ECLI:NL:RBROT:2022:8695

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
ROT 22/4554 en ROT 22/4835
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening sluiting bedrijfspand op basis van Opiumwet wegens aantreffen van grote hoeveelheden softdrugs

Op 20 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken ROT 22/4554 en ROT 22/4835, waarin de burgemeester van Schiedam betrokken is. De zaak betreft een voorlopige voorziening tegen de sluiting van een bedrijfspand, dat als bakkerij werd gebruikt, op grond van artikel 13b van de Opiumwet. In het pand zijn grote hoeveelheden cannabiskoekjes, -deeg en -olie aangetroffen, wat leidde tot een spoedsluiting op 18 september 2022. Verzoekers, de huurders van het pand, hebben bezwaar gemaakt tegen deze sluiting en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om het pand te sluiten, gezien de aangetroffen softdrugs. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de spoedsluiting, maar dat er wel spoedeisend belang was voor de sluiting van drie maanden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting noodzakelijk en evenwichtig was, en wees de verzoeken om voorlopige voorzieningen af. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester om op te treden tegen drugshandel en de afweging van belangen in dergelijke situaties.

Uitspraak

ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/4554 en ROT 22/4835

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 oktober 2022 in de zaken tussen

[naam verzoeker 1], de vennoten [naam verzoeker 2] en [naam verzoeker 3],verzoeker, uit [plaatsnaam 1], tezamen verzoekers
(gemachtigde: mr. R.V. Paniagua),
en

de burgemeester van Schiedam, de burgemeester

(gemachtigde: mr. E. de Neef).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam bedrijf], te [plaatsnaam 2].

Procesverloop

In het besluit van 18 september 2022 (spoedsluiting), op schrift gesteld op 30 september 2022, heeft de burgemeester het bedrijfspand aan de [adres] (het bedrijfspand) met onmiddellijke ingang gesloten.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (ROT 22/4554).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek tegen het besluit van 18 september 2022 op 7 oktober 2022 op zitting behandeld. Namens verzoekers is [naam verzoeker 3] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst in afwachting van nadere besluitvorming van de burgemeester.
In het besluit van 11 oktober 2022 heeft de burgemeester het bedrijfspand gesloten voor de duur van drie maanden. Dit is inclusief de periode dat het pand gesloten is geweest ten gevolge van de spoedsluiting zodat de sluiting duurt tot 19 december 2022, 12.00 uur.
Verzoekers hebben tegen ook dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (ROT 22/4835) .
Op de zitting van 13 oktober 2022 is de behandeling van het verzoek tegen het besluit van 18 september 2022 voortgezet en is het verzoek tegen het besluit van 11 oktober 2022 behandeld. Namens verzoekers is [naam verzoeker 3] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaan deze zaken over?
1. Verzoekers zijn de huurders van het bedrijfspand. Zij gebruiken dit bedrijfspand als bakkerij. Medewerkers van de politie hebben op 18 september 2022 het bedrijfspand doorzocht. Daar hebben zij een in werking zijnde bakkerij aangetroffen, waar cannabiskoekjes werden gebakken. Er werd een grote hoeveelheid cannabiskoekjes, cannabisolie, cannabisdeeg, verpakkingsmateriaal voor de koekjes en een groot bedrag aan contant geld aangetroffen. De politie heeft haar bevindingen later vastgelegd in een bestuurlijke rapportage van 29 september 2022 (het rapport).
2. Op basis van de bevindingen van de politie heeft de burgemeester op 18 september 2022 met spoed het bedrijfspand gesloten. Dit besluit is op 30 september 2022 op schrift gesteld. Uit dit besluit blijkt dat de spoedsluiting maximaal vier weken duurt. Na nader onderzoek heeft de burgemeester op 11 oktober 2022 het bedrijfspand gesloten voor de duur van drie maanden, inclusief de duur van de spoedsluiting. De burgemeester vindt het op basis van het rapport aannemelijk dat het pand sinds langere tijd een rol speelt in de productie, opslag en/of handel in hennepkoekjes. Daarbij acht de burgemeester van belang dat in het bedrijfspand een grote hoeveelheid cannabiskoekjes (4860 stuks), cannabis houdende olie en zo’n zeven kilo cannabis houdend deeg is aangetroffen. Daarnaast was het adres van het pand ook in beeld bij de sluiting van een ander pand in Schiedam op grond van de Opiumwet.
Wat is het standpunt van verzoekers?
3. Verzoekers zijn het niet eens met de sluiting van het bedrijfspand. Volgens verzoekers is de sluiting van het pand niet noodzakelijk en is deze sluiting niet evenredig. Daartoe voeren verzoekers aan dat er geen overlast en loop was op het pand en dat het pand niet bekend stond als drugspand. Verzoekers hebben geen betrokkenheid bij en geen weet van de productie van de cannabiskoekjes. Als gevolg van de sluiting dreigt faillissement omdat verzoekers niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit gevolg is niet evenredig met de door de sluiting te dienen doelen. Ook volgt uit de wetsgeschiedenis van artikel 13b van de Opiumwet dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest dat bij het enkele aantreffen van drugs in een pand, direct tot sluiting van het pand wordt overgegaan. De burgemeester had kunnen en moeten volstaan met een minder ingrijpende maatregel zoals een waarschuwing of ‘last onder dwangsom’.
Het spoedeisend belang
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of verzoekers een spoedeisend belang hebben. Pas als er een spoedeisend belang is, kan worden toegekomen aan de inhoud van de zaak.
4.1
Ten aanzien van de spoedsluiting (ROT 22/4554) is de voorzieningenrechter van oordeel dat het spoedeisend belang ontbreekt. Tijdens de periode van de spoedsluiting heeft de burgemeester de situatie ten aanzien van het bedrijfspand nader onderzocht. Vervolgens heeft de burgemeester op 11 oktober 2022 besloten dit bedrijfspand voor de duur van drie maanden te sluiten. De spoedsluiting van 18 september 2022 voor de duur van maximaal vier weken geldt inmiddels niet meer. Ook is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de spoedsluiting evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en of de spoedsluiting in de bezwaarprocedure stand zal houden.
De bezwaren van verzoekers tegen deze spoedsluiting kunnen in de bezwaarprocedure aan de orde worden gesteld.
4.2
Ten aanzien van het besluit tot sluiting van het bedrijfspand voor de duur van drie maanden (ROT 22/4835) neemt de voorzieningenrechter wel spoedeisend belang aan. De bedrijfsvoering ligt drie maanden stil als gevolg van de sluiting terwijl de vaste lasten doorlopen. Verzoekers stellen momenteel ongeveer € 50.000,- aan openstaande rekeningen te hebben. Ter zitting is aangevoerd dat recente facturen niet meer worden voldaan als gevolg van de bekendheid van crediteuren met de sluiting van het bedrijfspand. De aangetroffen contante gelden zijn in beslag genomen zodat verzoekers daar nu geen beschikking over hebben. Hierdoor dreigt faillissement. De voorzieningenrechter ziet hierin een voldoende spoedeisend belang. Daarom zal de voorzieningenrechter deze zaak inhoudelijk beoordelen.
Wat vindt de voorzieningenrechter inhoudelijk van deze zaak?
Beoordelingskader
5. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoekers kans van slagen heeft. Zij geeft daarbij een voorlopig oordeel over deze zaak. Na de lopende bezwaarprocedure bij de burgemeester kan de zaak in beroep worden voorgelegd aan de rechtbank. Als deze zaak in beroep wordt voorgelegd aan de rechtbank, hoeft deze het oordeel van de voorzieningenrechter niet per se te volgen.
5.1.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot sluiting van een bedrijfspand als in dat pand softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt of als de softdrugs met dat doel aanwezig is. De burgemeester legt dan een last onder bestuursdwang op. De burgemeester beschikt bij de uitoefening van die bevoegdheid over beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten. [1]
5.2.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Schiedam tegen te gaan. Dit beleid staat in het Damoclesbeleid Gemeente Schiedam 2020. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een bedrijfspand. Daarin is opgenomen dat als een handelshoeveelheid softdrugs (30 gram of meer) wordt aangetroffen, het pand voor drie maanden wordt gesloten.
Bevoegdheid
6. Niet in geschil is dat in het bedrijfspand een handelshoeveelheid softdrugs (verwerkt in cannabiskoekjes, -deeg en olie) is aangetroffen die bedoeld was voor de verkoop. Dit betekent dat de burgemeester bevoegd was tot sluiting van het bedrijfspand over te gaan.
Noodzaak
7.1.
Als de burgmeester bevoegd is om een bedrijfspand te sluiten, is de volgende vraag of er ook noodzaak is om een pand te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [2] Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. [3]
7.2.
In dit geval gaat het om een grote hoeveelheid softdrugs die is verwerkt in cannabiskoekjes, -deeg en -olie. Daarnaast stond het adres van het bedrijfspand waar deze cannabiskoekjes zijn aangetroffen ook op een verzendetiket op een pallet met cannabiskoekjes in een ander pand in Schiedam. Dat pand was eerder dit jaar gesloten door de burgemeester op grond van de Opiumwet. De gebruiker van dat pand is dezelfde persoon als de persoon die cannabiskoekjes bakte in de bakkerij van verzoekers (de koekjesbakker). Hieruit heeft de burgemeester mogen afleiden dat er een verband bestaat tussen de twee vondsten en dat het bedrijfspand al langere tijd een rol speelt in de productie, opslag en/of handel in cannabiskoekjes. In tegenstelling tot verzoekers is de voorzieningenrechter van oordeel dat er een bepaalde mate van bekendheid is ten aanzien van de productie van de cannabiskoekjes in het bedrijfspand. Dit blijkt uit de verklaring van een aangever in een mishandelingszaak waarbij verzoekers zoon is betrokken. Deze aangever heeft verklaard dat verzoeker een bakkerij heeft en stiekem wietkoekjes verkoopt. Verder werden de koekjes niet alleen in het bedrijfspand geproduceerd maar daar ook verpakt voor de verkoop gelet op de zes dozen met verpakkingen (blikjes) en doos met stickers van Sweeds die in het bedrijfspand zijn aangetroffen. Onder deze naam werden de koekjes verhandeld en onder meer geleverd aan coffeeshops. De burgemeester heeft ook daaruit af kunnen leiden dat er een bepaalde bekendheid bestaat ten aanzien van de productie van de koekjes in het bedrijfspand.
7.3.
De burgemeester mag een bedrijfspand sluiten als andere middelen niet voorhanden of toereikend zijn (subsidiariteit). Een maatregel mag niet ingrijpender zijn dan in deze situatie vereist om de openbare orde te herstellen (proportionaliteit). De burgemeester vindt dat er sprake is van een ernstig geval en heeft overeenkomstig zijn beleid het bedrijfspand voor drie maanden gesloten en niet volstaan met een waarschuwing. In tegenstelling tot verzoekers is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester niet had kunnen en moeten volstaan met minder ingrijpende maatregelen zoals een waarschuwing of ‘last onder dwangsom’. Daartoe is van belang dat het gaat om een grootschalige productie van cannabiskoekjes waarvan een bepaalde mate van bekendheid is ten aanzien van de productie van deze cannabiskoekjes in het bedrijfspand. Met de sluiting wil de burgemeester een stevig signaal afgeven aan de omgeving dat er wordt opgetreden tegen drugscriminaliteit. Hij mocht zich op het standpunt stellen dat in zo’n geval het geven van een waarschuwing of ‘last onder dwangsom’ niet hetzelfde effect heeft.
7.4.
Het voorgaande maakt dat de burgemeester de sluiting van het bedrijfspand redelijkerwijs noodzakelijk heeft kunnen vinden.
De evenwichtigheid van de sluiting
8.1.
Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van het bedrijfspand noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenwichtig is. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval de bescherming of het herstel van de openbare orde en de woon- en leefomgeving, en de te respecteren grondrechten van verzoekers. Of de sluiting evenwichtig is, hangt af van verschillende omstandigheden. De duur van de sluiting moet evenwichtig zijn, ook als de burgemeester daarin zijn eigen beleid heeft gevolgd. Of de sluiting evenwichtig is hangt ook af van de (mate van) verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, of er een bijzondere binding met het pand is en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die maken dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [4]
8.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verzoekers te verwijten is dat er cannabiskoekjes in het bedrijfspand werden gebakken en verpakt. Verzoekers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij daar niet van op de hoogte waren of er in ieder geval niet redelijkerwijs van op de hoogte hadden kunnen en moeten zijn. Verzoekers hadden als huurders van het bedrijfspand toezicht moeten houden op wat er in het bedrijfspand gebeurde. De koekjesbakker mocht sinds eind 2021 gebruik maken van het bedrijfspand maar betaalde hier geen huur voor. Verzoeker heeft verklaard dat de koekjesbakker op zondag – een tot driemaal per maand – koekjes bakte in het bedrijfspand en dat hij de hem een sleutel heeft gegeven waarmee hij toegang had tot het gehele bedrijfspand, (juist) ook als verzoeker niet aanwezig was. De cannabiskoekjes werden niet in een afgescheiden of afzonderlijk deel van de bakkerij gebakken, maar in de reguliere bakkerij, waar verzoeker ook zijn werkzaamheden uitvoerde. Deze koekjesbakker is volgens verzoeker een vriend van een zakenrelatie. De koekjesbakker had ook toegang tot een archiefkast waarin ruim € 81.000 aan contant geld is aangetroffen. Verzoeker heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat dit zijn eigen geld is. Bovendien is ook verzoekers zoon, die nog thuiswonend is, op het moment dat de politie de koekjesbakker aantreft op de begane grond van het bedrijfspand aanwezig en is, zoals overwogen in 7.2, in een andere strafzaak door een aangever verklaard dat de vader (dus verzoeker) van deze zoon stiekem wietkoekjes zou verkopen. Ook lagen er zes dozen met verpakkingen (blikjes) en doos met stickers van het merk Sweeds in het bedrijfspand om de cannabiskoekjes in te verpakken. Dat verzoekers daaruit niet hadden kunnen afleiden dat het om cannabiskoekjes ging, volgt de voorzieningenrechter niet gelet op de ongebruikelijke merknaam die bovendien op de bestickering is bedrukt met de nadruk op de letters ‘weed’. Dat verzoekers zelf niet in het productieproces betrokken waren, dat verzoekers geen strafblad hadden en er niet openlijk herkenbare cannabis lag, doet niet af aan het feit dat zij er gelet op het voorgaande redelijkerwijs wel van op de hoogte hadden kunnen en moeten zijn dat er cannabiskoekjes werden geproduceerd.
8.3.
Dat de bakkerij van verzoekers failliet zal gaan als gevolg van de sluiting is eigen aan de sluiting van een bedrijfspand. Dat maakt niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat verzoekers niet over geld beschikken om de rekeningen te voldoen omdat hun (contante) geld in beslag is genomen, komt voor hun rekening en risico. Dat geldt ook voor de stelling van verzoekers dat facturen niet meer betaald worden omdat afnemers op de hoogte zijn geraakt van de sluiting. De burgemeester heeft in dit geval het algemeen belang boven de zakelijke en financiële belangen van verzoekers mogen stellen.
8.4
Daarbij weegt de voorzieningenrechter ook mee dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij afhankelijk zijn van dit specifieke bedrijfspand voor de voortzetting van de bakkerij. De burgemeester heeft aangeboden de bakkerij op afspraak korte tijd te openen zodat verzoekers de voor de bakkerij benodigde machines en goederen kunnen ophalen als zij het adres van een ander pand hebben waar zij de bakkerij kunnen voortzetten. Dat verzoekers stellen dat zij niet over een ander pand kunnen beschikken om de bakkerij voort te zetten maakt dat niet anders.
8.5.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de sluiting van het bedrijfspand voor de duur van drie maanden niet onevenwichtig is.
Conclusie en gevolgen
ROT 22/4554
9.1.
Gelet op wat onder 4.1. is overwogen, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
9.2.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding te veroordelen.
ROT 22/4835
10.1.
Omdat de sluiting noodzakelijk en evenwichtig is, heeft burgemeester in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid het bedrijfspand voor drie maanden te sluiten.
10.2.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
10.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. van der Hoek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2022.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
3.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.