ECLI:NL:RBROT:2023:10619
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 10 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning aan [adres 1] beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde per 1 januari 2019 vastgesteld op € 205.000,-, wat door eiser als te hoog werd betiteld. Eiser had eerder bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank had eerder in januari 2022 het beroep van eiser gegrond verklaard vanwege het schenden van de hoorplicht en de heffingsambtenaar opgedragen een nieuw besluit te nemen. Na het uitblijven van een nieuw besluit, stelde eiser de heffingsambtenaar in gebreke. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar een dwangsom van € 1.442,- heeft verbeurd, omdat hij niet tijdig heeft beslist na de eerdere uitspraak. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de heffingsambtenaar ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend in bezwaar, terwijl er wel een immateriële schadevergoeding van € 500,- was toegekend. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt de uitspraak op bezwaar en stelt de verbeurde dwangsom vast. De heffingsambtenaar moet het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden.