Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, met als zaaknummer ROT 21/1294. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag door eiseres om de flatgebouwen aan de Oost-Sidelinge in Overschie aan te wijzen als gemeentelijk monument. Eiseres had in 2019 verzocht om deze flatgebouwen, gebouwd in 1948 en eigendom van een stichting, als gemeentelijk monument aan te wijzen, omdat zij van belang zijn voor de wederopbouw van Rotterdam en een zeldzaamheidswaarde hebben. De monumentencommissie had geadviseerd om de flatgebouwen aan te wijzen, maar het college van burgemeester en wethouders heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat de goede leef- en woonkwaliteit voor de Rotterdammer zwaarder weegt dan het behoud van de flatgebouwen.
In de procedure heeft eiseres betoogd dat de afwijzing onterecht was, omdat verweerder onvoldoende gewicht heeft toegekend aan het advies van de monumentencommissie en ten onrechte een doorslaggevende rol heeft gegeven aan de voorgenomen sloop en nieuwbouw door de stichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de flatgebouwen monumentale waarde vertegenwoordigen, maar dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de flatgebouwen niet als gemeentelijk monument aan te wijzen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de stichting, die financiële en praktische bezwaren heeft tegen de monumentenstatus, door verweerder voldoende zijn meegewogen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waarmee de afwijzing van de aanvraag om de flatgebouwen als gemeentelijk monument aan te wijzen, werd bevestigd.