Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat het in deze zaak om?
2. Verzoeker woont op het adres [adres]. Hij huurt deze woning van [naam 1]. Op 8 januari 2022 heeft de politie een melding ontvangen over een inbraak in verzoekers woning. De politie heeft vervolgens een onderzoek ingesteld in verzoekers woning, waarbij het volgende werd aangetroffen: 4.927,2 gram hasj, 162 gram hennep, een vacumeermachine, een weegschaal, sealbags en gripzakjes. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 13 januari 2022.
3. Verweerder heeft naar aanleiding van deze rapportage besloten om verzoekers woning te sluiten voor drie maanden. Verzoeker is het daar niet mee eens. Hij wil met het verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat zijn woning open blijft, totdat er is beslist op zijn bezwaarschrift. Verweerder heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
4. Verzoeker heeft een aantal formele punten aangedragen. Zo heeft hij aangevoerd dat er sprake is van ongenoegzaamheid van stukken. Er ligt alleen een korte bestuurlijke rapportage van de politie en daarbij komt dat het onderzoek door het Openbaar Ministerie nog niet is afgerond, zodat er geen sprake kan zijn van deugdelijke feitenvaststelling. Daarnaast is er volgens verzoeker sprake van een criminal charge zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het EVRM. Verzoeker heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 juli 2021.
5. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat deze formele punten geen aanleiding geven om de woningsluiting onrechtmatig te achten.
6. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is verweerder bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
Verweerder voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid staat in de ‘Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022’. In dit beleid staat in welke gevallen verweerder in principe overgaat tot sluiting van een woning.
7. Verweerder is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handels-hoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij softdrugs is er in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen. Bij een geringe overschrijding van die grens kan er nog sprake zijn van eigen gebruik. Verzoeker zal dat dan aannemelijk moeten maken.
8. Niet in geschil is dat er in de woning netto 4.927,2 gram hasj en 162 gram hennep (softdrugs) is aangetroffen. Dit is een ruime overschrijding van de grens van 5 gram. Volgens verzoeker had hij de drugs niet in huis om te verhandelen, maar ging het om een handelsvoorraad voor een coffeeshop. Verzoeker vindt dat de Opiumwet niet bedoeld is om in dergelijke gevallen over te gaan tot sluiting van een woning. Volgens hem moet het dan echt gaan om drugspanden waarbij er sprake is van overlast.
9. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de drugs inderdaad bestemd was als handelsvoorraad voor een coffeeshop. In de directe omgeving van verzoekers woning is er geen coffeeshop en verzoeker heeft geen informatie willen geven over de naam van de coffeeshop of de wijze van bevoorrading. De enkele omstandigheid dat er in zijn woning een administratie is aangetroffen, is onvoldoende om aan te nemen dat verzoekers woning gebruikt werd om de handelsvoorraad van een coffeeshop in te bewaren. Een administratie kan ook bedoeld zijn om de eigen handel bij te houden. Als verweerder onder deze omstandigheden zou meegaan in de verklaring van verzoeker, dan zet dat de deur open voor drugscriminelen die dan in elke zaak gaan aanvoeren dat er sprake is van een handelsvoorraad voor een coffeeshop.
Daarnaast blijkt uit jurisprudentie dat de met het gedoogbeleid van coffeeshops samenhangende achterdeurproblematiek niet met zich brengt dat verweerder in zijn beleid de bevoorrading van coffeeshops met softdrugs zou moeten gedogen.
Nu er een handelshoeveelheid softdrugs is aangetroffen, was verweerder in beginsel bevoegd om de woning te sluiten.
10. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet vervolgens worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
11. Verzoeker vindt dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten. Volgens hem is er geen sprake van handel vanuit de woning. Er zijn geen aanwijzingen van verkoop,
aflevering of verstrekking van verdovende middelen in de betreffende woning. Ook zijn er geen overlastmeldingen.
12. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwetis in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.
13. De voorzieningenrechter staat dus voor de vraag of er sprake is van een ernstig geval.
14. Uit jurisprudentie blijkt dat verschillende factoren een rol kunnen spelen bij de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Zo is de noodzaak tot sluiting groter als er een handelshoeveelheid harddrugs in de woning is aangetroffen, als er drugsgerelateerde attributen worden aangetroffen en als de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt.
15. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt niet dat er ten aanzien van de woning overlastmeldingen zijn geweest in verband met het dealen van drugs. Ook is niet gebleken van een ‘loop’ naar de woning en de woning ligt ook niet in een kwetsbare woonwijk. Verweerder heeft erop gewezen dat de woning bij de politie in beeld is gekomen door de inbraak, maar voor de voorzieningenrechter staat nog niet zonder meer vast dat deze inbraak te maken heeft met een bekendheid van de woning in het criminele (drugs)circuit. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt in ieder geval niet dat de politie dit verband heeft gelegd.
Als onderbouwing van de woningsluiting blijft dan staan het aantreffen van een grote hoeveelheid softdrugs en drugsgerelateerde attributen (een vacumeermachine, een weegschaal, sealbags en gripzakjes).
16. Verder valt het de voorzieningenrechter op dat er redelijk veel tijd heeft gezeten tussen de melding van de politie aan verweerder (27 januari 2022) en het bestreden besluit (9 mei 2022). Weliswaar heeft verweerder vrij snel na ontvangst van de bestuurlijke rapportage een voornemen tot sluiting aan belanghebbenden verstuurd (10 februari 2022), maar na ontvangst van de zienswijze (23 februari 2022) heeft het nog 2,5 maand geduurd voordat het bestreden besluit is genomen. Verweerder heeft tijdens de zitting geen goede verklaring kunnen geven voor dit tijdsverloop.
Gelet op het tijdsverloop tussen de melding van de politie en het bestreden besluit zal verweerder moeten motiveren waarom er nu nog een noodzaak bestaat om de woning te sluiten.
17. De voorzieningenrechter plaatst vooralsnog vraagtekens bij de noodzaak van de sluiting. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom sluiting van de woning onder de gegeven omstandigheden (nog) noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat rondom de woning en het herstel van de openbare orde.
18. Wat zijn de gevolgen van de sluiting en heeft verweerder die in voldoende mate meegenomen in zijn beoordeling?
19. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De gevolgen van een woningsluiting kunnen echter bijzonder zwaar zijn indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting zijn huurcontract wordt ontbonden. In dat kader dient ook betekenis te worden toegekend aan de vraag of de betrokkene door sluiting van de woning op een zogenoemde zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio. Dit hoeft zich echter niet zonder meer tegen sluiting te verzetten, bijvoorbeeld niet als de betrokkene een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt.
20. Volgens verzoeker zijn de gevolgen van de woningsluiting onevenredig. Hij raakt mogelijk zijn woning kwijt en komt mogelijk op een zwarte lijst te staan. Verzoeker heeft in de bezwaarprocedure een e-mail van een verpleegkundige van Antes overgelegd, waarin staat dat verzoeker wordt begeleid bij Antes in verband met een psychische stoornis waarbij structuur belangrijk is. In de e-mail wordt ook uitgelegd dat als verzoeker geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, hij uit zijn structuur kan raken en dat dit decompensatie tot gevolg kan hebben.
21. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit aandacht heeft besteed aan de gevolgen van de sluiting voor verzoeker. Verweerder heeft verzoeker gewezen op de mogelijkheid om zich bij acute dakloosheid te wenden tot Centraal Onthaal. Na het bestreden besluit is echter de informatie van Antes bekend geworden. Verweerder heeft zich tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat de verklaring van Antes niet zodanig is dat van sluiting moet worden afgezien. Voor verweerder weegt daarbij mee dat deze verklaring afkomstig is van een verpleegkundige en niet van een arts.
Voor de voorzieningenrechter staat voldoende vast dat verzoeker te kampen heeft met psychische problematiek en dat een woningsluiting voor hem vergaande gevolgen kan hebben. Dit is iets wat in de bezwaarprocedure verder uitgezocht kan worden. Mogelijk wil verweerder nog aanvullende gegevens van verzoeker ontvangen over zijn medische problematiek. Vooralsnog ziet de voorzieningenrechter in de verklaring van Antes – in samenhang bezien met de twijfels over de noodzaak van de sluiting – voldoende aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.