In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen meerdere naheffingsaanslagen in de parkeerbelastingen, opgelegd door verweerder. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd op basis van parkeercontroles die hebben plaatsgevonden op verschillende data in september 2022, waarbij eiseres in totaal € 69,10 per aanslag verschuldigd was, bestaande uit € 2,60 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten van naheffing.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, maar dit bezwaar is door verweerder ongegrond verklaard. In beroep heeft eiseres verzocht om een gezamenlijke behandeling van de zaken en om matiging van het aantal naheffingen op grond van het evenredigheidsbeginsel, omdat de naheffingen in een kort tijdsbestek zijn opgelegd en eiseres in het bezit is van een parkeervergunning. De rechtbank heeft overwogen dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, aangezien eiseres geparkeerd heeft op een locatie waar haar vergunning niet geldig was. De rechtbank oordeelt dat de wetgeving geen ruimte biedt voor een toetsing aan de evenredigheid in dit geval, en verklaart het beroep ongegrond.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.