In deze zaak vordert eiseres, zowel voor zichzelf als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kind, terugbetaling van bedragen die door gedaagde onterecht van een gezamenlijke kinderrekening zijn overgeboekt naar zijn eigen rekening. De vordering betreft een totaalbedrag van € 15.500,00, waarvan een deel afkomstig is van de spaarrekening van het minderjarige kind. Eiseres stelt dat gedaagde zonder recht deze bedragen heeft overgeboekt en dat hij ook kosten heeft gemaakt voor de verzorging van het kind die niet verrekend kunnen worden met het saldo van de gezamenlijke rekening.
De kantonrechter heeft in eerdere tussenvonnissen al een oordeel gegeven over een deel van de vorderingen en heeft gedaagde de gelegenheid gegeven bewijs te leveren van de kosten die hij voor de verzorging van het kind heeft gemaakt. Gedaagde heeft diverse bewijsstukken overgelegd, maar de kantonrechter oordeelt dat niet alle kosten die gedaagde heeft opgevoerd, onder de afspraken in het echtscheidingsconvenant vallen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat gedaagde onterecht een bedrag van € 10.550,00 heeft overgeboekt en dat hij slechts € 1.400,00 aan kosten voor het kind kan verrekenen. Dit leidt tot de verplichting voor gedaagde om € 5.275,00 aan eiseres te betalen, alsook € 7.200,00 aan de spaarrekening van het minderjarige kind.
De proceskosten worden gecompenseerd, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan door de kantonrechter mr. A.J.M. van Breevoort op 16 september 2022.