ECLI:NL:RBROT:2022:5635
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van te veel ontvangen Ziektewet-uitkering zonder dringende reden
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de terugvordering van een te veel ontvangen Ziektewet (ZW-)uitkering. Eiser ontving op 3 maart 2020 een besluit waarin werd medegedeeld dat zijn recht op ZW-uitkering per 8 mei 2020 zou eindigen. Eiser heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft in een later besluit vastgesteld dat eiser €18.925,84 aan ten onrechte uitbetaalde ZW-uitkering moet terugbetalen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij zich beroept op het vertrouwensbeginsel en stelt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser na 8 mei 2020 geen recht meer had op de ZW-uitkering, en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op een WW-uitkering die verrekend kon worden met de te veel ontvangen ZW-uitkering. De rechtbank concludeert dat de terugvordering terecht is en dat het beroep ongegrond is.
De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de hoogte van de WW-uitkering van eiser nog moet worden vastgesteld en dat deze zal worden verrekend met de te veel ontvangen ZW-uitkering. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.