In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en [gedaagde] jr. over een huurovereenkomst en de betaling van huurachterstand. De eiser, Havensteder, vorderde een bedrag van € 500,00 van [gedaagde] jr. wegens huurachterstand en mutatiekosten. De zaak kwam aan het licht na het overlijden van de vader van [gedaagde] jr., [naam gemachtigde] sr., die de woning huurde van Havensteder. Na het overlijden van [naam gemachtigde] sr. bleef [gedaagde] jr. in de woning wonen, maar hij had de huurovereenkomst niet voortgezet en de nalatenschap verworpen. De kantonrechter oordeelde dat er geen huurovereenkomst bestond tussen Havensteder en [gedaagde] jr. en dat [gedaagde] jr. onrechtmatig had gehandeld door in de woning te blijven zonder recht of titel. De kantonrechter kende Havensteder een bedrag van € 500,00 toe, met wettelijke rente, en veroordeelde [gedaagde] jr. in de proceskosten. De vordering tot betaling van mutatiekosten en buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat deze niet toewijsbaar waren.