ECLI:NL:RBROT:2022:646
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet; beoordeling van de aanwezigheid van harddrugs en de noodzaak tot sluiting
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de sluiting van een woning op basis van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. De burgemeester van Rotterdam had op 5 november 2020 besloten de woning van eiseres voor een periode van zes maanden te sluiten, nadat er harddrugs in de woning waren aangetroffen. Eiseres, die de woning huurt, heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 20 januari 2022 is eiseres niet verschenen, terwijl de burgemeester zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de woning van eiseres 6,8 gram MDMA en 0,6 gram cocaïne zijn aangetroffen, evenals diverse attributen die duiden op drugshandel. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, omdat de aangetroffen hoeveelheid drugs de grens voor eigen gebruik overschrijdt en er aanwijzingen zijn dat de woning betrokken was bij drugshandel.
Eiseres voerde aan dat er geen noodzaak was voor sluiting, omdat er geen wapens of overlastmeldingen waren. De rechtbank oordeelt echter dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in de woning op zichzelf al een ernstige overtreding vormt, die sluiting rechtvaardigt. De rechtbank concludeert dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot sluiting van de woning en dat de sluiting van zes maanden in overeenstemming is met het beleid van de gemeente. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.