ECLI:NL:RBROT:2022:9958

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
9840881 CV EXPL 22-13124
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in koopovereenkomst tussen consument en webshop

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis. Eiseres, Zalando Payments GmbH, had een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde01], wegens een onbetaalde bestelling van € 162,96. Gedaagde betwistte de koopovereenkomst en stelde dat zij nooit een bestelling had geplaatst, en vermoedde dat er sprake was van identiteitsfraude. De procedure begon met een dagvaarding op 20 oktober 2020, waarna op 20 januari 2021 een verstekvonnis werd gewezen. Gedaagde heeft op 20 april 2022 verzet aangetekend, na ontvangst van het verstekvonnis op 8 april 2022. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde tijdig in verzet was gekomen en dat Zalando onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen. De vordering van Zalando werd afgewezen, en de proceskosten werden aan Zalando opgelegd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9840881 CV EXPL 22-13124
datum uitspraak: 11 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Zalando Payments GmbH,
vestigingsplaats: Berlijn,
eiseres,
gemachtigde: deurwaarderskantoor Van Lith B.V. te Eindhoven,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.J.C.R. Romet.
De partijen worden hierna ‘Zalando’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 oktober 2021, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 20 januari 2022 met zaaknummer
9527060 \ CV EXPL 21-36489;
  • de verzetdagvaarding van 20 april 2022, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in oppositie van 22 juni 2022, met bijlagen;
  • de conclusie van repliek in oppositie van 20 juli 2022.

2..De feiten

2.1.
Op 24 maart 2020 is via de website van Zalando een bestelling geplaats voor in totaal een bedrag van € 162,96. De bestelling is geplaatst op naam van [gedaagde01] met adres [adres01] te [plaats02] , het adres waar [gedaagde01] woonachtig was.
2.2.
Zalando heeft naar aanleiding van deze bestelling facturen opgemaakt op naam van [gedaagde01] .
2.3.
Op 25 mei 2020 zond de incassogemachtigde van Zalando een betalingsherinnering aan het e-mailadres [e_mail01] . Dit is het e-mailadres van [gedaagde01] .
2.4.
Op 28 mei 2020 ontving de incassogemachtigde een e-mail van [gedaagde01] met het verzoek om een betalingsregeling.
2.5.
De betalingsregeling is diezelfde dag aan [gedaagde01] bevestigd.
2.6.
Op 21 juli 2020 zond de gemachtigde van Zalando een zogenaamde 14 dagen brief aan het adres van [gedaagde01] .
2.7.
[gedaagde01] is op 20 oktober 2020 gedagvaard. De dagvaarding werd betekend door achterlating in een gesloten envelop.
2.8.
Op 20 januari 2021 is tussen partijen door deze rechtbank onder zaaknummer 9527060 \ CV EXPL 21-36489 een verstekvonnis gewezen.
2.9.
Het verstekvonnis werd betekend door achterlating in een gesloten envelop.
2.10.
Bij brief van 10 februari 2022 kondigde de gemachtigde van Zalando aan beslag te willen gaan leggen op de roerende zaken van [gedaagde01] .
2.11.
Bij e-mail van 17 februari 2022 heeft [naam01] (een grootouder van [gedaagde01] ) de volgende brief aan de gemachtigde van Zalando gestuurd:
“(…)
LS
Op 15 februari heb ik telefonisch contact gehad met een van uw medewerksters.
Het betreft uw referentie 202016968, betreffende [gedaagde01] , mijn kleindochter.
Ik heb aangegeven dat een en ander op een vergissing moet berusten of wellicht een geval van identiteitsfraude.
Allereerst heeft mijn kleindochter geen bestelling bij zalando gedaan.
Tevens heeft zij nooit van zalando een zending ontvangen.
Verder is zij niet geïnformeerd over een rechtszaak op 20 januari waarnaar u verwijst in uw brief van 10 februari.
Ook heeft zij het vonnis van de rechtbank, dat op 1 februari aan haar uitgereikt zou zijn, niet ontvangen.
Ik heb aangegeven dat een beslag op haar goederen weinig zal opleveren omdat zij in een flat woont van prokino, een vorm van jeugdzorg, met meubels gehaald bij de kringloop.
Uw medewerkster die mij overigens goed heeft geïnformeerd, heeft mij beloof dat alle bewijsstukken dus in uw bezit zijn opgestuurd zullen worden naar mijn kleindochter, [adres02] in [plaats01] .
Verder heeft uw medewerkster aangegeven dat mijn kleindochter binnen vier weken in bezwaar kan gaan maar dan wel een deurwaarder of een juridisch loket moet inschakelen.
Ik hoop echter dat deze brief voor u aanleiding is om van verdere stappen af te zien.
Ik zend deze brief eveneens per e-mail.
Hoogachtend
[naam01]
(…)”
2.12.
De gemachtigde van Zalando heeft bij brief van 22 februari 2022 het volgende aan [gedaagde01] meegedeeld:
“Geachte [gedaagde01] ,
Naar aanleiding van de e-mail van uw grootouder bericht ik u als volgt.
U heeft in ieder geval op 15 februari 2022 kennis genomen dat u tot betaling bent veroordeeld. Met de brief van 15 februari 2022 hebben wij u de dagvaarding en het vonnis toegezonden.
U heeft aangegeven het niet eens te zijn met het verstekvonnis.
Verzet/executiegeschil?
Misschien heeft u de mogelijkheid om alsnog in verzet te gaan tegen dit verstekvonnis. Ik verwijs u hiervoor naar artikel 143 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De verzettermijn bedraagt vier weken nadat u bekend bent geworden met het verstekvonnis of de tenuitvoerlegging ervan. Deze termijn dient u zelf in de gaten te houden. Als deze vier weken verstrijken wordt het gewezen vonnis onherroepelijk. Als deze vier weken zijn verstreken en u geen (tijdig) verzet meer kunt instellen, dan moet ik u wijzen op het eventueel starten van een executiegeschil.
In beide gevallen moet u cliënte dagvaarden. Ik adviseer u om hierover verder advies in te winnen bij het Juridisch Loket of een andere juridisch gemachtigde, zoals een advocaat, een rechtsbijstandsverzekeraar of een ander deurwaarderskantoor.
Wij zullen gedurende uw verzettermijn de behandeling van het dossier stilleggen.
Betalingsvoorstel
Als u een voorstel wilt doen om de vordering in termijnen te betalen, dan ontvang ik uiterlijk op 16 maart 2022 uw betalingsvoorstel.
Na afloop daarvan hebben wij opdracht om het vonnis verder uit te voeren, beslagmaatregelen te onderzoeken.
Hoogachtend,
(…)”
2.13.
Op 17 maart 2022 stuurde [gedaagde01] de volgende e-mail aan de gemachtigde van Zalando:
“(…)
Goedemiddag mevrouw/meneer,
Ik heb zojuist een mevrouw aan de telefoon gehad en dit ook besproken en die adviseerde mij om een mail op te stellen, hierbij de mail:
Ik heb 22 februari een brief van u binnen gekregen omtrent zalando payments. Ik heb contact gehad met het juridisch loket en die hadden mij geadviseerd om een advocaat in te schakelen, dit heb ik gedaan alleen ik heb gister het bericht gekregen dat deze advocaat corona heeft en daarmee dus niet verder kan met mijn zaak omtrent zalando. Hij adviseerde mij een nieuwe advocaat in te schakelen alleen de tijd om dit te doen is versteken. Ik wil u daarom graag vragen of ik uitstel zou kunnen krijgen om een goede nieuwe advocaat te regelen.
Met vriendelijke groet,
[gedaagde01] ”
2.14.
De gemachtigde van Zalando heeft daar diezelfde dag als volgt op gereageerd:
“Geachte [gedaagde01] ,
In opgemelde zaak heeft u vier weken na 22 februari de tijd om in verzet te gaan.
Deze vier weken zijn nog niet om. Dit is 22 maart a.s.
Derhalve heeft u die periode nog om uw verzet kenbaar te maken.
In het vertrouwen u voldoende te hebben geïnformeerd.
(…)”
2.15.
De gemachtigde van [gedaagde01] deelde bij brief van 6 april 2022 het volgende aan de gemachtigde van Zalando mede:
“(…)
Geachte mevrouw, mijnheer,
Tot mij heeft zich gewend [gedaagde01] , wonende te [plaats01] , met het verzoek om haar belangen in opgemelde zaak als haar bepaaldelijk gevolmachtigd advocaat te behartigen.
Ter zake merk ik het navolgende op; cliënt overlegde mij uw brief d.d. 15 februari 2022 en uw exploot d.d. 31 maart 2022.
Op basis van die documenten maak ik op dat cliënte bij vonnis is veroordeeld om aan uw opdrachtgever een bedrag te voldoen.
Naar aanleiding van die documenten heb ik hedenmiddag telefonisch contact opgenomen met uw kantoor teneinde na te gaan of er daadwerkelijk documenten zijn nagezonden na die bewuste telefoongesprek d.d. 15 februari jongstleden. Telefonisch is mij medegedeeld dat zulks niet het geval is.
Namens cliënte verzoek ik u dan ook vriendelijk om per omgaande, maar uiterlijk maandag 11 april 2022 voor 12:00 aan ondergetekende het verstekvonnis en het inleidend processtuk, bij voorkeur per e-mail: [e_mail02] , met producties te doen toekomen. Gaarn ontvang ik ook de opgemaakte telefoonnotitie welke is opgemaakt naar aanleiding van het telefoongesprek d.d. 15 februari jongstleden.
Naar ik veronderstel wordt de juistheid van de onderhavige vordering gesubstantieerd met bewijsstukken welke zijn aangehecht aan het inleidend processtuk, waaruit blijkt dat de vermeende door cliënte bestelde goederen ook daadwerkelijk door cliënte zijn ontvangen dan wel door cliënte in ontvangst zijn genomen.
Op voorhand wijs ik Van Lith Gerechtsdeurwaarders op het bepaalde in artikel 7:11 lid 1 BW. Een ontvangstbewijs dan wel enig ander bewijs daartoe zie ik dan ook graag tegemoet.
Na ontvangst van de verzochte documenten kom ik bij u op de zaak terug.
(…)”
2.16.
Bij e-mail van 7 april 2022 heeft de gemachtigde van Zalando het volgende aan de gemachtigde van [gedaagde01] meegedeeld:
“(…)
Uw e-mail van 6 april jl. heb ik in goede orde ontvangen.
Op 10 februari jl. is brief welke per post is verstuurd een beslag op de roerende zaken (inboedel) aangekondigd. Naar aanleiding van deze aankondiging heeft [naam01] (de oma van [gedaagde01] ) op 15 februari jl. namens [gedaagde01] telefonisch contact opgenomen met mijn kantoor en aanvullende stukken opgevraagd. Deze zijn ook op 15 februari jl. per post naar het adres van [gedaagde01] verstuurd.
Door [naam01] is vervolgens nog schriftelijke gereageerd (per post en per e-mail) bij haar schrijven van 17 februari 2022. Op 22 februari 2022 is vervolgens schriftelijk gereageerd. In het schrijven van mijn kantoor is de verzetprocedure of het eventueel starten van een executiegeschil toegelicht. Tevens is betrokkene gewezen op de mogelijkheid om een betalingsvoorstel te doen.
Vervolgens heeft op 17 maart jl. de woonbegeleider van [gedaagde01] telefonisch contact opgenomen met mijn kantoor. Er is het een en ander uitgelegd over het voeren van een verzetprocedure en de termijn daarvan.
[gedaagde01] heeft diezelfde dag per e-mail aangegeven dat zij op 22 februari 2022 een brief heeft ontvangen van mijn kantoor betreffende Zalando. Zij is vervolgens naar het juridisch loket gegaan en zij heeft het advies gekregen om een advocaat in te schakelen. Dit heeft zij ook gedaan maar haar advocaat had corona waardoor zij een nieuwe advocaat
diende in te stellen en zij heeft verzocht om uitstel. Echter was op dat moment de verzettermijn nog niet verstreken. Dit is ook op 17 maart jl. per e-mail aan mevrouw kenbaar gemaakt.
Daarna is enige reactie van [gedaagde01] uitgebleven.
Op 31 maart 2021 is door mijn kantoor per e-mail een opgave met het formulier bronnen van inkomsten verstuurd. Er is geen ambtshandeling uitgevoerd.
Alle correspondentie zal worden bijgevoegd als bijlage. Indien u nog aanvullende stukken wenst te ontvangen verneem ik dat graag.
Hoogachtend,
(…)”
2.17.
Bij e-mail van 8 april 2022 heeft de gemachtigde van Zalando onder andere het verstekvonnis aan de gemachtigde van [gedaagde01] gemaild.

3..Het geschil

3.1.
Zalando eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 206,81 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 162,96, rente van € 3,85 (berekend tot 20 oktober 2021) en buitengerechtelijke kosten van € 40,00.
3.2.
Zalando baseert de eis op het volgende.
[gedaagde01] heeft op 24 maart 2020 via de webshop www.Zalando.nl een bestelling geplaatst bij Zalando voor een bedrag van € 162,96. [gedaagde01] is ondanks aanmaningen in gebreke gebleven met betaling van de door haar bestelde en ontvangen producten. Zalando legt nakoming van de betalingsverplichting die voortvloeit uit de tussen [gedaagde01] en haar gesloten koopovereenkomst aan haar vordering ten grondslag.
3.3.
In het genoemde verstekvonnis is de eis toegewezen.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en het verstekvonnis en voert het volgende aan. [gedaagde01] betwist dat er een overeenkomst met Zalando tot stand is gekomen. Zij heeft geen bestelling geplaatst en ook niets ontvangen. Dat haar naam en adres boven de factuur staan wil niet zeggen dat zij de bestelling heeft geplaatst. Zij heeft weliswaar per e-mail aangegeven een betalingsregeling te willen treffen, maar was in de veronderstelling dat de aanmaning betrekking had op een andere bestelling. [gedaagde01] vermoedt dat sprake is van een vergissing dan wel identiteitsfraude. [gedaagde01] voert verder aan dat Zalando heeft niet voldaan aan haar (pre)contractuele informatieverplichtingen zoals neergelegd in artikel 6:230m BW. [gedaagde01] doet daarom een beroep op de vernietigbaarheid van de gestelde overeenkomst ex artikel 3:39 en 3:40 BW.

4..De beoordeling

De bevoegdheid van de kantonrechter en de toepasselijkheid van het Nederlands recht
4.1.
Aangezien Zalando in het buitenland is gevestigd, dient de kantonrechter allereerst ambtshalve te beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van het onderhavige geschil en welk recht op het geschil van toepassing is.
4.2.
Op grond van artikel 4 van de EEX Verordening (EU) Nr. 1215/2012 dient [gedaagde01] opgeroepen te worden voor een gerecht van de lidstaat waarin zij woont. Dat betekent dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Gelet op de woonplaats van [gedaagde01] is de kantonrechter in Rotterdam bevoegd om van de vordering kennis te nemen.
4.3.
Ten aanzien van het op de onderhavige vordering toepasselijke recht overweegt de kantonrechter als volgt. De bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst. Nu niet gebleken is, dat door partijen een keuze is gedaan ten aanzien van het toepasselijke recht, het is immers nog maar de vraag of de Algemene voorwaarden van Zalando van toepassing zijn, is op grond van artikel 6 van Rome I-Vo het recht van toepassing van het land waar de consument, in dit geval [gedaagde01] , haar gewone verblijfplaats heeft, zodat op de onderhavige vordering Nederlands recht van toepassing is.
4.4.
De kantonrechter moet vervolgens beoordelen of [gedaagde01] tijdig verzet heeft ingesteld en stelt daarbij het volgende voorop.
Aanvang verzettermijn
4.5.
De termijn voor het instellen van verzet vangt op grond van artikel 143 lid 2 en 3 Rv aan op de dag dat:
  • het vonnis (of een akte naar aanleiding daarvan) in persoon wordt betekend aan de veroordeelde;
  • de veroordeelde enige daad pleegt waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is;
  • het vonnis ten uitvoer is gelegd.
De eerste termijn die aanvangt is bepalend voor het daadwerkelijke begin en einde van de verzettermijn.
4.6.
Gesteld noch gebleken is dat het verstekvonnis of een uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte in persoon aan [gedaagde01] is betekend of dat het verstekvonnis ten uitvoer is gelegd. De vraag die voorligt is dan ook of door [gedaagde01] enige daad is gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het verstekvonnis aan haar bekend is geworden.
4.7.
Volgens Zalando is [gedaagde01] niet ontvankelijk in haar verzet omdat zij pas op 20 april 2022 in verzet is gekomen, terwijl de verzettermijn van 4 weken op 22 februari 2022 is gaan lopen. Zalando heeft daartoe het volgende gesteld. Op 15 februari 2022 heeft [naam01] (een grootouder van [gedaagde01] ) naar aanleiding van de ‘aankondiging beslag op roerende zaken’ telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van Zalando. [gedaagde01] heeft toen verzocht om de dagvaarding, het verstekvonnis en de betekening per post naar haar op te sturen. Deze stukken zijn op 15 februari 2022 aan het adres van [gedaagde01] verstuurd.
Bij e-mail en brief van 17 februari 2022 heeft [naam01] schriftelijk gereageerd.
De gemachtigde van Zalando heeft bij brief van 22 februari 2022 op die brief gereageerd en de gang van zaken bij een verzetprocedure toegelicht.
Op 17 maar 2022 heeft de woonbegeleider van [gedaagde01] telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van Zalando. Ook in dat gesprek is de verzetprocedure toegelicht.
[gedaagde01] heeft diezelfde dag per mail meegedeeld dat zij op 22 februari 2022 een brief heeft ontvangen van de gemachtigde van Zalando betreffende Zalando en dat zij naar het Juridisch loket is gegaan waar haar geadviseerd werd om een advocaat in te schakelen.
Dit heeft zij gedaan, maar doordat de advocaat Corona had moest zij een nieuwe advocaat zoeken. [gedaagde01] heeft de gemachtigde van Zalando daarom om uitstel gevraagd.
De gemachtigde van Zalando heeft daarop bij brief van 17 maart 2022 aan [gedaagde01] meegedeeld dat de verzettermijn nog niet was verstreken. Daarna heeft zij niets meer van [gedaagde01] vernomen.
4.8.
[gedaagde01] betwist dat zij het verstekvonnis heeft ontvangen en wijst erop dat het enkele verzenden van het verstekvonnis geen daad van bekendheid oplevert. Zij stelt zich op het standpunt dat de verzettermijn aanvang heeft genomen op 8 april 2022, na ontvangst van het verstekvonnis door haar gemachtigde.
4.9.
De kantonrechter overweegt als volgt. Van een daad van bekendheid is sprake indien [gedaagde01] zelf een handeling heeft verricht waaruit ondubbelzinnig kan worden opgemaakt dat zij over voldoende gegevens beschikte over de (inhoud van) haar veroordeling om zich tijdig en adequaat daartegen te kunnen verzetten. Dat wil zeggen dat zij ten minste bekend was met de hoofdinhoud van het vonnis: op vordering van wie, waartoe, wanneer en door welk gerecht zij is veroordeeld, zodat zij aan de hand van die gegevens de nodige maatregelen kon nemen om desgewenst tijdig in verzet te komen.
Een daad van bekendheid van de advocaat in rechte mag aan de gedaagde worden toegerekend. Daden van bekendheid van de advocaat of een andere vertegenwoordiger buiten rechte mogen niet aan de gedaagde worden toegerekend, ook niet als de vertegenwoordiger of advocaat daarbij namens de gedaagde is opgetreden.
4.10.
De kantonrechter begrijpt dat Zalando bedoelt te betogen dat [gedaagde01] in haar e-mail van 17 februari 2022 verwijst naar de brief van de gemachtigde van Zalando van 15 februari 2022 waarbij volgens Zalando de dagvaarding en het verstekvonnis waren gevoegd en dat [gedaagde01] daarom sinds 22 februari 2022 ( de dag waarop zij de brief van 15 februari 20220 heeft ontvangen) bekend was met de inhoud van het verstekvonnis.
4.11.
De kantonrechter stelt voorop dat het enkel verzenden van een verstekvonnis of het in ontvangst nemen daarvan onvoldoende is om te kunnen spreken van een handeling waaruit ondubbelzinnig van bekendheid van het verstekvonnis blijkt.
Bovendien betwist [gedaagde01] , zo blijkt ook uit de brief van haar gemachtigde dat 6 april 2022, dat het verstekvonnis bij de brief van 15 februari 2022 was gevoegd. Zalando heeft hier niets tegenover gesteld en uit de brief van de gemachtigde van [gedaagde01] kan worden opgemaakt dat de gemachtigde van Zalando ook niet heeft betwist dat de bijlages niet bij de brief van 15 februari 2022 waren gevoegd. Dat [gedaagde01] het verstekvonnis bij de brief van 15 februari 2022 heeft ontvangen, staat dan ook niet vast.
Echter, al was het verstekvonnis bij de brief van 15 februari 2022 gevoegd en op 22 februari 2022 door [gedaagde01] ontvangen, dan nog geeft de inhoud van haar e-mail van 17 maart 2022 naar het oordeel van de kantonrechter, geen blijk van een daad van bekendheid met de inhoud van het verstekvonnis. De inhoud van de e-mail ziet immers met name op de vraag of [gedaagde01] uitstel kan krijgen voor het vinden van een nieuwe advocaat. Nergens refereert zij aan de inhoud van het verstekvonnis. De e-mail van 17 februari 2022 kan dan ook niet worden gezien als een daad van bekendheid van [gedaagde01] met de inhoud van het verstekvonnis.
4.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat de gemachtigde van [gedaagde01] het verstekvonnis op zijn verzoek op 8 april 2022 van de gemachtigde van Zalando heeft ontvangen.
De verzettermijn is daarmee op 8 april 2022 aangevangen. Dit betekent dat [gedaagde01] met het betekenen van de verzetdagvaarding op 20 april 2022 tijdig in verzet gekomen, zodat zij ontvankelijk in haar verzet wordt verklaard. Thans kan dan ook worden overgegaan tot de inhoudelijke beoordeling van de vordering van Zalando.
Inhoudelijke beoordeling van de vordering
4.13.
De kantonrechter stelt voorop dat de stelplicht en bewijslast van de stelling van Zalando dat tussen haar en [gedaagde01] een koopovereenkomst tot stand is gekomen, op Zalando rust. Zalando heeft ter onderbouwing van die stelling een factuur in het geding gebracht met daarop de naam en het adres van [gedaagde01] vermeld en een ‘history report’ met, zo begrijpt de kantonrechter, correspondentie tussen de gemachtigde van Zalando en het e-mailadres van [gedaagde01] ( [e_mail01] ).
4.14.
[gedaagde01] heeft gemotiveerd betwist dat zij de bestelling, waarvan Zalando thans betaling vordert, bij Zalando heeft geplaatst. Zij betwist eveneens dat zij de bestelling heeft ontvangen en vermoedt dat sprake is van een vergissing of identiteitsfraude. Zij erkent dat de gegevens op de factuur van haar zijn, evenals het bij Zalando bekende e-mailadres en dat zij vanaf dat e-mailadres om een betalingsregeling heeft verzocht, maar zij merkt daarbij op dat zij in de veronderstelling was dat de daaraan voorafgaande aanmaning over een andere bestelling ging.
4.15.
Nu [gedaagde01] de stellingen van Zalando gemotiveerd heeft betwist, had het op de weg van Zalando gelegen om haar stellingen, tegenover die betwisting, verder te onderbouwen. Zalando heeft dit naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gedaan. Het mag zo zijn dat de bij de bestelling opgegeven gegevens (meer specifiek de naam, het adres en het e-mailadres) aan [gedaagde01] toebehoren, maar dit wil niet zeggen dat [gedaagde01] degene was die de bestelling heeft geplaatst. Het bestelproces bij Zalando is er kennelijk niet op ingericht om de identiteit van degene die bestelt te verifiëren. Daardoor is onzeker of [gedaagde01] daadwerkelijk heeft besteld en blijft de mogelijkheid dat, zoals zij zelf stelt, misbruik van haar gegevens is gemaakt open.
Het bestaan van de koopovereenkomst volgt evenmin uit de door [gedaagde01] getroffen betalingsregeling. [gedaagde01] heeft hiervan immers gesteld dat zij in de veronderstelling was dat de door haar ontvangen aanmaning op een andere door haar geplaatste bestelling zag en Zalando heeft daar niets tegenin gebracht.
Verder had het op de weg van Zalando gelegen om haar stelling dat de bestelling op het adres van [gedaagde01] is afgeleverd, tegenover de betwisting daarvan door [gedaagde01] , nader te onderbouwen. Ook dit heeft Zalando niet gedaan. Dat het afleverbewijs, zoals Zalando stelt, als gevolg van tijdsverloop niet meer beschikbaar is, is een omstandigheid die voor risico van Zalando komt.
4.16.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Zalando haar stellingen dat [gedaagde01] een koopovereenkomst met Zalando heeft gesloten en de bestelling ook heeft ontvangen, tegenover de betwisting door [gedaagde01] , onvoldoende heeft onderbouwd. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen. De kantonrechter wijst de vorderingen van Zalando dan ook af.
4.17.
Nu de vordering op deze grond wordt afgewezen behoeft de vraag of Zalando aan de op haar rustende precontractuele informatieverplichtingen heeft voldaan geen beoordeling.
proceskosten
4.18.
Zalando krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 74,--aan salaris voor de gemachtigde ( 2 punten x € 37,-- tarief). Voor kosten die [gedaagde01] maakt na deze uitspraak moet Zalando ook een bedrag betalen van € 18,50 (1/2 punt x € 37,-- tarief met maximum € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.19.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het op 20 januari 2022 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 9527060 CV EXPL 21-36489;
5.2.
wijst de vordering af;
5.3.
veroordeelt Zalando in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vastgesteld op € 74,-- aan salaris voor de gemachtigde;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
426