In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij een bestuurlijke boete van € 9.000,- is opgelegd wegens overtreding van de Wet Dieren. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingesteld tegen het besluit van 22 april 2022, waarin het bezwaar van eiseres tegen het boetebesluit van 6 augustus 2021 ongegrond is verklaard. De rechtbank constateert dat eiseres niet is verschenen op de zitting, terwijl de verweerder en een toezichthouder van de NVWA wel aanwezig waren.
De zaak betreft een inspectie uitgevoerd door de NVWA op 27 oktober 2020, waarbij een varken werd aangetroffen dat niet transportwaardig was. De toezichthouder concludeerde dat het varken ernstige pijn had en niet in staat was om zich pijnloos te bewegen. Eiseres betwist de bevindingen van de toezichthouder en stelt dat het dier pas op de slachterij ziek is geworden. De rechtbank oordeelt dat de toezichthouder deskundig is en dat zijn bevindingen niet lichtvaardig kunnen worden betwist. De rechtbank bevestigt dat de overtreding is vastgesteld en dat de boete terecht is opgelegd.
Eiseres voert aan dat de boete gematigd moet worden vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden en verlaagt de boete tot € 8.100,-. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de boete betreft en herroept het primaire besluit. Eiseres krijgt het griffierecht vergoed en de Staat der Nederlanden wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres.