In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Kralingsch Beheer I B.V. en [gedaagde01] over de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een winkelruimte. Kralingsch Beheer, de verhuurder, heeft de huurovereenkomst met [gedaagde01] ontbonden vanwege een huurachterstand en vorderde ontruiming van de winkelruimte. De huurovereenkomst was aangegaan op 1 februari 2023, waarbij [gedaagde01] zich had verbonden tot betaling van een maandhuur van € 2.135,71, een waarborgsom van € 5.720,67 en een schuld van € 7.980,61 van zijn broer. Kralingsch Beheer stelde dat [gedaagde01] geen huur had betaald over de maanden februari, maart en april 2023, en dat hij ook de waarborgsom en de schuld van zijn broer niet had voldaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 augustus 2023 heeft Kralingsch Beheer haar vordering toegelicht, terwijl [gedaagde01] niet op de zitting aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] tekort is geschoten in zijn verplichtingen, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De rechter heeft de vorderingen van Kralingsch Beheer grotendeels toegewezen, inclusief de betaling van achterstallige huur, de waarborgsom, de schuld van zijn broer, en een boete voor niet-tijdige betaling. Ook is [gedaagde01] veroordeeld tot ontruiming van de winkelruimte binnen 14 dagen na betekening van het vonnis.
De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van Kralingsch Beheer vastgesteld op € 2.283,32, die door [gedaagde01] moeten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Kralingsch Beheer direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ook al kan [gedaagde01] mogelijk in hoger beroep gaan.