ECLI:NL:RBROT:2022:8568

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
9752156
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Zilveren Kruis) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens een betalingsachterstand in de zorgpremie. De procedure is gestart met een dagvaarding op 10 maart 2022, waarin Zilveren Kruis eiste dat [gedaagde] € 399,51 zou betalen, bestaande uit een hoofdsom van € 336,75, wettelijke rente van € 1,64 en buitengerechtelijke kosten van € 61,12. De betalingsachterstand betreft de periode van oktober 2021 tot en met december 2021. [gedaagde] heeft de vordering betwist en aangevoerd dat hij rauwelijks is gedagvaard, omdat zijn begeleiders voorafgaand aan de dagvaarding contact hebben opgenomen met de gemachtigde van Zilveren Kruis om een betalingsregeling voor te stellen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een betalingsachterstand is, maar dat Zilveren Kruis niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de aanmaning voor buitengerechtelijke kosten door [gedaagde] is ontvangen. Hierdoor is de vordering tot betaling van deze kosten afgewezen. De rechter heeft echter geoordeeld dat de hoofdsom en de wettelijke rente toewijsbaar zijn, omdat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van de verschuldigde premie. De kantonrechter heeft [gedaagde] ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 407,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9752156 CV EXPL 22-8513
datum uitspraak: 14 oktober 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
vestigingsplaats: Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G. Grijs.
De partijen worden hierna ‘Zilveren Kruis’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 maart 2022, met producties;
  • het antwoord;
  • de repliek, met producties;
  • de dupliek.

2..De feiten

2.1.
Tussen Zilveren Kruis als zorgverzekeraar en [gedaagde] als verzekeringnemer is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst met polisnummer [polisnummer] heeft betrekking op de verplichte basisverzekering en/of aanvullende verzekering.
2.2.
[gedaagde] heeft een achterstand in de betaling van de verzekeringspremie over de periode van oktober 2021 tot en met december 2021 laten ontstaan van in totaal € 336,75.

3..Het geschil

3.1.
Zilveren Kruis eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 399,51 met de wettelijke rente over een bedrag van € 336,75 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 336,75, rente van € 1,64 (berekend tot 10 maart 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 61,12 inclusief btw.
3.2.
Zilveren Kruis baseert de eis op het volgende. [gedaagde] is in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van de verschuldigde maandelijkse premie voor de basisverzekering en heeft een achterstand van € 336,75 laten ontstaan. De betalingsachterstand heeft betrekking op de verschuldigde premie over de maanden oktober 2021 tot en met december 2021. Zilveren Kruis zag zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en maakt aanspraak op de wettelijke rente van € 1,64 en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 61,12 (incl. btw).
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde] is rauwelijks gedagvaard. Hij wordt begeleid bij het oplossen van zijn schuldenproblematiek. De begeleiders van [gedaagde] hebben in dat kader voorafgaand aan de dagvaarding contact opgenomen met de gemachtigde van eiseres en hebben een voorstel voor het treffen van een betalingsregeling gedaan.
3.4.
[gedaagde] betwist buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn. Zilveren Kruis heeft onvoldoende onderbouwd hoe zij tot het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is gekomen en heeft onvoldoende ondernomen in verhouding tot de gevorderde kosten. [gedaagde] heeft nimmer een brief, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, ontvangen.

4..De beoordeling

betalingsachterstand
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] een achterstand in de betaling van de verschuldigde premie over de periode van oktober 2021 tot en met december 2021 heeft laten ontstaan ten bedrage van in totaal € € 336,75. Dat betekent dat de gevorderde hoofdsom toewijsbaar is. De over dat bedrag gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening wordt, als op de wet gegrond en door [gedaagde] niet weersproken, eveneens toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.2.
[gedaagde] heeft voorts niet betwist - en daarmee staat vast - dat hij tot de dag van dagvaarding (10 maart 2022) een bedrag van € 1,64 aan wettelijke rente verschuldigd was. Ook dat deel van de vordering wordt dan ook toegewezen.
4.3.
Zilveren Kruis maakt ook aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Die vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Zilveren Kruis heeft gesteld op 11 januari 2022 een aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW aan [gedaagde] te hebben gezonden en heeft daarvan een afschrift in het geding gebracht. [gedaagde] heeft de ontvangst van de aanmaning 11 januari 2022 betwist. Op grond van artikel 3:37 lid 3 BW moet een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als deze door hem is ontvangen. Het had dan ook op de weg van Zilveren Kruis gelegen voldoende concrete feiten en omstandigheden aan te voeren en zonodig te bewijzen waaruit volgt dat en op welke dag de aanmaning door [gedaagde] is ontvangen. In dat verband is reeds bij dagvaarding door Zilveren Kruis gesteld dat zij niet bekend is met de datum van ontvangst van de aanmaning door [gedaagde] , maar dat zij er van uit mag gaan dat de aanmaning op de dag, volgend op de dag van aanbieding van de brief aan PostNL, door [gedaagde] is ontvangen. Deze enkele aanname is echter onvoldoende om als bewijs van ontvangst van de aanmaning door [gedaagde] te kunnen worden beschouwd. Daaruit kan immers geenszins afgeleid worden dat de aanmaning [gedaagde] ook daadwerkelijk heeft bereikt. Aldus heeft Zilveren Kruis niet voldaan aan haar stelplicht op dit punt. Aan bewijslevering wordt om die reden niet toegekomen. Derhalve is niet komen vast te staan dat [gedaagde] de aanmaning van 11 januari 2022 heeft ontvangen. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt om die reden afgewezen.
rauwelijks gedagvaard
4.4.
[gedaagde] heeft gesteld dat hij rauwelijks is gedagvaard. Daartoe heeft hij aangevoerd dat zijn begeleiders voorafgaand aan de dagvaarding contact hebben gezocht met de gemachtigde van Zilveren Kruis en een voorstel voor het treffen van een betalingsregeling hebbe gedaan, maar dat vervolgens tot dagvaarding is overgegaan.
4.5.
Zilveren Kruis heeft, in reactie op het verweer van [gedaagde] , bij repliek gesteld dat zowel Zilveren Kruis zelf als haar gemachtigde [gedaagde] meerdere aanmaningen heeft toegezonden. Zilveren Kruis heeft daarbij tevens afschriften van de bedoelde aanmaningen, die zowel per e-mail als per gewone brief aan [gedaagde] zijn gezonden, in het geding gebracht. [gedaagde] heeft bij dupliek - behoudens de hiervoor bij r.o. 4.3 genoemde aanmaning van 11 januari 2022 - de ontvangst van deze aanmaningen niet betwist. Daarmee staat voldoende vast dat [gedaagde] die aanmaningen heeft ontvangen.
4.6.
Bovendien is door Zilveren Kruis betwist dat [gedaagde] dan wel zijn begeleider voorafgaand aan de dagvaarding een voorstel voor het treffen van een betalingsregeling heeft gedaan. Door Zilveren Kruis is in dat kader gesteld dat de begeleider van [gedaagde] pas ná dagvaarding (en wel op 6 en 7 april 2022) voor de eerste maal telefonisch contact met de gemachtigde van Zilveren Kruis heeft opgenomen, waarna een betalingsregeling tot stand is gekomen. Zilveren Kruis heeft daarnaast gesteld dat [gedaagde] naar aanleiding van de getroffen betalingsregeling geen betalingen heeft verricht, zodat de betalingsregeling weer is komen te vervallen. [gedaagde] heeft deze stellingen van Zilveren Kruis bij dupliek niet meer betwist, zodat van de juistheid van de stellingen van Zilveren Kruis wordt uitgegaan.
4.7.
Gelet op het hiervoor overwogene is voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] meerdere aanmaningen van zowel Zilveren Kruis als haar gemachtigde heeft ontvangen, zodat hij in voldoende mate in de gelegenheid is gesteld een gerechtelijke procedure te voorkomen. De stelling van [gedaagde] , inhoudende dat hij rauwelijks is gedagvaard, wordt om die reden dan ook verworpen.
proceskosten
4.8.
[gedaagde] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Zilveren Kruis tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 75,00). Dit is in totaal € 407,74. Voor kosten die Zilveren Kruis maakt na deze uitspraak moet [gedaagde] ook een bedrag betalen van € 37,50 (1/2 punt x € 75,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis te betalen € 336,75 aan hoofdsom en
€ 1,64 aan tot 10 maart 2022 berekende rente, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 336,75 vanaf 10 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van Zilveren Kruis tot vandaag vastgesteld op € 407,74;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
44487