3.1.Werknemer vordert in kort geding:
I. Aan Werknemer tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen, dan wel te verstrekken:
a. het achterstallige loon over de maanden februari 2023 tot en met juni 2023, in totaal € 12.661,59 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente;
de opgebouwde vakantietoeslag, in totaal € 2.240,80 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente;
de eindejaarsuitkering van € 1.484,13, vermeerderd met de wettelijke rente;
de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, over het onder sub a, b en c gevorderde;
het loon totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze tot een einde is gekomen;
salarisspecificaties waarin de betaling van de hiervoor genoemde bedragen is verwerkt en de gewerkte urenoverzichten, binnen zeven dagen na betekening van het vonnis en op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,-;
overzichten van de gewerkte uren in de periode tot aan de ziekmelding, binnen zeven dagen na betekening van het vonnis op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,-.
de buitengerechtelijke kosten van € 893,21;
een en ander met veroordeling van Werkgever in de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde van Werknemer daaronder begrepen en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover indien Werkgever deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis heeft voldaan.