ECLI:NL:RBROT:2023:12631
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de toepassing van vrijstellingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 28 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Molenlanden beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 996.000,-. Eiser betoogde dat de waarde te hoog was en dat de oppervlakte van de kavel onterecht was aangepast van 1.000 m2 naar 3.500 m2. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat de eerdere oppervlakteberekening geen bewuste standpuntbepaling was en dat eiser er niet op mocht vertrouwen dat de heffingsambtenaar de onjuiste oppervlakte zou blijven hanteren. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning correct heeft vastgesteld aan de hand van vergelijkingsobjecten en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt.
Daarnaast wordt de vraag behandeld of het buiten toepassing laten van de vrijstelling voor cultuurgrond in strijd is met het verbod op discriminatie. De rechtbank oordeelt dat de vrijstelling niet van toepassing is op eiser, omdat hij zijn percelen niet bedrijfsmatig gebruikt. De rechtbank concludeert dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij belastingheffing en dat de keuze om de vrijstelling niet toe te passen niet evident van redelijke grond is ontbloot. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde gehandhaafd blijft en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.