ECLI:NL:RBROT:2023:2043

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
10273936 \ CV EXPL 23-76
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van informatieverplichtingen in een verstekzaak met betrekking tot ontbindingsrecht

In deze zaak, uitgesproken op 9 maart 2023 door de kantonrechter in Dordrecht, vorderde de eiseres, Mijn Tweede Thuis B.V., een betaling van € 6.598,96 van de gedaagde, die niet in de procedure was verschenen. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst die op afstand was gesloten. De kantonrechter heeft ambtshalve onderzocht of de informatieverplichtingen, zoals vastgelegd in artikel 6:230h BW, zijn nageleefd. De eiseres had niet aangetoond dat zij de gedaagde voldoende had geïnformeerd over het ontbindingsrecht en de bevestiging daarvan op een duurzame gegevensdrager. Hierdoor concludeerde de kantonrechter dat er sprake was van een schending van de essentiële informatieverplichtingen. De rechtbank heeft de betalingsverplichting van de consument verminderd met 25% op basis van de sanctierichtlijn die is opgesteld naar aanleiding van eerdere uitspraken van de Hoge Raad. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 4.445,69, vermeerderd met wettelijke rente, en werd de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld tot een totaalbedrag van € 858,22. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
locatie Dordrecht
zaaknummer: 10273936 \ CV EXPL 23-76
datum uitspraak: 9 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Mijn Tweede Thuis B.V.,
te Dordrecht,
eiseres,
gemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten,
tegen
[gedaagde01],
te [plaats01] , geheim adres,
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.

1..De procedure

Eiseres vordert bij vonnis gedaagde te veroordelen aan eiseres te betalen € 6.598,96 met rente en kosten zoals in de dagvaarding van 19 december 2022 omschreven.
Tegen gedaagde is verstek verleend.
Bij rolbeslissing van 26 januari 2023 is eiseres in de gelegenheid gesteld zich uit te laten waar de overeenkomst is gesloten.
Ter uitvoering van die rolbeslissing heeft eiseres vervolgens een akte genomen.

2..De beoordeling

Incassokosten

2.1.
De incassokosten die onderdeel vormen van de hoofdsom waarop eiseres aanspraak maakt, zijn buitengerechtelijke incassokosten zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder c BW. Eiseres heeft niet aangetoond dat voor deze kosten aan gedaagde een veertiendagenbrief is verstuurd zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Van de vordering is daarom € 671,38 niet toewijsbaar.
Informatieverplichtingen
2.2.
De overeenkomst is gesloten op afstand of buiten de verkoopruimte tussen een handelaar en een consument. Van een overeenkomst op afstand is bijvoorbeeld sprake als deze via een website of telefonisch is aangegaan. Een overeenkomst is aangegaan buiten de verkoopruimte als bijvoorbeeld een handelaar bij de consument aan de deur is gekomen.
2.3.
Bij of voorafgaand aan het sluiten van deze overeenkomsten moet de handelaar bepaalde informatie aan de consument verstrekken [1] en deze informatie bevestigen op een duurzame gegevensdrager. Een duurzame gegevensdrager betekent dat de consument de informatie eenvoudig moet kunnen bewaren, zoals bijvoorbeeld een e-mail of een brief.
2.4.
De Hoge Raad heeft beslist dat de rechter ambtshalve moet onderzoeken of aan een aantal informatieverplichtingen is voldaan. Het gaat dan om de informatie waaraan de wet een specifieke sanctie verbindt als deze niet wordt gegeven en om de informatie waaraan extra gewicht moet worden toegekend. Dit zijn de essentiële informatieverplichtingen. De Hoge Raad heeft ook beslist dat de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk moet vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n verplichting. [2]
2.5.
De rechtbanken hebben naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad voor de schending van de essentiële informatieverplichtingen een sanctierichtlijn [3] opgesteld. Deze sanctierichtlijn houdt samengevat in dat de betalingsverplichting wordt verminderd met 25% bij maximaal drie voldoende ernstige schendingen en met 50% bij meer dan drie voldoende ernstige schendingen. Bij de precontractuele informatieverplichtingen geldt dat meerdere voldoende ernstige schendingen van de essentiële informatieverplichtingen die onder dezelfde letter van artikel 6:230m lid 1 BW vallen samen worden geteld als één schending. Eventuele schendingen van de verplichting om de informatie te bevestigen op een duurzame gegevensdrager worden gerekend als één schending.
2.6.
Hierna zal worden beoordeeld of aan de informatieverplichtingen is voldaan. Alleen als er sprake is van een voldoende ernstige schending van een informatieverplichting, zal die informatieverplichting hierna worden besproken. Voor zover dat in deze zaak aan de orde is zullen eerst de informatieverplichtingen met een specifieke sanctie worden beoordeeld. Daarna zullen de essentiële informatieverplichtingen zonder specifieke sanctie worden beoordeeld. Bij deze laatste categorie wordt steeds een onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van de informatie bij of voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst en het bevestigen van de informatie op een duurzame gegevensdrager.
de essentiële informatieverplichtingen
verstrekken van informatie bij of voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst
het ontbindingsrecht
2.7.
Op grond van artikel 6:230m lid 1 onder h BW moet de consument erop worden gewezen dat de consument het recht heeft om de overeenkomst binnen veertien dagen te ontbinden. Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst is voldoende dat de consument erop wordt gewezen dat hij dit recht heeft. Niet voldoende is dat deze informatie ergens op de website staat. In dat geval is de consument niet op een voldoende duidelijke wijze gewezen op de informatie. De consument moet tijdens het bestelproces op dit recht worden gewezen, zonder dat hij zelf naar de informatie op zoek moet. Eiseres heeft niet aangetoond dat aan deze informatieverplichting is voldaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat artikel 6:230m lid 1 onder h BW is geschonden.
bevestiging van de informatie op een duurzame gegevensdrager
het ontbindingsrecht
2.8.
Op grond van artikel 6:230m lid 1 onder h in combinatie met artikel 6:230v lid 7 BW moet het recht van de consument om de overeenkomst binnen 14 dagen te ontbinden worden bevestigd op een duurzame gegevensdrager. Uit de tekst moet duidelijk blijken dat de consument het recht heeft te ontbinden, binnen welke termijn de consument mag ontbinden en op welke wijze de consument van het recht gebruik kan maken. Daarnaast moet het modelformulier worden bijgevoegd, eventueel in de vorm van een hyperlink die direct naar het formulier verwijst. In het modelformulier moeten de contactgegevens van eiseres zijn genoemd. Eiseres heeft niet aan deze informatieverplichting voldaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat bij de bevestiging van de informatie artikel 6:230m lid 1 onder h BW is geschonden.
conclusie essentiële informatieverplichtingen
2.9.
De kantonrechter zal op grond van de hiervoor vastgestelde schendingen van informatieverplichtingen de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd met 25%. Er is in dit geval namelijk sprake van minder dan vier voldoende ernstige schendingen. Dat betekent dat € 4.445,69 aan hoofdsom toewijsbaar is (75% van € 5.927,58, de hoofdsom verminderd met wat hiervoor eventueel al is afgewezen).
wettelijke rente
2.10.
Eiseres heeft niet, dan wel onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in dit geval sprake is van een handelsovereenkomst, zodat de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW wordt toegewezen over de toewijsbare hoofdsom zoals hierna vermeld.
2.11.
Inzake de gevorderde rente over de proceskosten zal worden beslist zoals hierna vermeld.
afsluitend
2.12.
Voor het overige komt de vordering niet ongegrond of onrechtmatig voor. De vordering wordt daarom voor het overige toegewezen.
2.13.
Voor zover het griffierecht een bedrag van € 487,00 overschrijdt, dient het meerdere als nodeloos gemaakte kosten voor rekening van eiseres te blijven. Eiseres heeft in de inleidende dagvaarding immers een te hoog bedrag gevorderd. Zou zij het ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding toewijsbare bedrag gevorderd hebben, dan zou € 487,00 aan griffierecht in rekening zijn gebracht.
2.14.
Gedaagde wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van eiseres tot vandaag vast op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 264,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 858,22. Voor kosten die eiseres maakt na deze uitspraak moet gedaagde een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.

3..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen kwijting te betalen € 4.445,69, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 25 november 2022 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten die aan de kant van eiseres tot vandaag worden vastgesteld op € 858,22, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
851

Voetnoten

1.Zie de artikelen 6:230m e.v. van het Burgerlijk Wetboek
2.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677
3.Deze richtlijn is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl