In deze zaak heeft Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Zilveren Kruis) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens een betalingsachterstand in de zorgpremie. De procedure is gestart met een dagvaarding op 10 maart 2022, waarin Zilveren Kruis eiste dat [gedaagde] € 399,51 zou betalen, bestaande uit een hoofdsom van € 336,75, wettelijke rente van € 1,64 en buitengerechtelijke kosten van € 61,12. De betalingsachterstand betreft de periode van oktober 2021 tot en met december 2021. [gedaagde] heeft de vordering betwist en aangevoerd dat hij rauwelijks is gedagvaard, omdat zijn begeleiders voorafgaand aan de dagvaarding contact hebben opgenomen met de gemachtigde van Zilveren Kruis om een betalingsregeling voor te stellen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een betalingsachterstand is, maar dat Zilveren Kruis niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de aanmaning voor buitengerechtelijke kosten door [gedaagde] is ontvangen. Hierdoor is de vordering tot betaling van deze kosten afgewezen. De rechter heeft echter geoordeeld dat de hoofdsom en de wettelijke rente toewijsbaar zijn, omdat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van de verschuldigde premie. De kantonrechter heeft [gedaagde] ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 407,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.