ECLI:NL:RBROT:2022:9829

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
10/109430-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen poging tot doodslag na schietincident in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995 in Brazilië, die werd beschuldigd van medeplegen van een poging tot doodslag. De tenlastelegging hield in dat de verdachte op 8 maart 2021 samen met een ander heeft geprobeerd het leven van het slachtoffer te beroven door met een pistool op hem te schieten. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken.

De rechtbank overwoog dat, hoewel de verdachte als bijrijder in de auto zat van waaruit geschoten werd, er onvoldoende bewijs was dat hij daadwerkelijk de schutter was. De rechtbank concludeerde dat de hulzen van de afgevuurde kogels aan de bestuurderszijde van de auto waren aangetroffen, wat het onwaarschijnlijk maakte dat de bijrijder, de verdachte, had geschoten. De rechtbank stelde vast dat er geen bewijs was dat de verdachte enige intellectuele of materiële bijdrage had geleverd aan het feit.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had begaan. De voorlopige hechtenis van de verdachte was al opgeheven op 29 juli 2022, en de rechtbank verklaarde de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffiers en is niet ondertekend door de oudste en jongste rechter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/109430-21
Datum uitspraak: 12 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Brazilië) op [geboortedatum verdachte] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort weergegeven op neer dat de verdachte op 8 maart 2021 te Rotterdam samen met een ander heeft geprobeerd [naam slachtoffer] van het leven te beroven door met een pistool op zijn bovenlichaam te schieten.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Vrijspraak

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte op 8 maart 2021 als bijrijder in een Audi S3 zat op het moment dat vanuit die auto op het slachtoffer werd geschoten. De verdachte was vlak daarvoor opgehaald bij zijn woning in de [adres verdachte] te Rotterdam en stapte na de schietpartij weer uit op de Nieuwe Binnenweg ter hoogte van de [straatnaam] . Toen hij het voertuig verliet, had hij vermoedelijk het vuurwapen bij zich. In zijn woning zijn bovendien patronen aangetroffen van hetzelfde type als de afgevuurde patronen.
Aangezien de verdachte meerdere minuten in de Audi S3 heeft doorgebracht met de bestuurder, en hij of de bestuurder de schutter is geweest, moet de verdachte op de hoogte zijn geweest van en betrokken zijn geweest bij het plan om het slachtoffer van het leven te beroven. De verdachte weigert te verklaren over zijn betrokkenheid bij het feit en dat moet in de gegeven omstandigheden in zijn nadeel werken (zie de arresten van de Hoge Raad ECLI:NL:HR:2016:1323 en ECLI:NL:HR:2016:1315).
Het medeplegen van de poging tot doodslag kan daarom bewezen worden.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Op 8 maart 2021 is in de Adrianastraat te Rotterdam geschoten op het slachtoffer [naam slachtoffer] . Hij bevond zich op dat moment in een Audi Q3, die op de stoep geparkeerd stond. Omstreeks 14:17 uur kwam een Audi S3 aanrijden en die stopte volgens ooggetuigen vlak naast de Audi Q3. Er klonken drie schoten en de Audi S3 reed op hoge snelheid weg. Vlakbij, op de Nieuwe Binnenweg, stapte de bijrijder uit. De Audi Q3 reed naar de spoedeisende hulp van het Erasmus Medisch Centrum, waar het slachtoffer met spoed is geopereerd en er een kogel uit zijn borst werd gehaald.
Met de officier van justitie concludeert de rechtbank op basis van het dossier dat de verdachte de bijrijder was in de Audi S3 op 8 maart 2021. De rechtbank maakt dit op uit het proces-verbaal van bevindingen waarin wordt gerelateerd dat de bijrijder die volgens de camerabeelden na de schietpartij ter hoogte van de [straatnaam] uitstapt, sterke gelijkenissen vertoont met de verdachte in combinatie met het feit dat de verdachte in de [adres verdachte] woont en met de omstandigheid dat de in de woning van de verdachte aangetroffen kleding en schoenen, sterk lijken op de kleding en schoenen die de uitstappende bijrijder op de camerabeelden draagt.
De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de bijrijder de schutter is geweest, gelet op het volgende. De hulzen van de afgevuurde kogels zijn aangetroffen in de Adrianastraat, wat betekent dat de dader in elk geval het vuurwapen buiten de auto moet hebben gehouden. De Audi Q3 waar het slachtoffer zich in bevond, stond aan de linkerzijde van de eenrichtingsweg. Twee van de drie hulzen zijn aan die zijde aangetroffen. Aangezien de ooggetuigen hebben verklaard dat er niemand uit de Audi S3 was gestapt, moet er vanuit de linkerzijde van de Audi S3, dus aan de kant van de de bestuurder, geschoten zijn. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de bijrijder vanuit de linkerzijde van de auto, met zijn hand met een pistool buiten het raam, heeft geschoten. Dat alles maakt dat niet aannemelijk is geworden, laat staan wettig en overtuigend bewezen kan worden, dat de bijrijder geschoten heeft. Uit het dossier is verder niet gebleken dat er naast de bestuurder en de bijrijder andere personen in de auto hebben gezeten. De enige mogelijke conclusie is dan ook dat de bestuurder de schutter is geweest. Op grond van de hiervoor bedoelde camerabeelden staat voor de rechtbank voldoende vast dat de verdachte dat niet was.
Gelet op het voorgaande kan ten aanzien van de verdachte enkel vastgesteld worden dat hij als bijrijder aanwezig was in het voertuig op het moment dat de bestuurder schoot. Dit acht de rechtbank onvoldoende om te spreken van medeplegen van de poging tot doodslag. Het dossier bevat geen aanwijzing voor de aanwezigheid van enige intellectuele of materiële bijdrage van de verdachte aan het feit, nog los van de vraag of een dergelijke bijdrage van voldoende gewicht zou zijn. Zelfs zijn wetenschap van wat de bestuurder van plan was kan niet worden vastgesteld: niet kan worden uitgesloten dat de verdachte werd verrast door het handelen van de bestuurder toen die het slachtoffer beschoot. Dat de verdachte niet wenst te verklaren over zijn aanwezigheid in het voertuig maakt voorgaande niet anders. De omstandigheden in dit geval zijn niet van dien aard dat van de verdachte verwacht kan worden dat hij een verklaring aflegt.
4.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte al bij afzonderlijk geminuteerde beslissing van 29 juli 2022 met onmiddellijke ingang opgeheven, zodat daar in dit vonnis geen beslissing meer over hoeft te worden genomen.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. C.H. van Breevoort-de Bruin en R.M.F.R. Ketwaru, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. C.J. Voogel-van Buuren en J.A.M. van der Vleuten, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2022.
De oudste en jongste rechter en de eerste griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 maart 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal, (een) kogel(s) in de richting van
het (boven)lichaam van die [naam slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.