ECLI:NL:RBROT:2023:2007

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
C/10/652500 / FA RK 23-998
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met schizoaffectieve stoornis

Op 22 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een schizoaffectieve stoornis. De officier van justitie had op 9 februari 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren de betrokkene, zijn advocaat, en verschillende zorgverleners aanwezig. De rechtbank constateerde dat de betrokkene al sinds 2015 in zorg is en meerdere gedwongen opnames heeft ondergaan. De betrokkene had recentelijk zijn medicatie gestaakt, wat leidde tot een crisismaatregel en een opname in een zorginstelling. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene niet in staat was om vrijwillig zorg te accepteren en dat er geen alternatieven waren voor verplichte zorg. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot insluiting en toezicht, om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.C. Woudstra en schriftelijk uitgewerkt op 8 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/652500 / FA RK 23-998
Referentienummer: ZM/IND/101185
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 22 februari 2023 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum], [geboorteplaats]
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in Antes Albrandswaardsedijk te Poortugaal,
advocaat mr. W.J.G. Schröder te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 9 februari 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring opgesteld door [naam 1], psychiater, van
31 januari 2023;
  • de niet-ingevulde zorgkaart;
  • het zorgplan van 20 december 2022;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
22 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2], afdelingsarts, [naam 3], psychiater, en [naam 4], allen verbonden aan Antes;
  • [naam 1], psychiater, die telefonisch aan de mondelinge behandeling heeft deelgenomen.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.4.
Het verzoek is tegelijk behandeld met het verzoek van de officier tot voortzetting van de crisismaatregel, bekend onder zaak- en rekestnummer: C/10/652500 / FA RK 23-998.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizoaffectieve stoornis.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Betrokkene is al sinds 2015 in zorg en heeft meerdere (gedwongen) opnames gekend in verband met psychische decompensaties na het staken van medicatiegebruik. Voorafgaand aan de huidige – aanvankelijk vrijwillige - opname op 14 februari 2023 was betrokkene wederom gestopt met zijn medicatie en heeft er een incident met een begeleidster plaatsgevonden in zijn BW. Toen betrokkene tijdens de opname op 17 februari 2023 fysiek en verbaal dreigend was naar verpleging en medepatiënten, is voor hem een crisismaatregel verleend en is hij gesepareerd. Tijdens de mondelinge behandeling licht de afdelingsarts toe dat betrokkene pas diezelfde ochtend is teruggeplaatst op de afdeling. Betrokkene vertelt spijt te hebben van het incident dat in het BW heeft plaatsgevonden, maar vindt wel dat hij mensen die kafir zijn, moet kunnen aanspreken op hun gedrag. Hij meent dat hij recht van spreken heeft omdat hij rechtstreeks in contact staat met Allah, die hem opdrachten geeft. Betrokkene is van mening dat er niets aan de hand is, dat hij alles onder controle heeft door middel van gebed en het luisteren van preken van de imam. De behandelaren verklaren dat betrokkene zelf niet inziet dat de dwingende manier waarop hij met zijn geloof bezig is en de extreme uitspraken die hij daar over doet, hem in de problemen kunnen brengen. Eerder heeft hij hierdoor zijn plek in een begeleide woonvoorziening verloren. De behandelaren achten een zorgmachtiging noodzakelijk, omdat er niet in een vrijwillig kader met betrokkene kan worden samengewerkt. Hij zal zonder zorgmachtiging geen medicatie innemen danwel hier weer mee stoppen, en als gevolg daarvan wederom decompenseren.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene is bekend met zijn diagnose, maar ziet zelf niet in dat de klachten daarvandaan komen. Ook geeft hij te kennen dat hij wel de lorazepam wil hebben maar niet de olanzapine. Hij is van mening alles op te kunnen lossen met zijn geloof. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.5.
Gebleken is dat betrokkene ten tijde van de medische beoordeling door de onafhankelijke psychiater op 2 februari 2023 nog in het BW verbleef en ambulant in behandeling was. De huidige opname heeft pas daarna plaatsgevonden. Uit zowel het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel, als de toelichting van de afdelingsarts tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene de afgelopen dagen is gesepareerd, en de afdelingsarts het voorzienbaar acht dat betrokkene tijdens de opname wederom gesepareerd zal moeten worden.
De rechtbank constateert dat in het verzoekschrift en de medische verklaring de zorgvormen ‘het insluiten’ en ‘het uitoefenen van toezicht op betrokkene’ niet zijn aangekruist.
Nu insluiting een vorm van vrijheidsbeneming is als bedoeld in artikel 5, lid 1 onder e, EVRM, is de rechtbank op grond van de rechtspraak van het EHRM (zie onder meer de uitspraak van 5 oktober 2000, Varbanov v. Bulgaria, 31365/96, r.o, 47) van oordeel dat deze zorgvorm niet kan worden toegewezen als daar geen advies van een onafhankelijke psychiater aan ten grondslag ligt. Gezien de recente ontwikkelingen in het toestandsbeeld van betrokkene heeft de rechtbank aanleiding gezien om de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld, ambtshalve te verzoeken om telefonisch deel te nemen aan de mondelinge behandeling om na te gaan of de medische verklaring nog actueel is. In reactie op de toelichting van de afdelingsarts en betrokkene, heeft de psychiater haar medische verklaring mondeling aangevuld met de zorgvormen ‘het insluiten’ en ‘het uitoefenen van toezicht op betrokkene’ omdat zij deze zorgvormen gelet op de recente ontwikkelingen noodzakelijk acht om het ernstig nadeel te kunnen afwenden.
2.6.
De advocaat van betrokkene bepleit afwijzing van het verzoek voor de zorgmachtiging en toewijzing van het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel, dan wel toewijzing van het verzoek voor de zorgmachtiging zonder de zorgvormen ‘het insluiten’ en ‘het uitoefenen van toezicht op betrokkene’. Hij betoogt dat een medische verklaring niet op deze wijze mondeling kan worden aangevuld en dat de psychiater hiervoor een aanvullend medisch onderzoek moet verrichten, waarbij betrokkene persoonlijk moet worden onderzocht, dat wil zeggen in direct contact moet worden gesproken en geobserveerd.
2.7.
De rechtbank gaat niet mee met het verweer van de advocaat van betrokkene en overweegt daartoe het volgende.
2.7.1.
Op grond van artikel 7:7 in samenhang gelezen met artikel 7:1 aanhef en onder d Wvggz, is voortzetting van de crisismaatregel alleen mogelijk indien de crisissituatie dermate ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Om die reden is het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen.
2.7.2.
Artikel 6:4 lid 2 Wvggz bepaalt dat indien de rechter van oordeel is dat aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan, maar met de in het zorgplan of de medische verklaring opgenomen zorg het ernstig nadeel niet kan worden weggenomen, hij in de zorgmachtiging, in afwijking van het verzoekschrift, bedoeld in artikel 5:17, eerste lid, of de bijlagen, bedoeld in artikel 5:17, derde tot en met vijfde lid, andere verplichte zorg of doelen van verplichte zorg kan opnemen, alsmede in de zorgmachtiging kan bepalen dat een ander zorgplan moet worden opgesteld.
2.7.3.
De rechtbank stelt vast dat de psychiater betrokkene kort tevoren persoonlijk heeft onderzocht, maar dat er zich daarna nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan. Om die reden heeft de rechtbank tijdens de mondeling behandeling contact opgenomen met de psychiater, die een aanvullende verklaring heeft gegeven over de actuele gezondheidssituatie van betrokkene. Anders dan de advocaat van betrokkene betoogt, hoefde de psychiater betrokkene hiervoor niet opnieuw persoonlijk te onderzoeken, omdat een psychiatrisch onderzoek naast eigen observatie mede kan bestaan uit informatie verkregen uit het dossier, en in dit geval informatie verkregen van de behandelaars. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de medische verklaring op een juiste wijze is geactualiseerd en dat de psychiater gelet op de concrete toelichting door de behandelaars zich een oordeel heeft kunnen vormen over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene (zie de beschikking van de HR van 11 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:885).
2.8.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank - ten aanzien van de zorgvormen ‘het insluiten’ en ‘het uitoefenen van toezicht’ gebruikmakend van haar bevoegdheid als bedoeld in artikel 6:4 lid 2 Wvggz,- de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles, ter behandeling van een psychische stoornis;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken;
  • het opnemen in een accommodatie.
Conform artikel 6:4 lid 2 Wvggz bepaalt de rechtbank dat de zorgvormen ‘het insluiten’ en ‘het uitoefenen van toezicht’ aan het zorgplan van betrokkene toegevoegd moeten worden.
De overige door de officier verzochte vorm van verplichte zorg, te weten het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, wordt door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.9.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Verder is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.8. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 22 augustus 2023;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 22 februari 2023 mondeling gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, in tegenwoordigheid van I.A. Tazelaar, griffier, en op 8 maart 2023 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.