. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom de sluiting noodzakelijk en evenredig was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorste het bestreden besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester opgedragen het griffierecht en de proceskosten van de verzoeker te vergoeden.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester de noodzaak en evenredigheid van de sluiting onvoldoende had onderbouwd, en dat de gevolgen van de sluiting voor de verzoeker en zijn werknemers niet adequaat waren meegewogen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer ingrijpende maatregelen zoals sluitingen van panden aan de orde zijn.