ECLI:NL:RBROT:2023:12474

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/3727
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na schending inlichtingenplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een bijstandsuitkering beoordeeld. Eiser had sinds 1 augustus 2017 een bijstandsuitkering, maar deze werd ingetrokken omdat hij zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van zijn activiteiten op Marktplaats en de daaruit genoten inkomsten. Het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland heeft de aanvraag van eiser op 8 november 2022 afgewezen, en dit besluit is in bezwaar gehandhaafd. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bijstandsbehoevend is of dat er gewijzigde omstandigheden zijn die recht geven op bijstand. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om de benodigde informatie te verstrekken, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en handhaaft de afwijzing van de aanvraag om bijstandsuitkering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3727

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

(gemachtigde: mr. A. Harmanci),
en

het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland (college),

(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een algemene bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 8 november 2022 afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 13 april 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser ontving sinds 1 augustus 2017 een bijstandsuitkering naar de kostendelersnorm. Met het besluit van 19 mei 2022 heeft het college de bijstandsuitkering per 1 augustus 2017 ingetrokken, omdat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van zijn activiteiten op Marktplaats en zijn inkomsten daaruit. Vervolgens heeft het college met het besluit van 9 september 2022 een bedrag van € 24.290,66 over de periode van 1 augustus 2017 tot en met 31 maart 2022 teruggevorderd van eiser. Eiser heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt en vervolgens tegen de beslissingen op bezwaar beroep ingesteld. Deze rechtbank heeft in de uitspraak van 13 oktober 2023 de beroepen ongegrond verklaard.
2.1.
Eiser heeft zich op 20 mei 2022 opnieuw gemeld voor een bijstandsuitkering.
2.2.
Bij brief van 13 oktober 2022 heeft het college eiser verzocht om de volgende stukken:
“- afschriften van uw spaarrekening over de periode 1 juli 2022 t/m 30 september 2022;
- ten aanzien van het geconstateerde betaald parkeren op uw bankrekening, welke auto('s) heeft u gebruikt? Graag schriftelijk verifieerbaar bewijs overleggen (kentekenbewijs);
- hoe heeft u in uw levensonderhoud voorzien vanaf 1 april 2022 (datum stopzetten betaling uitkering) tot en met heden;
- schriftelijk verifieerbaar bewijs van uw sollicitaties;
- u heeft aangegeven dat u heeft geprobeerd te werken, hierover dient u schriftelijke verifieerbaar bewijs te overleggen;
- objectief en verifieerbare administratie/vorm van boekhouding over de handel in goederen en auto's op marktplaats met een totaal vraagbedrag van € 322.944,-; en
- schriftelijk objectief verifieerbaar bewijs ten aanzien van de bijschrijvingen en betaalverzoeken op uw bankrekening over de periode van 21 juli 2022 t/m heden.”
2.3.
Op 17 oktober 2022 heeft eiser de verzochte bankafschriften, het kenteken van de auto die hij gebruikt en stukken betreffende sollicitaties overgelegd evenals verklaringen over de overige punten gegeven.
2.4.
Met het besluit van 8 november 2022 heeft het college eisers aanvraag afgewezen, omdat eiser zijn inlichtingenplicht geschonden heeft. Hij heeft de verzochte stukken niet of niet volledig ingeleverd. Daarom kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld, aldus het college. Niet kan worden vastgesteld of eiser tot de kring van rechthebbenden behoort. Verder is sprake van een onduidelijke vermogenssituatie, omdat uit eerdere onderzoeken is gebleken dat eiser op Marktplaats heeft gehandeld tot een bedrag van € 322.944,-.
2.5.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.6.
Op 19 januari 2023 is door het team handhaving van de gemeente Lansingerland een onderzoek ingesteld naar de activiteiten op Marktplaats van eiser vanaf 6 april 2022. De bevindingen hiervan zijn vastgelegd in de rapportage van 26 januari 2023. Hieruit volgt dat in de periode in geding 13 advertenties zijn geplaatst met een totale vraagprijs van € 14.915,- vanaf het IP-adres waar eiser woont.
2.7.
Met het bestreden besluit heeft het college de afwijzing van de aanvraag om een bijstandsuitkering – met aanvulling van de motivering – gehandhaafd. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in de periode in geding in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde. Ook is eiser er niet in geslaagd om aan te tonen dat in de te beoordelen periode een relevante wijziging in zijn omstandigheden heeft plaatsgevonden ten opzichte van de eerdere intrekking van zijn bijstandsuitkering. Eiser heeft de op hem rustende inlichtingenplicht geschonden door geen mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Eiser heeft ook de op hem rustende medewerkingsplicht geschonden, door geen deugdelijke administratie te overleggen van (eerdere) verkoopactiviteiten op Marktplaats en geen bewijsstukken te overleggen ter onderbouwing van zijn stelling dat hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien door middel van leningen. Gelet op de onduidelijke vermogenssituatie kan niet worden vastgesteld of zijn vermogen hoger is dan de voor hem geldende vrijlatingsgrens.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om een bijstandsuitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft het college de aanvraag terecht afgewezen?
5. De te beoordelen periode loopt van 20 mei 2022 (de datum van de aanvraag) tot en met 8 november 2022 (de datum van het besluit op de aanvraag) (periode in geding).
6. Eiser voert aan dat ten onrechte wordt gesteld dat zijn vermogenssituatie niet kan worden vastgesteld. Het is onjuist dat eiser een vermogen van € 322.944,- heeft opgebouwd vanaf 1 augustus 2017 tot de intrekking van zijn vorige uitkering. Eiser heeft alles overgelegd om aan te tonen dat hij geen vermogen heeft.
Ten aanzien van de activiteiten en vermeende inkomsten via Marktplaats in de periode in geding voert eiser aan dat dit ook niet klopt. Hij heeft geen activiteiten op Marktplaats ontplooid, vooral nu dit eerder heeft geleid tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering. De geconstateerde activiteiten zijn niet door hem verricht. Zijn Marktplaatsaccount is al 25 jaar actief en wordt gebruikt door familie en vrienden. Het college kan het recht op bijstand wel vaststellen, ook wanneer de activiteiten op Marktplaats in de periode in geding zouden worden meegenomen. Eiser voert verder aan dat hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien door middel van leningen van familie, waaronder zijn vader en vrienden. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat zijn vader hem geld heeft gegeven, zelf wil hij dit geld terugbetalen.
6.1.
Bij aanvragen om bijstand rust de bewijslast van de bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager. De aanvrager dient duidelijkheid te verschaffen over zijn woon-, leef-, en inkomenssituatie, zo nodig ook over de periode voorafgaand aan de aanvraag. Voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden is zijn financiële situatie een essentieel gegeven. De aanvrager is daarom gehouden de voor een goede beoordeling van zijn aanvraag vereiste gegevens over te leggen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) is het bijstandverlenend orgaan bij het onderzoek naar het recht op bijstand ook bevoegd om gegevens te vragen die betrekking hebben op de financiële situatie over een periode die voorafgaat aan de datum van de melding dan wel de aanvraag. [1]
6.2.
Eiser moet dus aannemelijk maken dat hij bijstandsbehoevend is en moet het college in de gelegenheid stellen zijn verklaringen over zijn bijstandsbehoevendheid te onderzoeken. Bovendien ligt het op de weg van eiser, gelet op de eerdere intrekking van het recht op bijstand, om aan te tonen dat sprake is van een wijziging van omstandigheden in die zin dat hij op dat latere tijdstip wel voldoet aan de voorwaarden voor het recht op bijstand. [2]
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bijstandbehoevend is, ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. Daartoe wordt het volgende overwogen.
In de uitspraak van 13 oktober 2023 heeft deze rechtbank overwogen dat het college de bijstandsuitkering van eiser terecht heeft ingetrokken met ingang van 1 augustus 2017, omdat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden vanwege het niet melden van zijn activiteiten op Marktplaats en de daaruit genoten inkomsten. Het zou daarbij gaan om 340 advertenties in vier jaar tijd met een totale vraagprijs van € 322.944,-. Daarbij oordeelt de rechtbank in die uitspraak dat het college ook niet schattenderwijs het recht op bijstand kon vaststellen vanwege het ontbreken van een administratie van de geplaatste advertenties, de reactie daarop, en de opbrengst van de verkopen.
Ook ten aanzien van de aanvraag om een bijstandsuitkering van 20 mei 2022 is
aan eiser gevraagd om een administratie van zijn eerdere activiteiten op Marktplaats. Ook nu is geen administratie overgelegd, zodat niet kan worden vastgesteld of eiser met die activiteiten, voorafgaand aan de periode in geding middelen (vermogen) heeft opgebouwd die de vermogensgrens overstijgen en waarmee hij in de periode in geding in het levensonderhoud van hem en zijn gezin heeft kunnen voorzien. Daarbij is van belang dat de door eiser overgelegde bankafschriften duiden op een alternatieve geldstroom waarover hij beschikte om in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud te voorzien, omdat hij in de maanden juni 2022, augustus 2022 en september 2022 aan levensmiddelen onderscheidenlijk € 14,75, € 0,- en € 0,- heeft besteed. Eisers stelling dat hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien door leningen van zijn vader en vrienden slaagt niet. Eiser heeft deze stelling namelijk niet onderbouwd. Zo heeft hij geen schriftelijke stukken overgelegd waaruit de leningen en de daaraan verbonden terugbetalingsverplichtingen blijken. Bovendien heeft eiser ter zitting erkend dat geen sprake is van een terugbetalingsverplichting voor de gelden die hij heeft ontvangen van zijn vader.
Daar komt bij dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in de periode in geding sprake is van een wijziging van omstandigheden. Uit de rapportage van 26 januari 2023 volgt immers dat in de periode in geding vanaf het IP-adres waar eiser woont, dertien advertenties zijn geplaatst op Marktplaats met een totale vraagprijs van €14.915,-, waarbij de aard van de advertenties hetzelfde is als de eerdere advertenties op Marktplaats. Zo worden onder meer luxe sieraden, smartphones, gereedschap, auto's en auto-onderdelen aangeboden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet degene is geweest die de activiteiten op Marktplaats heeft ontplooid.
6.4.
Eisers stelling dat het college het recht op bijstand schattenderwijs kon vaststellen slaagt niet, omdat hij geen administratie heeft overgelegd over de periode in geding waaruit zijn inkomsten uit de activiteiten op Marktplaats blijken. Dat eiser ten aanzien van de auto’s enkel de advertenties op Marktplaats heeft gezet voor zijn vader is evenmin onderbouwd.
6.5.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college de aanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. De beroepsgrond slaagt niet.
Had het college proceskosten in bezwaar moeten toekennen?
7. Eiser voert aan dat hij wel stukken heeft overgelegd, namelijk afschriften van de spaarrekening over de periode juli 2022 tot en met 30 september 2022, bewijs van welke auto door hem wordt gebruikt, en schriftelijk objectief verifieerbaar bewijs ten aanzien van de bijschrijvingen en betaalverzoeken op de bankrekening over de periode van 21 juli 2022 tot en met heden. In het besluit van 8 november 2022 wordt ten onrechte niets hierover gezegd. Volgens eiser had dit moeten leiden tot een vergoeding van de proceskosten in bezwaar. Het college heeft niet onderbouwd dat sprake is van een schending van de inlichtingenplicht.
7.1.
Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
7.2.
Gelet hierop bestaat het recht op vergoeding van de proceskosten in bezwaar alleen indien de heroverweging (de beslissing op bezwaar) leidt tot een herroeping van het besluit van 8 november 2022. Herroeping vindt plaats indien een ontvankelijk bezwaar leidt tot een intrekking of wijziging van de primaire beslissing, zodanig dat het primaire besluit wordt gewijzigd wat betreft het daarbij beoogde rechtsgevolg. De omstandigheid dat de stukken reeds waren overgelegd heeft niet geleid tot een intrekking of wijziging van het besluit van 8 november 2022. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. Rickets-Achaibersing, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
de griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Raad van 13 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:530.
2.Uitspraak van de Raad van 17 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1420.