ECLI:NL:RBROT:2022:8601

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
ROT 22/1394
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een naturalisatieverzoek wegens ernstige vermoedens van gevaar voor de openbare orde

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 19 oktober 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie beoordeeld. Eiser had op 29 maart 2021 een verzoek om naturalisatie ingediend, maar dit werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van ernstige vermoedens dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde. Dit besluit werd bevestigd in het bestreden besluit van 7 februari 2022. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, maar de gemachtigde van verweerder niet. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek om naturalisatie terecht was, omdat er serieuze verdenkingen bestaan dat eiser een misdrijf heeft gepleegd, wat in strijd is met de voorwaarden voor naturalisatie volgens artikel 9 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Eiser voerde aan dat het beleid van verweerder onrechtmatig is en dat hij geen eerlijk proces heeft gehad, maar de rechtbank oordeelt dat de afwijzing niet in strijd is met de onschuldpresumptie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het bestreden besluit.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1394

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser

(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder
(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie. Verweerder heeft met het primaire besluit van 19 oktober 2021 bepaald dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor naturalisatie.
Met het bestreden besluit van 7 februari 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser is verschenen. De gemachtigde van verweerder is met een bericht van verhindering niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiser heeft op 29 maart 2021 een verzoek om naturalisatie ingediend. Vanwege een openbare ordeonderzoek is informatie over eiser opgevraagd. Gebleken is dat tegen eiser een strafzaak openstaat, omdat hij een voertuig zou hebben bestuurd onder invloed van alcohol. [1] Naar aanleiding hiervan heeft verweerder aan eiser (bij brief van 28 september 2021) medegedeeld dat dit gegeven een reden kan zijn voor het afwijzen van eisers verzoek en hem de mogelijkheid gegeven om te reageren met een zienswijze. Hierna heeft verweerder het primaire besluit genomen. De reden voor de afwijzing van het verzoek is dat ernstige vermoedens bestaan dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde, de goede zeden of de veiligheid van het Koninkrijk op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Verweerder heeft verder toegelicht dat er geen bijzondere omstandigheden zijn waardoor zou kunnen worden afgeweken van deze conclusie.
1.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder toegelicht dat, hoewel eiser nog niet onherroepelijk is veroordeeld, toch ernstige vermoedens bestaan dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde omdat eiser op goede gronden wordt verdacht van het plegen van een misdrijf en hiervoor een sanctie kan krijgen.

Het beroep van eiser

2. In beroep voert eiser aan dat het beleid van verweerder onrechtmatig is. Met het oordeel dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde, de goede zeden en de veiligheid van het Koninkrijk is verweerder gaan zitten op de stoel van de strafrechter. Eiser is door verweerder veroordeeld zonder een eerlijk proces en toegang tot de rechter. Voor wat betreft de strafrechtelijke procedure is eiser niet opgeroepen en dit duidt erop dat eiser geen gevaar vormt. Het is bovendien mogelijk dat eiser wordt vrijgesproken of dat hij een boete van minder dan €810,- krijgt. Omdat eiser nog niet is veroordeeld door een strafrechter kan niet worden gezegd dat hij een gevaar vormt voor de openbare orde, goede zeden of veiligheid van het Koninkrijk.

De wet

3.1.
Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN wordt een verzoek om naturalisatie afgewezen, indien op grond van het gedrag van de verzoeker ernstige vermoedens bestaan dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden, of de veiligheid van het Koninkrijk.
3.2.
Volgens de Handleiding voor de toepassing van de RWN (Handleiding), zoals deze luidde ten tijde van belang, wordt een verzoek om naturalisatie wegens gevaar voor de openbare orde onder meer afgewezen, indien op het moment van indiening van dat verzoek of de beslissing daarop, serieuze verdenkingen bestaan dat de verzoeker een misdrijf heeft gepleegd waarop nog een sanctie kan volgen. Aanleiding voor het aannemen van een serieuze verdenking kan zijn de vermelding op het uittreksel van de Justitiële documentatiedienst van een openstaande strafzaak wegens een misdrijf.

Beoordeling door de rechtbank

4.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht eisers verzoek om naturalisatie heeft afgewezen omdat er ernstige vermoedens bestaan dat hij een gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden, of de veiligheid van het Koninkrijk.
4.2.
Het betoog van eiser, dat er geen ernstige vermoedens bestaan dat hij een gevaar vormt voor de openbare orde, slaagt niet. De hiervoor genoemde Handleiding is het uitgangspunt bij een beoordeling of sprake is van zulke ernstige vermoedens. [2] Het is niet in geschil dat een strafzaak tegen eiser openstaat. Bij de toepassing van de Handleiding leidt dit ertoe dat een verzoek om naturalisatie moet worden afgewezen.
4.3.
Over eisers stelling, dat hij geen eerlijk proces heeft gehad en geen toegang tot de rechter heeft gehad, overweegt de rechtbank het volgende. Zoals in rechtspraak is overwogen, is het voor afwijzing van een naturalisatieverzoek niet bepalend of een verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, maar of op grond van het gedrag van een verzoeker ernstige vermoedens bestaan dat deze gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden, of de veiligheid van het Koninkrijk. [3] Het enkele uitspreken van een vermoeden dat iemand schuldig is aan het strafbare feit waarvoor hij is aangeklaagd, kan niet leiden tot de conclusie dat geen sprake is van een eerlijk proces. Verweerder heeft in het besluit geen beoordeling gegeven van de feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven voor eisers strafzaak vanwege een overtreding van artikel 8, derde lid en onder a van de Wegenverkeerswet. Verweerder heeft evenmin het standpunt ingenomen dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van die bepaling. Door te stellen dat er een serieuze verdenking bestaat dat eiser een misdrijf heeft gepleegd en er daarmee ernstige vermoedens bestaan dat hij een gevaar vormt voor de openbare orde in de zin van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de RWN, heeft verweerder niet in strijd gehandeld met de onschuldpresumptie en is geen sprake geweest van een oneerlijk proces.

Conclusie en gevolgen

5. Uit wat hiervoor is besproken is gebleken dat verweerder eisers verzoek om naturalisatie terecht heeft afgewezen, omdat ernstige vermoedens bestaan dat eiser een gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden, of de veiligheid van het Koninkrijk.
6. Het beroep is ongegrond en dat houdt in dat het bestreden besluit in stand blijft.
7. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 8, derde lid en onder a van de Wegenverkeerswet (WVW).
2.Dit blijkt uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld een uitspraak van 2 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2759.
3.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:683.