ECLI:NL:RBROT:2022:2646

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
9691132
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing concurrentiebeding in kort geding met betrekking tot arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Elinex Power Solutions B.V. [eiser] heeft een verzoek ingediend om het concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst te schorsen, zodat hij bij een concurrent, [naam bedrijf], in dienst kan treden. De werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst met Elinex opgezegd en een aanbod ontvangen van [naam bedrijf] voor een functie als Customer Support Specialist. Elinex heeft zich verzet tegen de schorsing van het concurrentiebeding, stellende dat er geen ingrijpende wijziging in de arbeidsverhouding heeft plaatsgevonden en dat het concurrentiebeding nog steeds van toepassing is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken en dat Elinex een voldoende belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van Elinex. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is bij de gevraagde schorsing van het concurrentiebeding, en dat de belangenafweging in het voordeel van Elinex uitvalt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9691132 \ VV EXPL 22-79
uitspraak: 8 april 2022
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. M.M.G. Jurkiewicz,
tegen
Elinex Power Solutions B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr.dr. P. Kruit en mr. L.P.L. van den Hof.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” en “Elinex”.

1..De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 1 maart 2022, met producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 12;
  • de brief van mr. Jurkiewicz van 23 maart 2022, met productie 13;
  • de pleitnotitie van mr. Jurkiewicz.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 maart 2022. [eiser] is, vergezeld door zijn vrouw en bijgestaan door de gemachtigde voornoemd, verschenen. Namens Elinex zijn [naam 1] (algemeen directeur), [naam 2] (manager algemene zaken) en [naam 3] (medewerker HR) verschenen, bijgestaan door de gemachtigden voornoemd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.

2..De feiten

2.1.
[eiser] is op 29 mei 1997 in dienst getreden bij Elinex.
2.2.
Elinex is onder andere importeur, distributeur en fabrikant van statische noodstroomvoorzieningen, waaronder Uninterruptible Power Supplies (hierna: UPS’en). Zij verzorgt daarbij merkonafhankelijke installatie, onderhouds- en storingsdiensten, waarbij zij ook voorziet in communicatie- en softwareproducten voor statische noodstroomvoorzieningen.
2.3.
Partijen hebben op 28 september 2015 een nieuwe arbeidsovereenkomst ondertekend. [eiser] verrichte op dat moment de functie van medewerker automatisering. Artikel 12 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“Artikel 12. Concurrentiebeding
1. Het is werknemer verboden binnen een tijdvak van twee jaren na beëindiging van de
dienstbetrekking in Nederland, Duitsland of België in enigerlei vorm werkzaam te zijn bij een bedrijf, gelijksoortig of aanverwant aan dat van werkgever, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin een aandeel van welke aard ook te hebben, tenzij de werknemer daartoe voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever heeft gekregen, aan welke toestemming werkgever voorwaarden kan verbinden;
2. Bij overtreding van het in artikel 13.1 omschreven verbod verbeurt werknemer ten behoeve van werkgever een dadelijk opvorderbare boete van EUR 2.500,-- per overtreding en van EUR 250,-- voor elke dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van werkgever vergoeding van de werkelijke schade van werknemer te vorderen.”
2.4.
Omstreeks april 2020 is [eiser] lid geworden van de projectgroep “Connectivity 4.0” bij Elinex. Het project Connectivity 4.0 heeft als doel om de klanten van Elinex beter in staat te stellen om UPS’en van afstand op een veilige wijze uit te lezen (remote monitoring) en de dienstverlening van Elinex daar op af te stemmen.
2.5.
[eiser] heeft gesolliciteerd bij [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]). Naar aanleiding van zijn sollicitatie heeft [eiser] een aanbod ontvangen om op een nader overeen te komen datum aldaar in dienst te treden als Customer Support Specialist tegenover een bruto maandloon op basis van een 40-urige werkweek van € 3.778,60, exclusief emolumenten.
2.6.
[naam bedrijf] is een wereldwijd bedrijf dat op veel gebieden actief is, onder meer op het gebied van netspanningsrisico’s, noodstroomvoorzieningen en UPS’en. [naam bedrijf] biedt aan haar klanten onder andere geïntegreerde automatiseringsoplossingen en applicatie-expertise, waaronder het op afstand monitoren van haar apparaten.
2.7.
[eiser] heeft zijn arbeidsovereenkomst met Elinex per brief van 30 december 2021 opgezegd tegen 1 februari 2022.
2.8.
Elinex heeft, voor zover van belang, per brief van 4 januari 2022 het volgende geschreven aan [eiser]:
“Wij wijzen je nogmaals op het met jou overeengekomen non-concurrentiebeding, waaraan wij je - zoals eerder uitvoerig besproken - zullen houden. Het is je derhalve verboden om tot en met 31 januari 2024 bij een concurrent van Elinex in dienst te treden, waaronder expliciet benoemd [naam bedrijf]. Wij vertrouwen erop dat je je aan het non-concurrentiebeding zal houden. Mochten we erachter komen dat je voor bovengenoemde datum bij een concurrent van Elinex gaat werken, zal dit juridische gevolgen hebben. We vertrouwen erop dat dit niet nodig zal zijn en dat je je aan het non-concurrentbeding zal houden.”

3..Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat weergegeven - bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
het overeengekomen non-concurrentiebeding geheel te schorsen dan wel in die zin te schorsen dat [eiser] bij [naam bedrijf] in dienst kan treden zonder gebondenheid aan het concurrentiebeding per de datum van dit vonnis;
Subsidiair:
voor het geval het non-concurrentiebeding niet geheel of gedeeltelijk wordt geschorst, Elinex te veroordelen om aan [eiser] vanaf 1 februari 2022 tot het moment dat het concurrentiebeding niet meer geldig is, een vergoeding naar billijkheid te betalen van € 2.900,00 bruto, te verhogen met de overige emolumenten per maand;
Zowel primair als subsidiair
Elinex te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vordering heeft [eiser] - samengevat - het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering tot schorsing van het concurrentiebeding, omdat het aanbod van [naam bedrijf] komt te vervallen als [eiser] daar niet spoedig op in kan gaan. [eiser] loopt daarmee het risico de kans op een nieuwe baan te verliezen indien het concurrentiebeding niet per direct wordt geschorst.
3.2.2.
[naam bedrijf] valt niet onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding. Slechts een klein deel van de activiteiten van Elinex en [naam bedrijf] komen overeen. Elinex is een klein bedrijf, terwijl [naam bedrijf] een multinational is.
3.2.3.
Vanaf april 2020 is de functie van [eiser] veranderd van medewerker automatisering naar connectivity specialist. Het concurrentiebeding is na het overeenkomen daarvan zwaarder gaan drukken en dus niet meer geldig.
3.2.4.
Voorts dient de belangenafweging van artikel 7:653 lid 3 BW in het voordeel van [eiser] uit te pakken. [eiser] wordt door het concurrentiebeding onbillijk benadeeld. Er is sprake van een aanzienlijke positieverbetering bij [naam bedrijf], zowel vakinhoudelijk als wat arbeidsvoorwaarden betreft. Voor [eiser] weegt ook het belang van vrije arbeidskeuze zwaar en hij is gebonden aan deze technische branche. Elinex wordt niet in haar bedrijfsdebiet geschaad, omdat [eiser] niet over specifieke of gevoelige bedrijfsinformatie beschikt. Hij was uitsluitend uitvoerend werkzaam bij Elinex en niet betrokken bij commerciële activiteiten. Bovendien is [naam bedrijf] al veel verder in de ontwikkeling van connectivity en heeft zij de benodigde kennis zelf in huis. De aangeboden functie vormt geen bedreiging voor het bedrijfsdebiet van Elinex. [eiser] is ook al gebonden aan een geheimhoudingsbeding, zodat er geen aanleiding is om eventuele bedrijfsgeheimen ook door middel van een concurrentiebeding te beschermen. Daarnaast zal [eiser] bij [naam bedrijf] een andere functie gaan vervullen dan bij Elinex.
3.2.5.
Indien het concurrentiebeding niet wordt geschorst, dient aan [eiser] op grond van artikel 7:653 lid 5 BW een billijke vergoeding te worden toegekend ter hoogte van het salaris zoals hij dat bij Elinex verdiende voor de duur van de geldigheid van het concurrentiebeding.
3.2.6.
[eiser] heeft buitengerechtelijke incassokosten gemaakt van € 1.775,00 waarvan hij betaling van Elinex vordert.
3.3.
Elinex heeft geconcludeerd niet-ontvankelijkverklaring van [eiser], althans zijn vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, waaronder de nakosten, en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Elinex heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd.
3.4.1.
[eiser] probeert met deze procedure een zekerheid te realiseren die in een kortgedingprocedure niet is te realiseren, zodat hij geen spoedeisend belang heeft en niet-ontvankelijk in zijn vordering is. In een eventuele bodemprocedure kan immers met terugwerkende kracht het voorlopig oordeel in kort geding komen te vervallen. In dat geval is [eiser] alsnog de overeengekomen boetes verschuldigd geraakt en heeft Elinex aanzienlijke schade geleden.
3.4.2.
Elinex en [naam bedrijf] zijn directe concurrenten op het gebied van netspanningsrisico’s, noodstroomvoorzieningen en UPS’en. Beide bedrijven verkopen dezelfde producten en diensten en bedienen dezelfde klanten en afzetmarkten.
3.4.3.
Er is geen sprake geweest van een ingrijpende wijziging in de arbeidsverhouding waardoor het concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken. Het takenpakket van [eiser] als medewerker automatisering bestond ook voor het overeenkomen van het concurrentiebeding uit systeembeheer en connectivity specialist.
3.4.4.
Elinex heeft een zwaarwegend belang bij handhaving van het concurrentiebeding.
[eiser] was betrokken bij de interne ontwikkeling op het gebied van connectivity en remote monitoring in het project Connectivity 4.0. Hij heeft meegewerkt aan UPS-oplossingen en digitale communicatie met UPS’en, waardoor hij vergaande inzichten heeft verkregen in de samenwerkingen die Elinex in dat kader met derden is aangegaan. Tijdens zijn 25-jarig dienstverband heeft [eiser] daarnaast de interne bedrijfsvoering, strategieën en ontwikkelingen binnen Elinex leren kennen. Indien dergelijke kennis bij [naam bedrijf] terecht komt, heeft dit directe impact op het (toekomstige) bedrijfsdebiet van Elinex. Er zijn voor [eiser] genoeg mogelijkheden om bij andere bedrijven een passende baan te vinden.
3.4.5.
Er bestaat geen reden om [eiser] ten laste van Elinex een vergoeding toe te kennen. [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door de belemmerende werking van het concurrentiebeding ernstige (inkomens)schade zal leiden. De werkingssfeer van het concurrentiebeding is in de praktijk zeer beperkt omdat het feitelijk slechts gaat om een tiental directe concurrenten van Elinex die eronder vallen. Het is aannemelijk dat [eiser] in staat moet zijn op korte termijn een vergelijkbare functie te vinden zonder in strijd met het concurrentiebeding te handelen.
3.5.
Op de overige stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, bij de beoordeling nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening vereist. Hiervan is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onverwijlde voorziening geboden is en de uitkomst van een eventuele (nog aanhangig te maken) bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voor de primaire vordering voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een dergelijk spoedeisend belang, aangezien het ongewis is hoe lang [naam bedrijf] haar aanbod nog gestand wenst te doen. Anders dan Elinex heeft betoogd, maakt de mogelijkheid dat partijen in een bodemprocedure kunnen worden geconfronteerd met een andersluidend oordeel dan in deze procedure (met alle gevolgen van dien voor één van de partijen) niet dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Wel komen dergelijke omstandigheden aan de orde bij de vraag of een spoedvoorziening ook moet worden verleend. Hiervoor dient een algehele belangenafweging te worden gemaakt die hierna aan de orde zal komen.
4.2.
De kern van het geschil tussen partijen wordt gevormd door de vraag of [eiser] per de datum van dit vonnis bij [naam bedrijf] in dienst mag treden. Dat is wat [eiser] met deze procedure beoogt en Elinex juist wenst te voorkomen. In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Gelet op het voorlopige karakter van deze procedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering. De kantonrechter baseert de beslissing daarom op feiten die erkend of onweersproken zijn of die voorshands aannemelijk zijn geworden. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Valt [naam bedrijf] onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding?
4.3.
Allereerst is in geschil of [naam bedrijf] onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding valt. Op grond van het concurrentiebeding is het [eiser] (kortgezegd) niet toegestaan in Nederland, Duitsland of België bij een bedrijf dat gelijksoortig of aanverwant is aan Elinex in enigerlei vorm werkzaam te zijn. Niet in geschil is dat [naam bedrijf] onder de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding valt. Het betoog van [eiser] komt erop neer dat [naam bedrijf] niet gelijksoortig of aanverwant is aan Elinex. Daarin volgt de kantonrechter [eiser] echter niet. Immers, niet in geschil is dat [naam bedrijf] ook handelt in UPS’en met daarbij de connectivity en remote monitoring, en dat is precies de branche waarin Elinex actief is en wil gaan zijn. Dat [naam bedrijf] een multinational is en ook op andere gebieden actief is, maakt niet dat [naam bedrijf] buiten de werkingssfeer van het concurrentiebeding zou vallen. De conclusie is dan ook dat voldoende is komen vast te staan dat [naam bedrijf] gelijksoortige dan wel aanverwante activiteiten verricht als Elinex. Dat betekent dat [naam bedrijf] onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding valt en het [eiser] aldus in beginsel niet is toegestaan om bij [naam bedrijf] in dienst te treden.
Is sprake geweest van een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding waardoor het concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken?
4.4.
Vervolgens heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat het concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken, waardoor het beding haar gelding is verloren.
4.5.
Een concurrentiebeding moet opnieuw schriftelijk worden overeengekomen indien een wijziging in de arbeidsverhouding van zo ingrijpende aard is, dat het beding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken (Hoge Raad 9 maart 1979, NJ 1979/467, Brabant/Van Uffelen). De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 5 januari 2017 (ECLI:NL:HR:2007:AZ2221, AVM Accountants/Spaan) daaraan toegevoegd dat de rechter niet alleen dient te onderzoeken of sprake is van een wijziging van de arbeidsverhouding van ingrijpende aard, maar ook of - en zo ja op grond waarvan - die wijziging meebrengt dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaar is gaan drukken. Daarbij zal de rechter betekenis mogen hechten aan de mate waarin de wijziging van de arbeidsverhouding redelijkerwijze was te voorzien voor de werknemer toen deze het beding aanvaardde. De enkele vaststelling dat zich een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding heeft voorgedaan, is volgens de Hoge Raad in het algemeen onvoldoende voor het aannemen van het oorzakelijke verband met het aanmerkelijk zwaarder gaan drukken van het beding.
4.6.
Gelet op dit toetsingskader zal eerst beoordeeld worden of sprake is geweest van een wijziging van de arbeidsverhouding van ingrijpende aard. De kantonrechter volgt [eiser] vooralsnog niet in zijn stelling dat daarvan sprake is geweest. Blijkens de arbeidsovereenkomst van 28 september 2015 verrichte [eiser] destijds de functie van medewerker automatisering. Volgens [eiser] hield die functie in dat hij verantwoordelijk was voor de ICT van Elinex. Hoewel het er op lijkt dat de functie van [eiser] per 1 april 2020 inderdaad (gedeeltelijk) is veranderd en hij zich sindsdien grotendeels (partijen zijn het niet eens over de precieze verdeling) bezighield met het project Connectivity 4.0, is het naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende aannemelijk dat de deelname van [eiser] aan het project Connectivity 4.0 als een ingrijpende functiewijziging moet worden gekwalificeerd. Dat de functiebenaming op de loonstroken van [eiser] per die datum is gewijzigd, is daartoe onvoldoende, mede omdat Elinex onweersproken heeft aangevoerd dat die verandering enkel was gelegen in een nieuw payrollsysteem. Bovendien heeft Elinex gemotiveerd aangevoerd dat [eiser] reeds in 2005 de functietitel van connectivity specialist bezat en [eiser] zich ook altijd in de uitoefening van zijn functie van automatiseringsmedewerker heeft beziggehouden met connectivity vraagstukken. Dat heeft [eiser] niet gemotiveerd weersproken. De kantonrechter overweegt voorts dat [eiser] weliswaar heeft gesteld dat Elinex een nieuwe medewerker heeft aangenomen om zijn ICT-taken over te nemen, maar Elinex heeft daar onweersproken tegenover gesteld dat [eiser] die medewerker heeft ondersteund en geholpen. Daarnaast is, gelet op de hierboven vermelde vereisten, evenmin aannemelijk geworden dat het concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken nu [eiser] daarvoor geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld.
4.7.
Dit alles brengt mee dat niet aannemelijk is dat sprake is van een ingrijpende wijziging in de arbeidsverhouding die maakt dat het concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken, zodat dat vooralsnog niet kan worden aangenomen. De conclusie is dat in dit kort geding er van uit moet worden gegaan dat het in 2015 overeengekomen concurrentiebeding haar gelding niet heeft verloren.
Wordt [eiser] onbillijk benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Elinex?
4.8.
Voorts is aan de orde of het aannemelijk is dat de bodemrechter het concurrentiebeding op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW zou vernietigen op de wijze zoals door [eiser] is gevorderd, wat wil zeggen: schorsing van het concurrentiebeding zodat [eiser] per direct in dienst kan treden van [naam bedrijf]. Beoordeeld dient te worden of [eiser], in verhouding tot het te beschermen belang van Elinex, door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld. Het gaat dus om een afweging van de belangen van Elinex en [eiser]. De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.8.1.
Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever te beschermen. Het gaat daarbij om de bescherming van bedrijfsgeheimen en andere concurrentiegevoelige informatie. Van een aantasting van het bedrijfsdebiet kan sprake zijn indien de nieuwe werkgever voordeel geniet omdat de werknemer essentiële relevante commerciële en technische informatie of kennis van unieke werkprocessen en strategieën van de oude werkgever meeneemt en deze nieuwe informatie leidt tot een concurrentievoordeel dat de nieuwe werkgever anders niet zou hebben gehad.
4.8.2.
Voldoende is gebleken dat Elinex en [naam bedrijf] directe concurrenten zijn op het gebied van UPS’en en de daarbij behorende connectivity en remote diensten en Elinex er aldus belang bij heeft dat haar strategieën op dat vlak niet bij [naam bedrijf] terecht komen. Op grond van de stellingen van partijen, en dan met name de directe betrokkenheid van [eiser] bij het Connectivity project 4.0 van Elinex, kan de kantonrechter voorshands niet aannemen dat [eiser] over geen enkele concurrentiegevoelige informatie beschikt. Dat maakt dat de kantonrechter er van uit dient te gaan dat Elinex een voldoende belang heeft bij de handhaving van het concurrentiebeding. Hoewel het er op lijkt dat [eiser] inhoudelijk een andere functie is aangeboden door [naam bedrijf], waarin hij zich niet bezig zal houden met de strategie rondom remote monitoring van UPS’en, heeft Elinex er naar het oordeel van de kantonrechter terecht op gewezen dat dat niet maakt dat de concurrentiegevoelige waarover [eiser] zou beschikken niet bij [naam bedrijf] terecht kan komen. De kantonrechter begrijpt dat [eiser] dat - ook in het licht van het overeengekomen geheimhoudingsbeding - een kwestie van vertrouwen vindt, maar een concurrentiebeding biedt een werkgever nu eenmaal meer bescherming dan een geheimhoudingsbeding. En zoals hiervoor is overwogen, heeft Elinex voldoende belang bij bescherming van concurrentiegevoelige informatie. Daarnaast heeft [eiser] ook ter zitting nog gezegd dat zijn werkzaamheden bij Elinex wel voor een klein deel overlappen met het werk dat hij bij [naam bedrijf] zou gaan doen.
4.8.3.
Tegenover het voldoende aannemelijk gemaakte belang van Elinex staan de belangen van [eiser]. In dat verband heeft [eiser] aangevoerd dat het aanbod bij [naam bedrijf] een aanzienlijke positieverbetering oplevert. Daarin volgt de kantonrechter [eiser] niet zonder meer, aangezien hij ook zelf heeft aangegeven dat het hem niet om de financiële voorwaarden is te doen. Bovendien is gebleken dat het door [naam bedrijf] aangeboden salaris omgerekend ongeveer € 100,00 bruto per maand meer is dan het salaris dat [eiser] bij Elinex verdiende. Dat [naam bedrijf] een groter bedrijf is met meer doorgroeimogelijkheden en opleidingskansen, legt in dit verband onvoldoende gewicht in de schaal. Ook de stelling van [eiser] dat hij een geringe kans heeft om een baan elders te vinden, is onvoldoende. Weliswaar wordt het [eiser] (vooralsnog) belemmerd om bij [naam bedrijf] (en volgens Elinex nog negen andere concurrenten) in dienst te treden, maar dat is onvoldoende om aan te nemen dat [eiser] in belangrijke mate wordt belemmerd in het vinden van een nieuwe werkkring. Het tegendeel is immers gebleken, omdat [eiser] tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd heeft aangegeven dat hij op dit moment over een andere baan met een, hoewel wat lager, toch enigszins vergelijkbaar inkomen beschikt. Daarnaast heeft Elinex gezegd bereid te zijn te praten over een vermindering van de duur van het concurrentiebeding, zodat het niet voor altijd of zeer lange duur onmogelijk zal zijn bij [naam bedrijf] in dienst te treden.
4.8.4.
De kantonrechter acht het begrijpelijk dat [eiser] na een bijna 25-jarig dienstverband bij Elinex een nieuwe uitdaging wenst aan te gaan, maar zijn belang daarbij is niet zodanig zwaarwegend dat in deze procedure op voorhand geoordeeld moet worden dat het belang van Elinex, met alle onzekerheden die er op dit moment zijn met betrekking tot de concurrentiegevoelige informatie waarover [eiser] beschikt, daarvoor geheel en per direct moet wijken.
4.8.5.
Dat Elinex andere werknemers wel heeft toegestaan om, ondanks een concurrentiebeding, in dienst te treden bij [naam bedrijf], maakt het voorgaande niet anders. Elinex heeft immers toegelicht dat alle medewerkers die de overstap hebben gemaakt een commerciële functie verrichtten bij Elinex en het concurrentiebeding om die reden eenvoudig kon worden omgezet in een relatiebeding. Elinex heeft ook toegelicht dat een relatiebeding in het geval van [eiser] niet voldoende bescherming biedt. Indien en voor zover [eiser] heeft betoogd dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het concurrentiebeding voor hem ook geen belemmering zou vormen om bij [naam bedrijf] in dienst te treden, geldt dat niet in geschil is dat Elinex [eiser] voorafgaand aan zijn opzegging op de handhaving van het concurrentiebeding heeft gewezen en ook duidelijk heeft gemaakt dat zij [eiser] aan dit concurrentiebeding zou houden. Dat [eiser] desondanks zijn dienstverband heeft opgezegd, kan Elinex niet worden tegengeworpen.
4.9.
Alles overwegende leidt het voorgaande tot afwijzing van de primaire vordering, omdat voorshands niet voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure het concurrentiebeding geheel dan wel zodanig zal worden vernietigd dat [eiser] per direct in dienst kan treden bij [naam bedrijf].
4.10.
[eiser] heeft subsidiair gevorderd hem een vergoeding naar billijkheid toe te kennen op grond van artikel 7:653 lid 5 BW. Voor toekenning van een dergelijke vergoeding is vereist dat het concurrentiebeding [eiser] in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van Elinex werkzaam te zijn. Zoals hiervoor in r.o. 4.8.3 is overwogen, is daarvan geen sprake. Daarnaast heeft te gelden dat [eiser] voor deze vordering geen zelfstandig spoedeisend belang heeft gesteld. De subsidiaire vordering wordt dan ook afgewezen.
4.11.
In de afwijzing van de primaire en subsidiaire vordering ligt besloten dat ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen.
4.12.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Elinex veroordeeld. De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Elinex vastgesteld op € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
en indien [eiser] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is [eiser] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis met betrekking tot de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Verkerk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
49039