Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift van de OR, met producties;
- het verweerschrift van [verweerster01] , met producties;
- de brief van 19 oktober 2023 met aanvullende productie aan de zijde van de OR.
[naam02] (secretaris OR) en de overige OR-leden [naam03] , [naam04]
[naam04] , [naam05] , [naam06] , [naam07] , [naam08] , [naam09] en [naam10] , bijgestaan door de gemachtigden mr. Van den Bosch en mr. Van Geen.
Namens [verweerster01] was aanwezig [naam11] ( [functie01] ), bijgestaan door de gemachtigden mr. Ploum en mr. Bakker.
2.De feiten
- dagdienst: 07.00-15.15 uur
- middagdienst: 11.30-19.45 uur
- avonddienst: 15.00-23.15 uur
- nachtdienst: 23.00-07.15 uur
- kantoordienst: 08.30-17.00 uur (maandag tot en met vrijdag).
- [naam07] ( [functie02] )
- [naam03] ( [functie03] )
- [naam01] ( [functie04] )
- [naam04] ( [functie05] )
- [naam02] ( [functie06] )
- [naam05] ( [functie07] )
- [naam08] ( [functie08] )
- [naam09] ( [functie09] )
- [naam10] ( [functie10] )
- [naam06] ( [functie11] )
1 januari 2023 tot en met 31 december 2024. Het onderhandelingsresultaat is nog niet aangemeld als cao. Het redactie-overleg tussen de cao-partijen loopt nog.
3.Het geschil
4.De beoordeling
heeft voorts kenbaar gemaakt dat zij niet van plan is de twee extra verlofdagen vanaf 2024 aan de vrijgestelde OR-leden toe te kennen. Naar het oordeel van de kantonrechter staat het de OR, gezien dat standpunt vrij, om reeds nu de vraag ten aanzien van de twee extra verlofdagen aan de kantonrechter voor te leggen. Niet valt in te zien waarom de OR daarmee zou moeten wachten totdat het onderhandelingsresultaat als cao is aangemeld, c.q. het 1 januari 2024 is geworden. Bovendien gaat het in deze zaak niet om de voorwaarden of naleving van de nieuwe cao-afspraak als zodanig. Niet ter discussie staat dat de vrijgestelde OR-leden niet aan de voorwaarden zoals genoemd in het onderhandelaarsakkoord voldoen, simpelweg omdat zij door de vrijstelling van hun reguliere werkzaamheden geen nachtdiensten werken. De OR-leden hebben zich op het standpunt gesteld dat zij door de gemaakte afspraken vanwege hun OR-lidmaatschap worden benadeeld. Dat ligt in deze procedure ter beoordeling voor en de kantonrechter acht de OR in de verzoeken ontvankelijk.
JAR1992/42).
“voor zover en indien de OR kosten heeft moeten maken”. Niet gebleken is dat de OR zelf kosten heeft moeten maken, die niet door [verweerster01] worden vergoed, zodat de kantonrechter ook geen aanleiding ziet voor een proceskostenveroordeling ten laste van [verweerster01] als de in het ongelijk gestelde partij. De kantonrechter zal de kosten van het geding daarom compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.