ECLI:NL:RBROT:2023:11728

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
ROT 23/1135
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering op basis van extreem laag waterverbruik en de vraag naar hoofdverblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 12 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering per 2 november 2022 beoordeeld. De intrekking is gebaseerd op het extreem lage waterverbruik in de woning van eiser, dat volgens verweerder duidt op het ontbreken van hoofdverblijf. Eiser, die sinds 2006 bijstandsuitkering ontvangt, heeft psychische klachten en een uitzonderlijke levensstijl, wat hij aanvoert als verklaring voor het lage waterverbruik. De rechtbank behandelt de feiten en omstandigheden rondom het waterverbruik en de woonomstandigheden van eiser. Verweerder stelt dat het waterverbruik van minder dan 7 m3 per jaar niet verenigbaar is met het hebben van hoofdverblijf in de woning. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij daadwerkelijk in de woning woont, ondanks zijn verklaringen en die van buren. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de bijstandsuitkering terecht is, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf in de woning had. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en de intrekking van de bijstandsuitkering blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1135

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. M.R. Dill,
en

het Dagelijks Bestuur van GR Sociaal, verweerder,

gemachtigde: mr. T. Franssen.

Procedure

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een besluit van verweerder om diens bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) in te trekken per 2 november 2022.
1.1.
Bij besluit van 22 november 2022 heeft verweerder eisers bijstandsuitkering per 2 november 2022 ingetrokken omdat eiser na opschorting van de uitkering wederom niet bij een gesprek was verschenen (het intrekkingsbesluit). Met het besluit van 12 januari 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven, nu omdat volgens verweerder niet kan worden vastgesteld dat eiser op 2 november 2022 woonde op het opgegeven adres (het bestreden besluit).
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser deelgenomen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam 1], die heeft getolkt. Verder is de gemachtigde van verweerder verschenen.

Het geschil

Inleiding
2. Eiser, geboren in [jaartal], staat vanaf 28 maart 2006 ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]. Hij ontvangt vanaf 21 april 2006 een bijstandsuitkering van verweerder voor een alleenstaande en is sindsdien ontheven van arbeidsverplichtingen onder meer vanwege dringende redenen van psychische aard. Eiser spreekt niet of nauwelijks Nederland en wordt bij het voeren van zijn administratie en in het contact met verweerder bijgestaan door een vriend, [naam 2] uit Rotterdam, die eiser nog kent uit zijn geboortestad in Turkije, en diens zoon, [naam 1].

Standpunt verweerder in het bestreden besluit

3. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser op 2 november 2022 niet zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres en daar dus niet woonde. Verweerder wijst erop dat in de door eiser gehuurde woning aan de [adres] sprake is van een extreem laag waterverbruik zoals de Centrale Raad van Beroep dat definieert, namelijk minder dan 7 m3 per jaar. In de periode van 12 juni 2021 tot 7 juni 2022 werd in totaal 1 m3 water verbruikt en ook in de jaren daarvoor lag het verbruik tussen 2 m3 en 4 m3, terwijl het gangbare waterverbruik voor een huishouden van één persoon 46 m3 per jaar is. Hierdoor mocht volgens verweerder worden aangenomen dat de woning op 2 november 2022 niet als hoofdverblijf werd gebruikt door eiser. Eiser heeft volgens verweerder met zijn verklaring van 10 januari 2023 dat hij een uitzonderlijke levensstijl heeft als gevolg van psychische problemen, het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Verweerder hecht daarbij belang aan het feit dat in de periode van 29 april 2021 tot 29 april 2022 geen gas en elektriciteit in de woning is verbruikt. Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat dit is omdat eiser geen elektrische apparatuur wil gebruiken, omdat die apparatuur wel in de woning aanwezig is en voor de koelkast zelfs bijzondere bijstand is verleend. Dat eiser thuis doucht met koud water, vindt verweerder evenmin geloofwaardig, omdat bij het huisbezoek is gezien dat de douche uitgedroogd was en vol stond met emmers. Volgens verweerder zijn verdere aanwijzingen dat de woning niet bewoond wordt dat er, behalve een stuk zeep, geen verzorgingsproducten zijn aangetroffen; daarnaast was slechts een geringe hoeveelheid voedingsmiddelen in de woning aanwezig (een pak melk, een pak yoghurt, een pot Nutella, een zak sinaasappelen en een zak uien). Daar komt bij dat eiser niet gereageerd heeft op de aangetekend verzonden uitnodigingen voor gesprekken op 2 en 8 november 2022. Weliswaar bewaart eiser in de woning zijn kleding en post, heeft hij bij de verhuurder geklaagd over overlast van een medebewoner eind 2018-begin 2019 en is in 2015 een afspraak gemaakt met de verhuurder voor een inspectie in verband met een vloerkleed en cv-ketel in de woning, op grond van de overige bevindingen moet echter worden geconcludeerd dat eiser niet zijn hoofdverblijf kan hebben in de woning.
Ter zitting heeft verweerder nog aangevoerd de psychische klachten van eiser, bij gebrek aan onderbouwing, te betwijfelen. Eiser heeft hiervoor nooit professionele hulp gezocht en bij de verleende ontheffingen van de arbeidsverplichtingen in het verleden heeft de keuringsarts de mogelijkheid daarvan aannemelijk geacht, terwijl hiervoor nooit enige objectieve aanwijzing is gevonden; de keuringsarts heeft eiser bij de meest recente beoordeling ontheffing verleend vanwege rugklachten en eiser geschikt geacht om 20 uur per week vrijwilligerswerk te verrichten, aldus verweerder.
Wat eiser daartegen aanvoert in beroep
4. Eiser betoogt dat hij wel in de woning aan de [adres] zijn hoofdverblijf heeft en daar dus woont. Een extreem laag waterverbruik rechtvaardigt weliswaar de vooronderstelling dat de woning niet bewoond wordt, eiser meent echter het tegendeel aannemelijk te hebben gemaakt. Eiser heeft ernstige psychische klachten en lijdt aan waanideeën, die maken dat hij overheidsinstanties wantrouwt en een uitzonderlijke levensstijl heeft. Deze klachten blijken uit het rapport van de keuringsarts uit 2009 op grond waarvan eiser is vrijgesteld van het behalen van het inburgeringsexamen. Bovendien heeft eisers consulent sociale activering in 2011 verweerder benaderd om psychologische hulp in te schakelen en heeft verweerder eiser van 2014 tot en met 2018 ontheffing verleend van de arbeidsverplichtingen vanwege dringende redenen van psychische aard. Eiser maakt verder geen gebruik van elektrische apparatuur (dit is de reden dat deze apparatuur niet is aangesloten en de koelkast nog staat ingepakt, eiser verlicht de woning met kaarsen), wast zich met koud water met een washandje, gebruikt geen verzorgingsproducten en kookt nooit. Dit is de reden dat hij sinds 2012 geen gas of elektriciteit meer heeft verbruikt. Desondanks woont eiser in de woning, dit volgt volgens hem uit de bevindingen bij het huisbezoek (waarbij kleding, voedingsmiddelen, medicatie en poststukken zijn gezien), verklaringen van buren en bekenden (een verklaring van 15 januari 2023 van vier buren en een ongedateerde verklaring van twee verdere buren en vier vrienden dat eiser al jaren in de woning woont, een verklaring van [naam 3] van 11 april 2023 dat hij al jaren regelmatig op visite komt bij eiser in de woning, een verklaring van [naam 4] van 13 april 2023 dat eiser al zes tot zeven jaar regelmatig de kerkinloop voor alleenstaande buurtbewoners bezoekt) en andere overgelegde stukken (een bevestiging voor een afspraak met de verhuurder voor een bezoek aan de woning op 18 mei 2015 vanwege een vloerkleed en de Cv-ketel, een formulier waarop eiser handtekeningen heeft verzameld van buren vanwege overlast in de woning in de periode november-december 2019, een kwitantie van zijn apotheek uit 2013 met dit adres en bankafschriften van 1 oktober 2020, 2 november 2020, 4 maart 2021 en 1 juli 2021 waaruit volgt dat op die data contant geld is opgenomen op station Dordrecht).
Ter zitting heeft eiser erop gewezen dat zijn waterverbruik ten tijde van de intrekking 1 m3 oftewel 1000 liter per jaar was. Dit is een verbruik van 3 liter per dag, welk verbruik goed verenigbaar is met zijn geschetste sobere levenswijze.

Beoordeling door de rechtbank

5. Verweerder heeft op 20 september 2023 nog een verslag ingebracht van een bezoek aan de woning van eiser op diezelfde dag door de gemachtigde en een handhavingsmedewerker over wiens eerdere optreden eiser een klacht bij verweerder heeft ingediend. Uit het verslag volgt dat eiser thuis is aangetroffen en heeft geweigerd de medewerkers van verweerder binnen te laten. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat dit bezoek mede is afgelegd ten behoeve van deze procedure om nog antwoord op enkele vragen te krijgen. De rechtbank voegt het verslag met toestemming van eiser toe aan het dossier, waarbij wordt opgemerkt dat deze gang van zaken de rechtbank bevreemdt en ook ter zitting niet duidelijk is geworden wat verweerder in het kader van deze procedure met het huisbezoek heeft beoogd en op welke vragen verweerder met dit huisbezoek nog antwoord heeft willen krijgen.
6. Naar vaste rechtspraak woont iemand in die woning waar hij zijn hoofdverblijf heeft. Het hoofdverblijf van iemand is daar waar zich het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven bevindt. Dit dient te worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 2 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:813). Over die concrete feiten en omstandigheden heeft de betrokkene de verplichting juiste en volledige informatie te verstrekken, aangezien dat van essentieel belang is voor het bepalen van de plaats van hoofdverblijf en daarmee voor de verlening van bijstand.
7. Nu het een intrekking van de bijstandsuitkering betreft, betreft de beoordeling in eerste instantie de vraag of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser in de te beoordelen periode van 2 november 2022 (de datum met ingang waarvan de bijstandsuitkering is ingetrokken) tot en met 22 februari 2023 (de datum van het intrekkingsbesluit) niet zijn hoofdverblijf had in de woning op het opgegeven adres.
8. Niet in geschil is dat het waterverbruik in de woning van eiser voorafgaand aan de te beoordelen periode extreem laag was (een waterverbruik van minder dan 7 m3). In de meest recent gemeten periode van 12 juni 2021 tot 7 juni 2022 was dat verbruik 1 m3. Verweerder heeft verondersteld dat dit lage waterverbruik zich heeft voortgezet tot in de hier te beoordelen periode en eiser heeft dat ook ter zitting erkend, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet op dit punt nader bewijs van verweerder te verlangen.
9. Het is vaste rechtspraak van de Raad dat als het college aantoont dat sprake is van een extreem laag waterverbruik in een woning, daarmee niet aannemelijk is dat de betrokkene in de woning woont en daar hoofdverblijf heeft in de onder 6. bedoelde zin. De ratio hierachter is dat een minimaal toiletgebruik, gebaseerd op één toiletbezoek per dag, in combinatie met eenmaal douchen per week, al een waterverbruik van 6,3 m3 per jaar oplevert (zie de uitspraken van 19 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3354, en 11 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2210). Het is daarom bij een aangetoond extreem laag waterverbruik aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat toch in de woning werd en wordt gewoond zoals bedoeld onder 6.
10. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin niet is geslaagd. Ook als eiser zeer zuinig met water omgaat, kan daarmee het extreem lage verbruik van water niet worden verklaard. Eiser heeft immers bij het gesprek op 3 januari 2023 verklaard iedere dag in zijn woning te slapen en nooit ergens anders. Hij heeft toen ook verklaard zijn badkamer te gebruiken om te douchen en om ondergoed te wassen. Voor zover al uitgegaan wordt van de omstandigheid dat eiser in weerwil van die verklaring, zoals ter zitting is verklaard, zich dagelijks met koud water uit de kraan wast in plaats van één maal per week te douchen, overdag vaak een wandeling maakt naar de bibliotheek, ergens anders het avondeten gebruikt en (blijkens het dossier) drie weken per jaar in Turkije verblijft, is met de door eiser geschetste sobere en afwijkende levenswijze vanwege de door hem geschetste psychische klachten het geconstateerde waterverbruik van 1 m3 per jaar, gelet op wat onder 9. is overwogen, nog steeds niet verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de door eiser geschetste levenswijze daarom niet juist kan zijn. Verweerder kon daarom concluderen dat niet aannemelijk is dat eiser in de te beoordelen periode zijn hoofdverblijf in de woning had, omdat de geschetste levenswijze in combinatie met het waterverbruik erop wijzen dat eiser in hoofdzaak ergens anders moet hebben verbleven. Het is onduidelijk gebleven waar dat dan zou zijn, zodat ook niet kan worden vastgesteld waar het zwaartepunt van eisers persoonlijk leven zich bevindt. De bevindingen in de woning en overige omstandigheden waarop eiser heeft gewezen in combinatie met het niet verklaarde extreem lage waterverbruik rechtvaardigen daarom slechts de conclusie dat de woning door eiser in gebruik is en dat hij daar met enige regelmaat komt, dit rechtvaardigt echter niet de conclusie dat hij daar van 2 november 2022 tot en met 22 februari 2023 zijn hoofdverblijf had. Hetzelfde geldt voor het feit dat buren en bekenden van eiser dit aanmerken als wonen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de intrekking van eisers bijstandsuitkering per 22 november 2022 in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Lammerse, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.