ECLI:NL:RBROT:2022:8451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/631864 / FA RK 22-202
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van ouderschap en inschrijving buitenlandse geboorteakte in de registers van de burgerlijke stand

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan over de erkenning van het ouderschap van een minderjarige die is geboren uit een draagmoederschapsovereenkomst. Verzoekers, een geregistreerd partnerschap dat is omgezet in een huwelijk, hebben de Oekraïense draagmoeder bereid gevonden om via hoogtechnologisch draagmoederschap een kind voor hen te dragen. De minderjarige is geboren op [geboortedatum] 2021 en de verzoekers zijn vermeld als juridische ouders in de Oekraïense geboorteakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erkenning van het ouderschap, zoals neergelegd in de buitenlandse geboorteakte, niet kennelijk onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de buitenlandse geboorteakte in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand te Den Haag. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de belangen van de minderjarige, die al tien maanden bij verzoekers in Nederland verblijft, en de noodzaak om juridische erkenning te geven aan de ouder-kindrelatie. De rechtbank heeft de primaire verzoeken van verzoekers toegewezen en de overige verzoeken afgewezen, omdat deze niet meer ter discussie stonden na de toewijzing van de primaire verzoeken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/631864 / FA RK 22-202
Beschikking van 12 oktober 2022 betreffende de buitenlandse geboorteakte, de vaststelling van de geboortegegevens, de erkenning van de minderjarige, vaststelling geslachtsnaam, gezag en adoptie
in de zaak van:
[naam verzoeker], hierna: verzoeker,
en
[naam verzoekster], hierna: verzoekster,
wonende te [woonplaats verzoekers],
hierna samen ook te noemen: verzoekers,
advocaten mr. M.Q.M. Mosk en mr. N. van der Storm te Amsterdam,
in welke zaak belanghebbende is:
[naam 1],
wonende te [woonplaats],
hierna: de draagmoeder.
en uitsluitend ten aanzien van de verzoeken met betrekking tot de geboorteakte en de vaststelling van de geboortegegevens:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag,
hierna: ambtenaar,
vertegenwoordigd door [naam 2].

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 12 januari 2022;
  • het bericht met bijlagen van verzoekers van 22 februari 2022;
  • het bericht met bijlage van verzoekers van 8 maart 2022;
  • het bericht van de ambtenaar van 8 april 2022;
  • het bericht met bijlage van verzoekers van 20 mei 2022;
  • het bericht van de ambtenaar van 10 juni 2022;
  • het bericht van verzoekers van 1 september 2022;
- het bericht met bijlage van verzoekers van 13 september 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op
14 september 2022. Daarbij zijn verschenen:
  • verzoekers, bijgestaan door hun advocaten;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam 3];
  • de ambtenaar.
1.3.
De rechtbank heeft de oproeping van de draagmoeder in lijn met vaste rechtspraak achterwege gelaten. De draagmoeder heeft ten overstaan van de notaris schriftelijk verklaard afstand te doen van haar ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden met betrekking tot de minderjarige. Ook heeft zij ingestemd met het juridische ouderschap van verzoekers over de minderjarige.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van verzoekers de pleitnotitie overgelegd, die de rechtbank bij bericht van 13 september 2022 als bijlage van verzoekers heeft ontvangen. Deze pleitnotitie maakt deel uit van het procesdossier.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Verzoekers zijn met elkaar een geregistreerd partnerschap aangegaan op
24 februari 2016. Bij akte van 28 augustus 2020, opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam, is het geregistreerd partnerschap omgezet in een huwelijk.
2.2.
Verzoekers hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.3.
Tijdens het geregistreerd partnerschap zijn verzoekers de ouders geworden van de minderjarige:
- [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2016 te [geboorteplaats minderjarige].
2.4.
Verzoekers hebben hun wens voor een tweede kind niet op de natuurlijke wijze kunnen vervullen. Verzoekers hebben de draagmoeder bereid gevonden om via hoogtechnologisch draagmoederschap een kind voor hen te dragen. Daartoe hebben verzoekers, via een volmacht, en de draagmoeder op 2 december 2020 onder begeleiding van de organisatie New Life, een draagmoederschapsovereenkomst ondertekend.
2.5.
De draagmoeder heeft de Oekraïense nationaliteit en is ongehuwd. Zij heeft een partner, met wie zij drie kinderen heeft.
2.6.
Bij de draagmoeder is op 19 maart 2021 door middel van een ivf-behandeling een embryo geplaatst, dat bestaat uit het genetische materiaal van verzoekers. Hierdoor is de draagmoeder in verwachting geraakt.
2.7.
De minderjarige is uit de draagmoeder geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats].
2.8.
Op de Oekraïense geboorteakte van de minderjarige van 24 november 2021 (hierna: de geboorteakte), voorzien van een apostille, staat als voornaam van de minderjarige vermeld [naam 4] en als geslachtsnaam [geslachtsnaam].
2.9.
Op de geboorteakte zijn verzoekers vermeld als de (juridische) ouders van de minderjarige.
2.10.
De draagmoeder heeft ten overstaan van de notaris op 8 september 2021 en
15 december 2021 schriftelijk verklaard dat zij afstand doet van haar ouderlijke rechten en verplichtingen met betrekking tot de minderjarige en dat zij instemt met het juridische ouderschap van verzoekers over de minderjarige.
2.11.
Bij uitspraak van 16 december 2021 van de voorzieningenrechter, team Bestuursrecht, van deze rechtbank is aan verzoekers een laissez-passer verstrekt om met de minderjarige naar Nederland af te reizen.
2.12.
Bij bericht van 22 december 2021 heeft de raad toestemming gegeven aan verzoekers om de minderjarige op te nemen in hun gezin.
2.13.
Uit een door Verilabs opgemaakte deskundigenrapportage van verwantschapsonderzoek van 3 januari 2022 blijkt dat praktisch bewezen is dat verzoekers de biologische ouders zijn van de minderjarige.

3..De beoordeling

3.1.
De verzoeken
3.1.1.
Verzoekers verzoeken de rechtbank – na wijziging en aanvulling van hun verzoeken – om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. voor recht te verklaren dat de Oekraïense geboorteakte vatbaar is voor opneming in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand te Den Haag en te gelasten dat de ambtenaar de geboorteakte zal inschrijven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand te Den Haag;
subsidiair:
II. de geboortegegevens van de minderjarige vast te stellen, met dien verstande dat alleen de gegevens van de draagmoeder van de minderjarige als juridische moeder in de op te maken geboorteakte worden vermeld en de inschrijving daarvan te gelasten;
III. voor recht te verklaren dat verzoeker de minderjarige kan erkennen en de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten deze erkenning aan te tekenen in de daarvoor bestemde registers van de burgerlijke stand;
IV. vast te stellen dat de minderjarige vanaf zijn geboorte of de erkenning, overeenkomstig de schriftelijke verklaringen van de draagmoeder, de geslachtsnaam “[geslachtsnaam]” zal dragen;
V. de adoptie van de minderjarige door verzoekster uit te spreken;
VI. te bepalen of voor recht te verklaren dat de geslachtsnaam van de minderjarige na de adoptie “[geslachtsnaam]” zal zijn of zal blijven;
VII. te bepalen of voor recht te verklaren dat verzoekers gezamenlijk met de uitoefening van het ouderlijk gezag worden belast over de minderjarige, vanaf het moment dat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;
voorwaardelijk:
VIII. - te bepalen dat verzoeker, na de erkenning, eenhoofdig gezag heeft over de minderjarige;
- de behandeling van de verzoeken V tot en met VII aan te houden voor de duur van drie maanden, zodat deze behandeld kunnen worden nadat de beslissing over (de toewijzing van) het eenhoofdig gezag in kracht van gewijsde is gegaan;
meer subsidiair: voor het geval de verzoeken onder I tot en met VIII worden afgewezen
IX. - de geboortegegevens van de minderjarige vast te stellen conform verzoek II;
- de adoptie van de minderjarige door verzoekers uit te spreken;- te bepalen of voor recht te verklaren dat de geslachtsnaam van de minderjarige zal worden ‘[geslachtsnaam]’;
- te bepalen of voor recht te verklaren dat verzoekers gezamenlijk met de uitoefening van het ouderlijk gezag worden belast over de minderjarige, vanaf het moment dat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
3.2.
Bevoegdheid
3.2.1.
Omdat verzoekers en de minderjarige in Nederland verblijven is de rechtbank op grond van artikel 3, aanhef en onder a, Rv bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Relatieve bevoegdheid
3.2.2.
De relatieve bevoegdheid van deze rechtbank is in geschil. De ambtenaar verzoekt op grond van (de redactie van) de artikelen 1: 26 en 26b BW de zaak te verwijzen naar de rechtbank Den Haag. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat deze rechtbank wel relatief bevoegd is. Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt, dan trekken verzoekers hun primaire verzoeken in.
3.2.3.
In zaken die – kort geformuleerd – uitsluitend de registers van de burgerlijke stand betreffen is op grond van artikel 263 Rv bevoegd de rechter binnen wiens rechtsgebied de akte is of moet worden ingeschreven. Op grond van artikel 1:26b BW is, als een akte in de registers van de burgerlijke stand ontbreekt, de rechtbank Den Haag bevoegd om de inschrijving van een daarvoor in aanmerking komende in het buitenland opgemaakte akte in de registers van de burgerlijke stand te Den Haag te gelasten. Omdat de geboorteakte van de minderjarige niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, is deze rechtbank in beginsel onbevoegd om het verzoek tot het gelasten van de inschrijving van de geboorteakte te behandelen. De zaak betreft echter niet uitsluitend dit primaire verzoek, zoals hierboven onder rechtsoverweging 3.1.1 is weergegeven. Voorop staat het verzoek voor recht te verklaren dat de geboorteakte vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand. Verder is op grond van artikel 262 aanhef en onder a Rv is, voor zover hier van belang, onder meer bevoegd de rechter van de woonplaats van (één van de) verzoekers. Op grond van artikel 265 Rv is in zaken betreffende minderjarigen relatief bevoegd de rechter van de woonplaats of het werkelijk verblijf van de minderjarige. Omdat verzoekers en de minderjarige op het moment van de indiening van het verzoekschrift in Rotterdam wonen, is deze rechtbank bevoegd om de overige verzoeken te behandelen. Omdat alle verzoeken gezamenlijk worden behandeld, ziet de rechtbank geen reden om de zaak overeenkomstig het verzoek van de ambtenaar vanwege art. 1:26b BW te verwijzen. Bovendien brengt een verwijzing naar de rechtbank Den Haag een onredelijke vertraging van de procedure met zich mee, wat niet in het belang van de minderjarige is. De minderjarige woont op het moment van de mondelinge behandeling tien maanden in Nederland en al die tijd is er onzekerheid over de (erkenning van de) juridische band met verzoekers. De rechtbank acht het dan ook in het belang van de minderjarige dat daar zo snel mogelijk duidelijkheid over ontstaat.
3.3.
Inhoudelijke beoordeling
3.3.1.
De minderjarige wordt (nagenoeg) sinds zijn geboorte verzorgd en opgevoed door verzoekers en verblijft inmiddels al tien maanden bij verzoekers in Nederland. Het is verzoekers niet gelukt om de buitenlandse geboorteakte van de minderjarige in te laten schrijven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand. Evenmin is verzoeker erin geslaagd om de minderjarige ten overstaan van de ambtenaar te erkennen. Dit leidt tot (praktische) problemen. De minderjarige komt niet voor in de Basisregistratie Personen (BRP), hij heeft geen paspoort, geen BSN-nummer en geen ziektekostenverzekering. De procedure strekt ertoe om het juridische ouderschap van verzoekers, zoals vermeld in de buitenlandse geboorteakte, te erkennen dan wel het juridische ouderschap tussen verzoekers en de minderjarige te vestigen.
3.3.2.
Bij de beoordeling heeft de rechtbank acht geslagen op het arrest van de Hoge Raad van 13 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:685, de conclusie daarbij en het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming van
2 juni 2021. De rechtbank onderschrijft het belang van grote zorgvuldigheid als het gaat om een regeling voor draagmoederschap. De wetgever zal uiteindelijk een evenwicht moeten vinden tussen de belangen van (allereerst) de betrokken kinderen, de draagmoeders en de wensouders. Wat de uitkomst van dit proces wordt, zal in de toekomst blijken. Internationaal zijn er echter al ruimere mogelijkheden voor het realiseren van een kinderwens door middel van draagmoederschap, die ook worden benut door Nederlandse wensouders. Daardoor komen er kinderen zoals de minderjarige in Nederlandse gezinnen. Deze kinderen hebben in beginsel (onder meer) recht op enige vorm van juridische erkenning van de ouder-kindrelatie. Tegen deze achtergrond dient de rechtbank een beslissing te nemen, die is gebaseerd op de concrete feiten en omstandigheden in deze individuele situatie en ook alleen voor deze individuele situatie geldt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking wat de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.4. van voormeld arrest heeft overwogen:

Zolang een wettelijke regeling ontbreekt, is het aan de rechter om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, met inbegrip van de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden. Het staat de rechter vrij om bij de beantwoording van vragen over de erkenning van een buitenlandse rechterlijke beslissing of een buitenlandse akte waarbij afstammingsrechtelijke relaties zijn vastgesteld tussen het kind en de wensouders, overeenkomstige toepassing te geven aan de art. 10:100 en 10:101 BW.”
Juridisch kader
3.3.3.
Op grond van artikel 1:26 BW kan eenieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand.
3.3.4.
Op grond van artikel 1:26b BW is, als een akte in de registers van de burgerlijke stand ontbreekt, de rechtbank Den Haag bevoegd om de inschrijving van een daarvoor in aanmerking komende in het buitenland opgemaakte akte in de registers van de burgerlijke stand te Den Haag te gelasten.
3.3.5.
Op grond van artikel 10:101 lid 1 in samenhang gelezen met artikel 10:100 lid 1, aanhef onder b en c, lid 2 en lid 3, BW wordt, voor zover hier van belang, een buitenslands tot stand gekomen rechtsfeit of rechtshandeling, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte van rechtswege erkend, tenzij:
- aan de rechtsfeiten of rechtshandeling geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
- de erkenning van de rechtsfeiten of rechtshandeling kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
Behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging
3.3.6.
Of tussen een vrouw en het buiten het huwelijk of geregistreerd partnerschap geboren kind door geboorte familierechtelijke betrekkingen ontstaan wordt op grond van artikel 10:94 BW bepaald door het recht van de nationaliteit van de vrouw. In lijn met de op dit moment geldende jurisprudentie gaat de rechtbank uit van de toepasselijkheid van artikel 10:94 BW op (ook) de afstammingsrelatie tussen een draagmoeder en het uit haar geboren kind.
3.3.7.
De draagmoeder is ongehuwd en heeft de Oekraïense nationaliteit. Naar Oekraïens recht (artikel 123 lid 2 van de Family Code of Ukraine) zijn de wensouders direct bij geboorte de juridische ouders van het kind als zij de genetische ouders zijn en vóór de geboorte een draagmoederschapsovereenkomst met de draagmoeder hebben ondertekend. Dit blijkt ook uit de overgelegde buitenlandse geboorteakte van de minderjarige, waarin verzoekers als de juridische ouders zijn vermeld. Daarom heeft de rechtbank geen aanwijzingen dat aan de buitenlandse geboorteakte geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de overgelegde geboorteakte, die voorzien is van een apostille, door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt.
3.3.8.
De vraag die dus voorligt is of erkenning van de in Oekraïne tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vermeld in de buitenlandse geboorteakte van de minderjarige kennelijk onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde.
Openbare orde
3.3.9.
Gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van alle betrokkenen, acht de rechtbank in het kader van de openbare orde toets van belang om te oordelen of met name de belangen van de minderjarige en de draagmoeder voldoende in acht zijn genomen. De belangen van verzoekers lijken in die zin gewaarborgd dat zij als juridische ouders in de geboorteakte zijn vermeld en de minderjarige bij hen verblijft. Ter beoordeling van de belangen van de minderjarige en de draagmoeder zijn de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016, de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen en het op 19 mei 2022 gepubliceerde advies van de Raad van State over het op handen zijnde wetsvoorstel over draagmoederschap van belang. Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). De verzoekers onderschrijven dit recht. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zij verklaard voornemens te zijn om openheid te blijven geven aan hun beide kinderen over het ontstaan van de minderjarige.
Openbare orde: zorgvuldig draagmoederschapstraject
3.3.10.
Verzoekers stellen dat aan de geboorte van de minderjarige een uitgebreid traject is voorafgegaan, waarbij de draagmoeder is gescreend en in orde is bevonden om draagmoeder te zijn. Daarnaast zijn de draagmoeder en de verzoekers een draagmoederschaps-overeenkomst overeengekomen. De draagmoeder heeft naar Oekraïens recht afstand gedaan van haar ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden en is verder niet betrokken in het leven van de minderjarige. De minderjarige wordt volgens de intenties van zowel verzoekers als de draagmoeder opgevoed door verzoekers in Nederland. Onweersproken is dat dit traject in Oekraïne met voldoende waarborgen voor de draagmoeder en de minderjarige is ingericht en doorlopen. In ieder geval kan op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling niet worden geoordeeld dat dit niet het geval is. Feit is dat de minderjarige geboren is en bij verzoekers in Nederland verblijft. De rechtbank acht het belang van de minderjarige in deze leidend.
Openbare orde: geboorteakte
3.3.11.
Op grond van artikel 1:198 BW is, voor zover hier van belang, de moeder van een kind de vrouw uit wie het kind is geboren of die het heeft geadopteerd. Op grond van artikel 1:199 BW is, voor zover hier van belang, de vader van een kind de man die het kind heeft erkend, van wie het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld of die het kind heeft geadopteerd.
3.3.12.
De ambtenaar stelt dat de buitenlandse akte in strijd is met de openbare orde omdat in die akte onjuiste gegevens zijn vermeld over het ouderschap, en daarom is de akte volgens de ambtenaar naar zijn aard niet vatbaar is voor opneming in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank volgt dit standpunt van de ambtenaar niet. Uitgangspunt is dat de familierechtelijke betrekkingen in de buitenlandse akte worden erkend, tenzij zich een weigeringsgrond voordoet. Het enkele feit dat de draagmoeder niet als juridische moeder in de buitenlandse akte is vermeld, is in deze situatie onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. In soortgelijke gevallen is in de rechtspraak beslist dat geen sprake is van strijd met de openbare orde wanneer de ontstaansgeschiedenis van het kind kan worden achterhaald. In de bijlage bij de geboorteakte, waarboven staat
“Full extract from the State Civil Register on birth record”(productie 8), is de naam van de draagmoeder vermeld en is verkort het draagmoederschapstraject weergegeven. Volgens de ambtenaar is het administratief mogelijk bij de inschrijving van de Oekraïense akte ook de draagmoeder te vermelden. Indien de rechtbank gelast om de buitenlandse akte in te schrijven, dan kan op die manier in ieder geval een verband worden gelegd met de draagmoeder, zo ook met de ontstaansgeschiedenis van de minderjarige. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan het bezwaar van de ambtenaar dat de draagmoeder niet is vermeld in de buitenlandse geboorteakte.
3.3.13.
Het bovenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat erkenning van het ouderschap dat is neergelegd in de overgelegde geboorteakte niet kennelijk in strijd is met de openbare orde en voldoet aan de vereisten van artikel 10:101 BW. De erkenning van rechtswege van de familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekers en de minderjarige brengt mee dat verzoekers vanaf de geboorte van de minderjarige de juridische ouders zijn van de minderjarige en dat de minderjarige de Nederlandse nationaliteit heeft. Dit betekent ook dat deze buitenlandse akte naar zijn aard vatbaar is voor opneming in de registers van de burgerlijke stand. Bovendien acht de rechtbank het (langer) uitblijven van de inschrijving van de buitenlandse akte in de gegeven omstandigheden niet in het belang van de minderjarige. Het moge duidelijk zijn dat de minderjarige en zijn ouders er groot belang bij hebben dat de geboorteakte zo snel mogelijk wordt ingeschreven, zodat de overheidsadministratie de juridische werkelijkheid correct weergeeft.
3.3.14.
De rechtbank zal op grond van artikel 1:26b BW de ambtenaar gelasten om de buitenlandse akte in te schrijven in de (daartoe bestemde) registers van de burgerlijke stand. De rechtbank gaat ervan uit dat de inschrijving niet tot problemen zal leiden en verwijst in dit verband naar wat is overwogen in 3.3. van de conclusie behorend bij het hierboven in rechtsoverweging 3.3.2 vermeld arrest:
“Overigens zie ik niet in dat wanneer de rechter oordeelt dat de buitenlandse geboorteakte (in elk geval van hoogtechnologisch draagmoederschap) op grond van artikel 10:101 BW voor erkenning in Nederland in aanmerking komt, de inschrijving van zo’n akte in de registers van de burgerlijke stand op problemen zal stuiten.”
3.3.15.
Ten overvloede stelt de rechtbank vast dat verzoekers op grond van artikel 1:251 BW gedurende het huwelijk van rechtswege gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen .
3.3.16.
De primaire verzoeken worden toegewezen. De aard van deze beslissingen verzet zich tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren daarvan. Daarom wordt het hiertoe strekkende verzoek afgewezen.
Overige verzoeken
3.3.17.
Omdat de primaire verzoeken worden toegewezen, behoeven de overige verzoeken van verzoekers geen bespreking meer. Deze verzoeken worden afgewezen.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart voor recht dat de overgelegde Oekraïense geboorteakte van de minderjarige, afgegeven op 24 november 2021, naar zijn aard vatbaar is voor opneming in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand te Den Haag;
4.2.
gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente Den Haag van de in Oekraïne opgemaakte geboorteakte, afgegeven op 24 november 2021, van:
- [naam 4], geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats];
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Lablans, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. M.C. Woudstra en mr. S.L. Raphael, rechters tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. U. Altintas op 12 oktober 2022.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.