ECLI:NL:RBROT:2023:284

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
10/162680-21 en 10/293583-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de invoer en voorbereiding van cocaïne, niet-ambtelijke corruptie en de daarbij behorende strafmaat

Op 19 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van meerdere partijen cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel veroordeeld voor het medeplegen van de invoer van cocaïne en niet-ambtelijke corruptie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 66 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelingen heeft verricht die gericht waren op de invoer van cocaïne, waaronder het verplaatsen en vernielen van containers en het onderhouden van contact met medeverdachten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte grote geldbedragen heeft aangenomen in strijd met zijn plicht als werknemer bij een transportbedrijf. De vorderingen van benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het criminele netwerk benadrukt, evenals de impact van de drugshandel op de volksgezondheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/162680-21 en 10/293583-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 19 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. E.B. Jobse, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6 en 7 december 2022. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 19 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzittingen van 11 maart 2022 en 6 december 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. N.J.P. Coenen en B. Lijnse (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • (dagvaarding 10/162680-21) vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde (zaaksdossier Debiet: het medeplegen van de invoer van 46,795 kilogram cocaïne), het onder 2 primair ten laste gelegde (zaaksdossier Debiet: het medeplegen van de invoer van 29,89 kilogram cocaïne), het onder 4 primair ten laste gelegde (zaaksdossier Kruisbrik: het medeplegen van de invoer van 24,82 kilogram cocaïne) en het onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde (zaaksdossier Kruisbrik: het medeplegen van de invoer van een hoeveelheid cocaïne, dan wel voorbereidingshandelingen daartoe);
  • (dagvaarding 10/293583-21) vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde (zaaksdossier Knaken poetsen: het medeplegen van de invoer van 134,90 kilogram cocaïne) en het onder 3 primair ten laste gelegde (zaaksdossier Booking: het medeplegen van de invoer van een of meerdere partijen cocaïne);
  • (dagvaarding 10/162680-21) bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde (zaaksdossier Debiet: het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van 46,795 kilogram cocaïne), het onder 2 subsidiair ten laste gelegde (zaaksdossier Debiet: het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van 29,89 kilogram cocaïne), het onder 3 primair ten laste gelegde (zaaksdossier [containernummer 1] : het medeplegen van de invoer van 45 pakketten cocaïne), het onder 4 subsidiair ten laste gelegde (zaaksdossier Kruisbrik: het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van 24,82 kilogram cocaïne), het onder 6 primair ten laste gelegde (zaaksdossier 23 december 2020: het medeplegen van de invoer van tweemaal 20-40 kilogram cocaïne) en het onder 7 ten laste gelegde (niet-ambtelijke corruptie);
  • (dagvaarding (10/293583-21) bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde (zaaksdossier Knaken poetsen: het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van 134,90 kilogram cocaïne), het onder 2 ten laste gelegde (zaaksdossier Dubbel betaald: het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van een hoeveelheid cocaïne) en het onder 3 subsidiair ten laste gelegde (zaaksdossier Booking: het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van een of meerdere partijen cocaïne);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat tijdens het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld. Deze vormverzuimen zouden primair moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het eerste onherstelbare vormverzuim betreft volgens de verdediging de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden, zoals het opnemen van vertrouwelijke communicatie in het zakelijk vervoermiddel empty handler [registratienummer] en de inzet van stelselmatige observatie, zonder dat er een stevige verdenking op de verdachte rustte.
Het tweede onherstelbare vormverzuim ziet volgens de verdediging op de legitimiteit van de stelselmatige observaties. Er is meer geobserveerd dan is verantwoord in het strafdossier. Zo blijkt dat het HARC-team live meekeek op de camerabeelden van [naam transportbedrijf 1] , zonder dat daar een machtiging voor was afgegeven door de rechter-commissaris.
Het derde onherstelbare vormverzuim betreft het zaaksdossier [containernummer 1] , waaruit volgens de verdediging volgt dat – indien bewezen wordt dat er cocaïne in deze container verstopt zat – het openbaar ministerie deze cocaïne heeft doorgelaten. Het HARC-team keek en luisterde immers live mee op het terrein van [naam transportbedrijf 1] en met de verdachte en zijn medeverdachten.
Ten slotte zou het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat het openbaar ministerie onzorgvuldig heeft gehandeld. De dossiers overlappen elkaar en zijn niet duidelijk. De tap- en OVC-gesprekken laten aan duidelijkheid te wensen over en de dagvaardingen zijn tot kort voor de zitting gewijzigd.
4.2.
Beoordeling door de rechtbank
(1)
Proportionaliteit inzet bijzondere opsporingsbevoegdheden
De rechtbank stelt voorop dat de benodigde machtigingen voor 1) het inzetten van de opsporingsmethode tot het opnemen en afluisteren van door de verdachte gevoerde vertrouwelijke gesprekken en voor 2) de inzet van het observatieteam door respectievelijk de rechter-commissaris en de officier van justitie zijn afgegeven.
Gelet op de ernst van de strafbare feiten waarvan de verdachte werd verdacht en het verloop van het onderzoek, is de rechtbank van oordeel dat het instellen van de opsporingsmethode tot het opnemen en afluisteren van door de verdachte gevoerde vertrouwelijke gesprekken en de inzet van stelselmatige observatie wél noodzakelijk en dus proportioneel was. Uit de taps bleek immers dat er werd overgestapt op bellen via Whatsapp en dat er niet meer via “dit” (de rechtbank begrijpt: de gewone telefoonlijn) moest worden gecommuniceerd en dat er veel al in persoon werd afgesproken.
(2)
Legitimiteit van de stelselmatige observaties
Er was een bevel tot stelselmatige observatie en niet valt in te zien waarom dat niet zou kunnen worden uitgevoerd door mee te kijken op de camera’s op het terrein van [naam transportbedrijf 1] . Bovendien is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het meekijken op deze camera’s geen grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte maakte, nu het personeel van [naam transportbedrijf 1] bekend was met de aanwezigheid van deze camera’s. Er was geen sprake van heimelijk opgehangen camera’s. Ook in zoverre is er geen sprake van een vormverzuim.
(3)
Doorlaten cocaïne
Op grond van artikel 126ff Sv is het voor opsporingsambtenaren verboden om verdovende middelen door te laten, maar doorlaten veronderstelt wel dat de opsporingsambtenaren weet hebben van de vindplaats van de verdovende middelen en dat is in deze zaak niet aannemelijk geworden. Bovendien volgt uit de wetsgeschiedenis van dit artikel niet dat deze bepaling in het leven is geroepen in het belang van de verdachte, maar in het belang van de bescherming van de volksgezondheid (HR 2 juli 2002; ECLI:NL:HR:2002:AD9915). De verdachte kan zich dan ook niet op een mogelijke schending van deze bepaling beroepen.
Dat betekent dat de rechtbank constateert dat op dit punt evenmin sprake is van een vormverzuim.
(4)
Onzorgvuldigheden
Nu door de verdediging niet is aangevoerd of en in hoeverre zij is geschaad door het vermeend onzorgvuldig handelen van het openbaar ministerie, ziet de rechtbank ook hierin geen aanleiding om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5..Waardering van het bewijs

OPMERKINGEN VOORAF

5.1.
Leesbaarheid waardering van het bewijs
Ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis zal de rechtbank onder paragraaf 5, waardering van het bewijs, de verschillende zaaksdossiers op chronologische volgorde – zoals hieronder weergegeven – bespreken:
Zaaksdossier Kruisbrik: het medeplegen van de invoer van 24,82 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe;
Zaaksdossier Kruisbrik: het medeplegen van de invoer van een hoeveelheid cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
Zaaksdossier 23 december 2020: het medeplegen van de invoer van een of meer partijen cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe;
Zaaksdossier Dubbel betaald: het medeplegen van de voorbereidingshandelingen bij de invoer van een hoeveelheid cocaïne;
Zaaksdossier Knaken poetsen: het medeplegen van de invoer van 135 pakketten cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe;
Zaaksdossier Debiet: het medeplegen van de invoer van 46,795 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe;
Zaaksdossier Debiet: het medeplegen van de invoer van 29,89 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe;
Zaaksdossier [containernummer 1]: het medeplegen van de invoer van 45 pakketten cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe;
Zaaksdossier Booking: het medeplegen van de invoer van een of meerdere partijen cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe;
Zaaksoverstijgend: niet-ambtelijke corruptie.
In het overige deel van het vonnis zal de volgorde van de dagvaarding worden aangehaald.
5.2.
Beoordelingskader Opiumwet
Alvorens de afzonderlijke zaaksdossiers te behandelen, overweegt de rechtbank het volgende.
Primair: invoer cocaïne
Voor een veroordeling voor de invoer van cocaïne moet ten minste vast staan dat in de desbetreffende container cocaïne heeft gezeten. Als er in een container überhaupt geen verdovende middelen zijn aangetroffen en er dus geen laboratoriumonderzoek naar de aanwezigheid van cocaïne heeft plaatsgevonden, dan wel op andere wijze is komen vast te staan dat van cocaïne sprake is geweest, kan invoer van cocaïne niet bewezen worden verklaard.
Subsidiair: voorbereidingshandelingen
Voor een bewezenverklaring van het subsidiaire feit is het voorgaande niet vereist. Uit de jurisprudentie en de wetsgeschiedenis bij artikel 10a Opiumwet leidt de rechtbank ten aanzien van de voorbereidingshandelingen het volgende beoordelingskader af. Ongeacht of de invoer van cocaïne geslaagd is, is voor de kwalificatie van artikel 10a Ow van belang dat het opzet van degene die de voorbereidingshandelingen pleegt erop is gericht om handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet mogelijk te maken en dat hij aan die intentie uiting heeft gegeven door voorbereidingshandelingen (als bedoeld in artikel 10a Ow) te verrichten.
Het gaat met andere woorden steeds om de criminele intentie van de dader en de daaruit voortvloeiende handeling als genoemd in artikel 10a Ow; het ernstige vermoeden dat de dader handelde om invoer van cocaïne te vergemakkelijken of voor te bereiden. Daarbij geldt aan de ene kant dat:
- hoe duidelijker is dat de handeling als doel had het invoeren van cocaïne, hoe makkelijker de criminele intentie volgt uit de aard en bedoeling van die handeling.
Aan de andere kant geldt dat:
- hoe duidelijker is dat de handeling als doel had het uitvoeren van opgedragen werkzaamheden, hoe moeilijker de criminele intentie volgt uit de aard en bedoeling van die handeling.
(Zie onder meer
Kamerstukken II2010/11, 32 842, nr. 3, p. 7,
Kamerstukken II2011/12, 32 842, nr. 6, p. 6. en ECLI:NL:HR:2018:328.)
OVERKOEPELENDE VERWEREN
5.3.
Bewijsuitsluiting?
De verdediging heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat er sprake is van onherstelbare vormverzuimen die subsidiair dienen te leiden tot bewijsuitsluiting van alle OVC- en tapgesprekken. De rechtbank verwerpt dit verweer. Onder 4 (ontvankelijkheid van officier van justitie) is reeds overwogen dat de rechtbank geen aanleiding ziet om aan te nemen dat er sprake is van vormverzuimen bij het opnemen en uitluisteren van de OVC- en tapgesprekken. Dit maakt dat de OVC- en tapgesprekken op rechtmatige wijze zijn verkregen en dus kunnen worden gebruikt als bewijs.
5.4.
Heeft de verdachte de OVC-gesprekken in de emtpy handler 8110 gevoerd?
Anders dan de verdediging bepleit, acht de rechtbank de OVC-gesprekken betrouwbaar en gebruikt zij deze als bewijs. De rechtbank gaat er vanuit dat telkens de verdachte heeft deelgenomen aan deze OVC-gesprekken.
Redengevend daarvoor is ten eerste dat de verdachte, net als andere werknemers bij [naam transportbedrijf 1] , werkte in een eigen empty handler, het vervoermiddel waarmee containers worden verplaatst. Ten tweede was de verdachte telkens aan het werk als gesprekken werden afgeluisterd op zijn empty handler. Ten derde hebben de opsporingsambtenaren veelvuldig geverbaliseerd dat zij tijdens een opname dezelfde stem herkenden. Ten vierde is de verdachte ook herkend op camerabeelden. Overigens, als het ondanks deze omstandigheden toch telkens of op sommige momenten, niet de verdachte zou zijn geweest die op zijn empty handler gesprekken voerde, dan had het op de weg van de verdediging gelegen om dat te concretiseren.
5.5.
Is verdachte de gebruiker van het telefoonnummer [gsm-nummer] ?
De rechtbank volgt de verdediging evenmin in haar betoog dat de inhoud van app- en tapgesprekken onbetrouwbaar is om te dienen als bewijs, op de grond dat de verdachte niet telkens de gebruiker was van het aan hem toegeschreven telefoonnummer. Ter onderbouwing vermeldt de verdediging vier omstandigheden die zij daarvoor onvoldoende vindt (selfies, Cassie5, Apple ID en gespreksgeschiedenis).
In het midden gelaten of deze vier omstandigheden al voldoende zijn, vermeldt het proces-verbaal van identificatie van de gebruiker van het telefoonnummer [gsm-nummer] (documentcode [code document] ), ook nog dat
  • het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) het betreffende telefoonnummer toeschrijft aan de verdachte,
  • in de bedrijfsprocessystemen van de politie het telefoonnummer sinds 19 oktober 2013 gekoppeld is aan de verdachte en
  • dat (in een ander onderzoek) op 15 januari 2020 informatie was binnengekomen van [naam transportbedrijf 1] dat haar werknemer, de verdachte, gebruikmaakt van het betreffende telefoonnummer.
Verder ontbreekt een concreet aanknopingspunt voor de conclusie dat de belastende communicatie via dit telefoonnummer een of meerdere keren is verricht door iemand anders dan de verdachte.
BEWIJSWAARDERING PER ZAAKSDOSSIER
Zaaksdossier Kruisbrik: het medeplegen van de invoer van 24,82 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
5.6.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.7.
Bewijswaardering subsidiair
5.7.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het tapgesprek tussen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) van 15 oktober 2020 kan niet als belastend worden gezien, nu het gesprek niet in relatie staat met de voorbereiding van de invoer van cocaïne. De inhoud van de overige opgenomen en verstuurde gesprekken valt onder reguliere werkzaamheden en is niet belastend.
5.7.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 13 oktober 2020 is de container met het nummer [containernummer 2] , welke zich bevond op het terrein van ECT Delta Terminal in Rotterdam, gecontroleerd. De container was afkomstig uit Posorja (Ecuador). In deze container zijn 25 pakketten aangetroffen met daarin in totaal 24,82 kilogram cocaïne.
In het dossier bevinden zich uitwerkingen van tapgesprekken en SMS-berichten die de verdachte heeft gevoerd met onder andere de medeverdachten [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) en [naam medeverdachte 1] , zijn vriendin. Op basis van de tapgesprekken kan worden vastgesteld dat [naam medeverdachte 1] op 15 oktober 2020 om 14:08 uur aan de verdachte heeft doorgegeven dat “ze er niet staan” en dat “ze gelijk daarna ook weg zijn gegaan”. De verdachte heeft op 16 oktober 2020 met een derde persoon besproken dat de douane om 14:00 uur op de stoep stond en dat “hij” om 14:08 uur binnen is gekomen. Op basis van deze tapgesprekken kan worden geconcludeerd dat [naam medeverdachte 1] aan de verdachte heeft doorgegeven dat de douane is vertrokken.
Op 16 oktober 2020 om 10:21 uur heeft [naam medeverdachte 1] aan de verdachte aangegeven dat “ze” een container aan het controleren zijn. Vervolgens heeft [naam medeverdachte 1] aan de verdachte gevraagd wat het containernummer is, waarop de verdachte het containernummer heeft gegeven van de container waarin de cocaïne is aangetroffen.
Op 16 oktober 2020 om 10:54 uur heeft de verdachte aan [naam medeverdachte 2] gevraagd wat hij aan het doen is en of het klopt dat er eentje apart is gezet. [naam medeverdachte 2] heeft aangegeven dat hij bezig is met survey en dat het klopt dat er een apart is gezet. Op de vraag van de verdachte wat er mee aan de hand is, heeft [naam medeverdachte 2] gevraagd of de verdachte zijn andere telefoon niet bij zich heeft en of de verdachte deze gisteren niet van een ander heeft gekregen. De verdachte heeft geantwoord dat hij die andere telefoon niet bij zich heeft. Later heeft hij aangegeven dat hij wel een andere heeft, maar dat [naam medeverdachte 2] deze niet heeft. Op de vraag waar de verdachte nu is, heeft [naam medeverdachte 2] doorgegeven dat hij onderweg is naar “die gasten”. Uiteindelijk heeft [naam medeverdachte 2] aan de verdachte gevraagd of hij moet kijken. Via SMS-berichten worden om 11:01 uur de eerste vier cijfers van een containernummer doorgegeven: “ [nummer 1] ”. Dit betreffen de eerste vier cijfers van de container waarin de cocaïne is aangetroffen. Op basis van deze gesprekken kan worden geconcludeerd dat [naam medeverdachte 2] op verzoek van de verdachte op het terrein van [naam transportbedrijf 1] op zoek is gegaan naar de betreffende container en hierover informatie heeft doorgegeven.
Op 16 oktober 2020 om 15:10 uur heeft de verdachte contact gehad met [naam persoon 1] over de container die apart is gezet, waarbij de verdachte heeft verklaard dat hij die bak zou doen. [naam persoon 1] heeft aangegeven dat de verdachte er maar beter “met zijn poten vanaf kan blijven”, waar de verdachte bevestigend op heeft geantwoord en heeft aangegeven dat de bak ook in de camera’s staat. In de avond van 16 oktober 2020 heeft de verdachte een SMS naar [naam persoon 2] gestuurd met de inhoud “Type Google, 25 k. Co zie je hem gelijk”. Op 16 oktober 2020 is een persbericht uitgegaan met de inhoud dat de douane een partij cocaïne heeft gevonden van 25 kilo in de Rotterdamse haven.
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte kan worden vastgesteld dat de verdachte op 15 en 16 oktober 2020 op de site van CMA-CGM heeft gezocht op de container met het nummer [containernummer 2] .
De rechtbank is van oordeel dat de voorgaande handelingen van de verdachte – het (laten) raadplegen van de container waarin de cocaïne is aangetroffen – in combinatie met de inhoud van de tapgesprekken en SMS’jes, welke veelal buiten werktijd plaatsvonden dan wel werden verstuurd, niet overeenkomen met de reguliere werkzaamheden van de verdachte en dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht waarbij zijn opzet was gericht op de invoer van cocaïne. Dat de verdachte ook wist dat het ging om de invoer van cocaïne, blijkt onder andere uit het SMS-bericht van 16 oktober 2020 waarin wordt verwezen naar de gevonden partij cocaïne in de Rotterdamse haven.
5.7.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 4 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Zaaksdossier Kruisbrik: het medeplegen van de invoer van een hoeveelheid cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
5.8.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Zaaksdossier 23 december 2020: het medeplegen van de invoer van tweemaal 20-40 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
5.9.
Bewijswaardering
5.9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de (verlengde) invoer van cocaïne uit twee containers, geschat op twee keer 20-40 kilogram. De verdachte was aanwezig op een moment dat essentieel was voor de feitelijke voltooiing van de invoer en heeft welbewust handelingen verricht die gericht waren op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de cocaïne. De verdachte heeft hierbij opgetreden als regelaar en heeft zelf de cocaïne uit de containers gehaald.
5.9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. De OVC- en tapgesprekken zien op reguliere werkzaamheden van de verdachte en hebben niets te maken met de invoer van cocaïne, dan wel voorbereiding van de invoer van cocaïne.
5.9.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 28 december 2020 werd tijdens de controle van de reefercontainer met nummer [containernummer 3] , isolatiemateriaal en een holle ruimte achter het kopschot van de container aangetroffen. De zending van deze container omvatte tevens de container met nummer [containernummer 4] . Deze containers waren op 23 december 2020 binnengekomen bij [naam transportbedrijf 1] en waren afkomstig uit Santos, Brazilië. Naar aanleiding van deze melding zijn de scanbeelden van deze containers nogmaals bekeken en geanalyseerd. Tijdens het analyseren van de scanbeelden is bij beide containers een afwijking in de constructie onder de koelmotor van de container aangetroffen.
Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder 5.2. (het beoordelingskader Opiumwet) is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. In de containers is immers geen cocaïne aangetroffen.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 20 december 2020 heeft de verdachte een gesprek gevoerd met [naam medeverdachte 1] . In dit gesprek heeft hij gezegd dat “het een stress weekie” wordt. Op 21 december 2020 gaat er “niets spannends gebeuren”.
Op 23 december 2020 heeft de verdachte wederom contact met [naam medeverdachte 1] . Tussen 10:07 uur en 10:15 uur stuurt hij de volgende berichten: “komt goed baby”, “1tje is leuk, maar 2”, “(smiley van een sterke arm)”, “snapte”, “maak je niet druk”, “zal toch wel lopen zoals moet lopen”, “het weer zit mee”, “regendagen zijn altijd goed voor zulke dingen” en “komt toch niemand buiten met regen (twee smiley’s)”. Omstreeks 15:18 uur en 16:46 uur stuurt hij: “it’s done”, “ben echt fucking blij”, “ [naam persoon 3] is pizza halen (twee lachende smiley’s)” en “hij onderweg is met bussi”. De verdachte laat [naam medeverdachte 1] om 17:46 uur weten dat hij pijn heeft aan zijn arm, omdat hij deze mogelijk heeft gestoten. Even later, om 18:54 uur, vertelt hij haar dat alles achter de rug is en dat hij twee kilo lichter is. Ook blijkt uit dit gesprek dat de verdachte veel stress heeft ondervonden. Omstreeks 21:35 uur wordt de verdachte gebeld door de medeverdachte [naam medeverdachte 3] (hierna: [naam medeverdachte 3] ). Hij laat [naam verdachte] weten dat “het is gebeurd”.
Uit onderzoek naar de telefoon van [naam medeverdachte 3] blijkt dat hij op 23 december 2020 berichten heeft verstuurd met de volgende strekking: “dubbel feest hier (feestende smiley”) en “2x ja”. Ook heeft [naam medeverdachte 3] op 23 december 2020 naar de verdachte gestuurd dat “zij leuk hebben verdiend” en dat zij “knallend het nieuwe jaar ingaan”.
Het dossier bevat naast uitwerkingen van berichten en telefoongesprekken tevens camerabeelden van het terrein van [naam transportbedrijf 1] van 23 december 2020. Op deze beelden is te zien dat omstreeks 16:54 uur een bestelbus van het bedrijf [naam bedrijf] , met daarin twee personen, het terrein van [naam transportbedrijf 1] verlaat. De bijrijder stapt vervolgens in een grijze Volkswagen Polo en rijdt weg in dezelfde richting als de bestelbus. Omstreeks 18:06 uur keren beide voertuigen terug op het terrein. De bestuurder van de Volkswagen Polo loopt naar de scanloods. De slagboom gaat open en de bestuurder van de Volkswagen Polo stapt weer als bijrijder in de bestelbus. Uit onderzoek naar werkroosters en historische gegevens van zendmasten is gebleken dat de bestuurder de medeverdachte [naam medeverdachte 4] was (hierna: [naam medeverdachte 4] ). De bijrijder van de bestelbus en de bestuurder van de Volkswagen Polo was de medeverdachte [naam medeverdachte 5] (hierna: [naam medeverdachte 5] ).
Op 27 december 2020 heeft de verdachte tenslotte naar [naam medeverdachte 1] gestuurd dat hij wakker is geworden met goed nieuws en dat hij naar Schiedam moet vanwege een zak geld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er op 23 december 2020 een geslaagde uithaal van twee partijen verdovende middelen heeft plaatsgevonden. De verdachte is degene die betrokken is geweest bij de uithaal van de partij verdovende op het terrein van [naam transportbedrijf 1] , waarna [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] de verdovende middelen van het terrein hebben afgereden.
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door een gesprek dat de verdachte op 19 februari 2021 in zijn emtpy handler heeft gevoerd met [naam medeverdachte 3] . In dit gesprek spreken zij over het sturen van testbakken en over het opzetten van lijnen: “ (...) hoe we dat eerst deden toch snappie met dat bussie. Hij zegt ik heb ook een imitatie [naam bedrijfsbus] toch. Precies hetzelfde dan zeg maar zelf gemaakt toch. Met stickers enzo. Dus ja maar ik zeg dat hebben we niet nodig toch snap je. Ik zeg we hebben nu een andere manier en dat werkt ook gewoon goed toch”.
Dat de hiervoor bedoelde geslaagde uithaal van verdovende middelen cocaïne betrof, leidt de rechtbank af uit de volgende tapgesprekken.
Op 24 december heeft [naam medeverdachte 3] gesproken met een ander persoon, te weten [naam persoon 4] . In dit gesprek heeft hij onder meer gezegd “dat het gisteravond nergens op sloeg”, “dat hij effe wat heeft getest” en dat hij “heeft lopen snuiven”. Het is een feit van algemene bekendheid dat cocaïne wordt gebruikt door middel van snuiven.
Dat er sprake is van cocaïne blijkt daarnaast uit gesprekken die [naam medeverdachte 4] met zijn ex-vriendin [naam persoon 5] heeft gevoerd. In deze gesprekken wordt duidelijk dat [naam medeverdachte 4] kort na 23 december 2020 beschikt over een groot contant geldbedrag en dat [naam persoon 5] weet waar dit geld vandaan komt. In die gesprekken zegt [naam persoon 5] onder meer: “al het geld wat je van die man hebt gekregen”, “alle coke en shit”, “samen met je mattie in de haven, je werkt toch bij [naam bedrijf] , bij [naam transportbedrijf 1] ”, “dealen in coke, he 40.000 euro, 50.000 euro, hoe komt al die dingen nou, niet met je maandsalaris van 2.000 euro”, “ik kan je echt zo gaan snitchen”, “een jongen die bij [naam transportbedrijf 1] werkt, die samen op de loer gaan staan, dat is toch jouw taakje daar”.
Bovendien blijkt uit andere zaaksdossiers in het onderzoek Krotekoker dat de verdachte zich al sinds oktober 2020 bezighoudt met de voorbereiding van de invoer van cocaïne.
5.9.4.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 6 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 6 subsidiair ten laste gelegde is wel wettig en overtuigend bewezen.
Zaaksdossier Dubbel betaald: het medeplegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van een hoeveelheid cocaïne
5.10.
Bewijswaardering
5.10.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De tapgesprekken in het dossier leveren geen bewijs op voor de voorbereiding van de invoer van cocaïne, nu niet is gebleken van opzet op en wetenschap van de invoer van cocaïne.
5.10.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
In het dossier bevinden zich uitwerkingen van tapgesprekken tussen de verdachte en [naam medeverdachte 3] , tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] en tussen [naam medeverdachte 3] en zijn toenmalige vriendin (hierna: [naam persoon 6] ). Op 2 april 2021 heeft de verdachte aan [naam medeverdachte 3] doorgegeven dat hij een nummer krijgt, het kenteken, en dat hij er vaart achter zet. Diezelfde dag heeft de verdachte in een tapgesprek met [naam medeverdachte 2] gezegd dat “hij” er al is, maar dat ze moeilijk doen met het geven van een nummer. Ook heeft de verdachte gezegd dat hij het wel kan gebruiken, omdat het huis een hoop geld kost. In een later gesprek op 2 april 2021 heeft de verdachte gesproken over “dat er waarschijnlijk een bak tussen zit”. Met een bak wordt een container bedoeld. [naam medeverdachte 3] heeft in een tapgesprek van 2 april 2021 met [naam persoon 6] gezegd dat “ [bijnaam verdachte] ”, de verdachte, nog steeds zit te wachten, dus dat [naam medeverdachte 3] zelf ook moet wachten, maar dat vissend geld verdienen altijd leuk is. Op 6 april 2021 hebben de verdachte en [naam medeverdachte 3] weer contact gehad over een mogelijke container en heeft de verdachte aangegeven dat “ze” zeiden dat hij er al was, maar dat hij langs is gegaan en vijf meier heeft ontvangen voor de moeite. In ditzelfde tapgesprek heeft [naam medeverdachte 3] aan de verdachte gevraagd of hij het heeft gehoord van “Antwerpen” en “27 ton”. De verdachte heeft hier bevestigend op gereageerd en heeft aangegeven dat het misschien maar beter is dat er niets komt, omdat zij door de telefoons in de spotlights staan.
Op de terechtzitting van 6 december 2022 is naar voren gebracht dat de rechtbank bekend is met het persbericht van 5 april 2021, inhoudende dat de douane in Antwerpen ruim 27 ton cocaïne heeft onderschept als gevolg van het kraken van de versleutelde berichtendienst SKY.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte contact heeft onderhouden met personen over de invoer van een hoeveelheid cocaïne en met [naam medeverdachte 3] heeft overlegd dat hij klaar moet staan om behulpzaam te zijn, mocht de partij cocaïne arriveren. De verdachte is hiermee de schakel geweest tussen de personen die weten waar en wanneer de cocaïne zal aankomen en de personen die de cocaïne mogelijk moeten uithalen ( [naam medeverdachte 3] ). De verdachte heeft voor deze moeite een bedrag van € 500,- ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door voorgaande handelingen – het contact onderhouden met medeverdachten over het arriveren van een hoeveelheid cocaïne, zodat [naam medeverdachte 3] zich bereid kon verklaren om behulpzaam te zijn, en het in ontvangst nemen van een geldbedrag voor de hieraan verbonden moeite – voorbereidingshandelingen heeft verricht waarbij zijn opzet was gericht op de invoer van cocaïne. Dat het daadwerkelijk gaat over de invoer van cocaïne en de verdachte hier wetenschap van had, blijkt uit het gesprek over de in beslag genomen 27 ton cocaïne in Antwerpen. De rechtbank baseert de wetenschap bovendien op het feit dat deze wetenschap in de reeds besproken zaaksdossiers eveneens aanwezig was. .
5.10.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/293583-21 onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Zaaksdossier Knaken poetsen: het medeplegen van de invoer van 135 pakketten cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
5.11.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/293583-21 onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.12.
Bewijswaardering subsidiair
5.12.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne in de container. Het regelen van een vrachtwagenchauffeur valt onder de reguliere werkzaamheden van de verdachte. De onschuld van de verdachte blijkt bovendien uit het gegeven dat de container moest worden ingeleverd bij [naam transportbedrijf 2] (hierna: [naam transportbedrijf 2] ).
5.12.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 19 april 2021 is de container met nummer [containernummer 5] , welke zich bevond op de AMP2 terminal, gecontroleerd. Deze container moest na lossing leeg worden ingeleverd bij [naam transportbedrijf 2] . In deze container zijn 135 pakketten aangetroffen met daarin in totaal 134,90 kilogram cocaïne.
In het dossier bevinden zich uitwerkingen van OVC- en tapgesprekken die de verdachte heeft gevoerd met onder andere [naam medeverdachte 3] . Op basis van deze gesprekken kan worden vastgesteld dat de verdachte op 18 maart 2021 aan [naam medeverdachte 3] heeft laten weten dat er sprake is van een “drama” en dat hij “een vrachtwagenchauffeur moet hebben”. In ditzelfde gesprek heeft de verdachte gezegd dat “die van de week komt” bij “ [naam persoon 7] daarnaast toch”. Op 22 maart 2021 heeft [naam medeverdachte 3] geïnformeerd naar de aankomst van een bak. De verdachte heeft hierop laten weten dat “hij vorige week pas erop is gegaan” dus “nog drie weken ofzo”. Uit hetzelfde gesprek blijkt dat er op 22 maart 2021 nog steeds geen chauffeur is gevonden. Voorts heeft [naam medeverdachte 3] op 22 april 2021 aan de verdachte gevraagd “of het weer feest wordt”. De verdachte heeft hierop gereageerd: “dat denk ik niet maat. Ik weet niet of je internet hebt gelezen? Kijk nou effe Crimenews ofzo. Dan moet je effe goed nadenken”. Op diezelfde datum laat de verdachte aan [naam medeverdachte 1] weten dat er iets aan de hand is en dat zij op internet moet kijken.
Op de terechtzitting van 6 december 2022 is naar voren gebracht dat de rechtbank bekend is met het nieuwsbericht van 21 april 2021 op Crimenews.nl, inhoudende dat de douane in de Rotterdamse haven een partij cocaïne van ruim 33 miljoen euro heeft onderschept.
De rechtbank is van oordeel dat de voorgaande handelingen van de verdachte – het actief zoeken naar een vrachtwagenchauffeur en het met andere personen communiceren over de aankomst van een container op een ander terrein dan [naam transportbedrijf 1] – niet overeenkomen met de reguliere werkzaamheden van de verdachte en dat de verdachte daarmee voorbereidingshandelingen heeft verricht waarbij zijn opzet was gericht op de invoer van cocaïne. Dat de verdachte ook wist dat het ging om de invoer van cocaïne, blijkt uit het gesprek over de in beslag genomen partij cocaïne in Rotterdam.
5.12.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/293583-21 onder 1 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Zaaksdossier Debiet: het medeplegen van de invoer van 46,795 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
5.13.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.14.
Bewijswaardering subsidiair
5.14.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte heeft zich bezig gehouden met reguliere werkzaamheden. De inhoud van de tapgesprekken is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van voorbereiding bij de invoer van cocaïne.
5.14.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 28 april 2021 is de container met het nummer [containernummer 6] , afkomstig van het motorschip [naam vaartuig] , gecontroleerd. De container was afkomstig uit Cartagena (Colombia). In deze container zijn 48 pakketten aangetroffen met daarin in totaal 46,795 kilogram cocaïne.
Op 20 april 2021 heeft de verdachte samen met een onbekend gebleven persoon een gesprek gevoerd over “hem” ergens anders neerzetten, de posities van camera’s en het dichtbouwen “zodat niemand je ziet”. Op 29 april 2021 hebben de verdachte en [naam medeverdachte 3] het over nummers die de verdachte morgen, op 30 april 2021, zal krijgen.
Op basis van de camerabeelden van 30 april 2021 en tapgesprekken van dezelfde dag concludeert de rechtbank dat de verdachte samen met [naam medeverdachte 3] op zoek is gegaan naar een container met cocaïne. De verdachten hebben daarbij de container met containernummer [containernummer 7] in de wasstraat geplaatst, het zicht op de ingang van de container geblokkeerd door een andere container te verplaatsen en de deuren van andere containers open te zetten, zoals de verdachte een aantal dagen daarvoor heeft besproken, en zij hebben deze container tijdens het zoeken naar cocaïne vernield. In de container hebben zij geen cocaïne aangetroffen.
Op 3 mei 2021 heeft de verdachte aan de medeverdachte [naam medeverdachte 6] (hierna: [naam medeverdachte 6] ) informatie gevraagd over alle CAIU-bakken die bij [naam transportbedrijf 1] staan. [naam medeverdachte 6] heeft als reactie een JPG-bestand gestuurd, waarop de verdachte heeft geantwoord met “kanker, that’s him”. De container zou sinds vrijdag zijn geblokkeerd. De verdachte heeft aangegeven dat ze daar dit weekend drie keer zijn geweest, hij er vandaag alleen daarvoor is en zij hem niet konden vinden. Op 5 mei 2021 heeft [naam medeverdachte 6] , nadat de verdachte vroeg of ze een foto kon maken van de geblokkeerde container, opnieuw een JPG-bestand naar hem gestuurd.
Op 10 mei 2021 heeft de verdachte in een OVC-gesprek met [naam persoon 8] aangegeven dat er “vrijdag een bak op 1 is gepakt” en dat iemand voor deze bak naar hem toe was gekomen. Op 11 mei 2021 heeft de verdachte tegen medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) gezegd dat de bak die vrijdag was gepakt, de CAIU eindigend op 090 betrof. De verdachte is op verzoek van anderen gaan kijken, maar in de container waarin hij is gaan zoeken, zat niets. Het zou ook niet die container zijn geweest. De vijftig stuks zouden zijn opgehaald door de douane.
Uit onderzoek van de containerroutes is gebleken dat de container met nummer [containernummer 6] , de container waarin de cocaïne is aangetroffen, dezelfde vaarroute heeft afgelegd als de container met nummer [containernummer 7] , welke is waargenomen op de camerabeelden van 30 april 2021.
Op basis van het voorgaande, in het bijzonder het feit dat de container met het nummer [containernummer 7] en de container met het nummer [containernummer 6] dezelfde vaarroute hebben afgelegd, de containernummers allebei beginnen met “CAIU [nummer 2] ”, de verdachte op verzoek van anderen is gaan kijken, maar dat er niets in zat en “die vijftig” door de douane is opgehaald, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte 3] op zoek is gegaan naar een container met cocaïne, maar dat zij in plaats van de container met cocaïne ( [containernummer 6] ) een verkeerde container hebben doorzocht ( [containernummer 7] ). De verdachte heeft vervolgens informatie opgevraagd bij [naam medeverdachte 6] en is er op deze wijze achter gekomen dat de container met nummer [containernummer 6] al was geblokkeerd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende bewijs is dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht waarbij het opzet van de verdachte was gericht op de invoer van cocaïne en dat de verdachte daarbij nauw en bewust met de medeverdachte heeft samengewerkt.
Het verweer van de verdediging dat de verdachte zich bezig heeft gehouden met reguliere werkzaamheden wordt verworpen. Uit het proces-verbaal betreffende de camerabeelden volgt dat er in de periode dat de CAIU-container op de wasplaats stond geen nevel is waargenomen, terwijl dit normaal gesproken bij het schoonmaken van containers in de wasstraat wel is te zien op camerabeelden. Daar komt bij dat de verdachte met een ander heeft besproken hoe hij het zicht kan blokkeren en dit ook daadwerkelijk heeft toegepast door het (laten) verplaatsen van een container en door het openen van deuren van andere containers. Als de verdachte alleen zijn reguliere werkzaamheden zou hebben uitgeoefend, was het verhullen van handelingen niet nodig geweest. Tot slot blijkt duidelijk uit de tapgesprekken dat de verdachte op verzoek van anderen is gaan zoeken naar een container, maar dat deze al was geblokkeerd. Dergelijke handelingen, zeker in combinatie met de reactie die dit uitlokt bij de verdachte, vallen naar het oordeel van de rechtbank niet onder de reguliere werkzaamheden van de verdachte.
5.14.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 1 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Zaaksdossier Debiet: het medeplegen van de invoer van 29,89 kilogram cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
5.15.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.16.
Vrijspraak subsidiair
5.16.1.
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen, op basis van het tapgesprek van 11 mei 2021 en de aangetroffen cocaïne in de container.
5.16.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het strafdossier.
In het dossier bevindt zich een tapgesprek van 11 mei 2021 tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] . In dit tapgesprek hebben de verdachte gesproken over “twee die waren geblokkeerd”, “één keer twintig en één keer vijftig”, “die twintig is met de boot weggegaan”, “ze waren te laat” en “dat was een TLLU of zoiets”.
Op 26 mei 2021 is vanuit het onderzoek Spaakvelg een proces-verbaal verstrekt van onderzoek naar de telefoon van uithaler [naam medeverdachte 7] . In deze telefoon zijn zeven afbeeldingen aangetroffen van containernummers van CMA CGM. Op één van de foto's staat een schermweergave van het programma containerchain, het systeem dat wordt gebruikt door [naam transportbedrijf 1] . Op een foto is te zien dat een container met nummer [containernummer 8] is opgevraagd die geboekt stond om per barge te worden weggevoerd. Op deze afbeelding staat de naam [naam] bij de bevraagde container, de gebruikersnaam van [naam medeverdachte 2] . Tevens staat op de foto de datum 19 april 2021 en als inleveradres [naam transportbedrijf 1] ..
Uit verstrekte gegevens is gebleken dat de container met nummer [containernummer 8] op 19 april 2021 leeg is ingeleverd bij [naam transportbedrijf 1] en vervolgens diezelfde dag via Antwerpen is vertrokken naar Peru. Naar aanleiding van voorgaande informatie is het containernummer [containernummer 8] via het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC) uitgezet bij de autoriteiten in Peru. Op 26 mei 2021 is de container, welke zich bevond in de haven van Callao (Peru), gecontroleerd. In deze container zijn 25 pakketten aangetroffen met daarin netto 24,89 kilogram cocaïne.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de inhoud van voornoemd tapgesprek niet voldoende is om tot een veroordeling te kunnen komen van de ten laste gelegde voorbereidings- en bevorderingshandelingen. Het tapgesprek tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] over de container heeft plaatsgevonden op 11 mei 2021, ruim drie weken nadat de container is gearriveerd in de haven van Rotterdam. Hoewel in dit tapgesprek mogelijk wordt gesproken over cocaïne die niet tijdig uit de container is gehaald, want “ze” waren te laat, is echter niet gebleken dat de verdachte zelf (strafbare) handelingen heeft uitgevoerd en dat hij wetenschap had van de cocaïne in de container voorafgaand aan de invoer van de cocaïne in Nederland.
Nu er geen voorbereidings- of bevorderingshandelingen bewezen kunnen worden verklaard, betekent dat, hoe belastend het gesprek van verdachte ook is geweest, hij zal worden vrijgesproken van het subsidiair aan hem ten laste gelegde.
5.16.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 2 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Zaaksdossier [containernummer 1]: het medeplegen invoer van 45 pakketten cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
5.17.
Bewijswaardering
5.17.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) invoer van 45 pakketten cocaïne. De verdachte was aanwezig op een moment dat essentieel was voor de feitelijke voltooiing van de invoer en heeft welbewust handelingen verricht die gericht waren op het binnen het grondgebied brengen van de cocaïne in Nederland. Hij heeft hierbij opgetreden als regelaar.
5.17.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, nu de OVC- en tapgesprekken geen steun vinden in de overige bewijsmiddelen in het dossier. De gesprekken zijn gevoerd in het kader van reguliere werkzaamheden en is er geen link tussen de voornoemde gesprekken en de verdenkingen van de invoer van cocaïne, dan wel de voorbereiding daarvan. Van medeplegen is tevens geen sprake.
5.17.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Op 3 juni 2021 is een container met nummer [containernummer 1] (hierna: de container) omstreeks 09:55 uur ingeleverd op het havendepot van [naam transportbedrijf 1] (thans [voormalige naam transportbedrijf 1] ) aan de Waalhaven. Deze container bevatte vermoedelijk 45 pakketten cocaïne die moesten worden uitgehaald. Rond 11:30 uur is de container opgehaald door een vrachtwagen en van het haventerrein gereden. Op 3 juni 2021 omstreeks 17:00 uur bleek tijdens een politiecontrole dat de container leeg was. De containerdeuren bleken niet verzegeld en het paneel achter in de container zat los. Op 7 juni 2021 omstreeks 20.00 uur is de container – leeg – weer ingeleverd op het depot van [naam transportbedrijf 1] . Volgens de systemen van [naam transportbedrijf 1] heeft de container het terrein van [naam transportbedrijf 1] in de periode van 3 tot en met 7 juni 2021 niet verlaten.
Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder 5.2. (het beoordelingskader Opiumwet) is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. In de containers is immers geen cocaïne aangetroffen.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
In het dossier bevinden zich uitwerkingen van tapgesprekken en SMS-berichten tussen de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 8] en [naam medeverdachte 9] (hierna: [naam medeverdachte 8] en [naam medeverdachte 9] ). In deze gesprekken wordt onder meer gezegd dat “dat ding op vakantie gaat” en “die ene dinsdag” aankomt. De verdachte zegt tegen meerdere medeverdachten dat het “een normale is” en dat het “45 stuks” zijn. Verder is de verdachte betrokken bij het wijzigen van de inleverlocatie van de container zodat deze binnenkomt op de locatie waar de verdachte werkzaam is. Op 3 juni 2021 zegt de verdachte om 11:12 uur tegen [naam medeverdachte 9] “als het goed is komt hij om half twaalf aan” en kort daarna is op de camerabeelden van die dag te zien dat de verdachte de bewuste container op een vrachtwagen zet die vervolgens het terrein wordt afgereden, terwijl deze container blijkens de systemen van [naam transportbedrijf 1] het terrein niet heeft verlaten. Vrachtwagenchauffeur en medeverdachte [naam medeverdachte 10] heeft bekend dat hij kort daarvoor op straat was benaderd door twee vreemde mannen om tegen betaling van een contant geldbedrag een container op te halen bij [naam transportbedrijf 1] , om deze vervolgens naar Schiedam te brengen alwaar de lading cocaïne hoogstwaarschijnlijk is uitgehaald. Daarnaast heeft de verdachte aan de medeverdachte [naam medeverdachte 11] de eerste drie cijfers van deze container doorgegeven en heeft hij met diverse medeverdachten gesproken over een verdeling van geld.
Op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II is de rechtbank aldus van oordeel dat er voldoende bewijs is dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht waarbij het opzet van de verdachte was gericht op de invoer van cocaïne. Dat de verdachte wetenschap had van cocaïne blijkt bovendien uit de eerder besproken zaaksdossiers. De verdachte heeft daarbij nauw en bewust met de medeverdachten heeft samengewerkt. De verdachte heeft immers veelvuldig contact gehad met de medeverdachten en had als chauffeur van de empty handler een onmisbare rol in het geheel.
5.17.4.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 3 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde is wel wettig en overtuigend bewezen.
Zaaksdossier Booking: het medeplegen van de invoer van een of meerdere partijen cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe
5.18.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/293583-21 onder 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.19.
Bewijswaardering subsidiair
5.19.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit en daartoe is het volgende aangevoerd. Uit het dossier blijkt dat de verdachte geen wetenschap had van containers met daarin verdovende middelen en daarmee dus geen (voorwaardelijk) opzet had op het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de (verlengde) invoer van cocaïne. De verdachte heeft zich bezig gehouden met reguliere werkzaamheden waarbij geen gelden in ontvangst zijn genomen of informatie is uitgewisseld over een container. De contra-indicaties ten aanzien van de opgenomen gesprekken zijn door de verdediging uiteengezet. Er is dus geen sprake geweest van een strafbare voorbereiding.
5.19.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
In het dossier bevinden zich uitwerkingen van tapgesprekken, OVC-gesprekken en WhatsApp-berichten tussen de verdachte en [naam medeverdachte 3] , tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] en gesprekken tussen [naam medeverdachte 3] en zijn vader en tussen [naam medeverdachte 3] en [naam persoon 6] . Op basis van voorgaande gesprekken en berichten concludeert de rechtbank dat de verdachte tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte 3] opzettelijk schade heeft toegebracht aan een container, terwijl zij op zoek waren naar verdovende middelen, dat zij grote geldbedragen voorhanden hebben gehad en dat [naam medeverdachte 3] na overleg met de verdachte contact heeft gelegd met [naam persoon 9] en nog een andere persoon, met als doel hen te laten aannemen bij [naam transportbedrijf 1] om zodoende de verdachte en [naam medeverdachte 3] te kunnen helpen bij het invoeren en uithalen van verdovende middelen. Ook blijkt uit veelvuldige tapgesprekken dat de verdachte contact had met [naam medeverdachte 3] over het invoeren en/of uithalen van verdovende middelen, met name als wordt gesproken over het investeren in eigen lijnen, het verstoppen van geldbedragen en de uitleg over het uithalen van blokken. Tevens blijkt uit onderzoek naar de telefoongegevens van de verdachte dat de verdachte verschillende malen de website van CMA-CGM heeft bezocht en daarbij informatie over containers heeft geraadpleegd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende bewijs is dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht waarbij het opzet van de verdachte was gericht op de invoer van cocaïne en dat de verdachte daarbij nauw en bewust met [naam medeverdachte 3] heeft samengewerkt.
Het verweer van de verdediging dat de verdachte zich bezig heeft gehouden met reguliere werkzaamheden wordt verworpen. Uit tapgesprekken volgt dat [naam medeverdachte 3] bij de verdachte “vrij moet vragen” in verband met “de bakken” voordat [naam medeverdachte 3] vrij zal vragen bij zijn werkgever. Wanneer [naam persoon 6] niet meteen begrijpt waarom [naam medeverdachte 3] vrij moet vragen bij de verdachte, geeft [naam medeverdachte 3] aan dat ze het niet begrijpt, dat het niet gaat om vrij hebben en dat hij het thuis wel uitlegt. Als de vakantie van [naam medeverdachte 3] en [naam persoon 6] door het arriveren van bakken moet worden verschoven, wordt duidelijk (ook uit tapgesprekken tussen de verdachte en [naam medeverdachte 3] ) dat [naam medeverdachte 3] dit bedrag krijgt vergoed, maar niet van zijn werk en ook niet door de verzekering. Voor wat er in die periode aan komt, zouden zij wel twintig keer naar Curaçao kunnen. Daar komt bij dat [naam medeverdachte 3] aan [naam persoon 9] heeft uitgelegd wat [naam persoon 9] bij hen moet doen voor een extra bonus, waarop [naam persoon 9] reageert dat hij niet meer in aanraking wil komen met de politie. [naam medeverdachte 3] heeft dit aan de verdachte doorgegeven. Dat het vernielen van de container ook tijdens reguliere werkzaamheden zou hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank evenmin aannemelijk geworden, gelet op de berichten van de verdachte en [naam medeverdachte 3] dat ze de container hebben vernield, maar dat er niets in zat en dat ze hier gek ze hier van worden.
5.19.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/293583-21 onder 3 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Zaaksoverstijgend: niet-ambtelijke corruptie
5.20.
Bewijswaardering
5.20.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit en daartoe is het volgende aangevoerd. Niet kan worden bewezen dat de verdachte geldbedragen heeft ontvangen uit andere hoofde dan op grond van zijn dienstbetrekking.
5.20.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen bij de invoer van partijen cocaïne. Dergelijke handelingen vallen niet onder reguliere werkzaamheden en zijn in strijd met de betrekking van de verdachte.
Met de officier van justitie is de rechtbank tevens van oordeel dat de verdachte voor deze handelingen grote geldbedragen heeft ontvangen. Zo heeft de verdachte onder meer met [naam medeverdachte 3] gesproken over het verdelen van geld. Uit dit gesprek blijkt dat “hij zelf 30 overhoudt”. In een ander gesprek zegt de verdachte bovendien tegen [naam medeverdachte 3] dat hij het geld wel goed moet wegleggen.
5.20.3.
Conclusie
Het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 7 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
OVERKOEPELENDE VERWEREN
5.21.
Medeplegen
In reactie op het verweer dat door de verdediging is aangevoerd dat er ten aanzien van de subsidiair bewezenverklaarde feiten geen sprake kan zijn van medeplegen, overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op het complexe logistieke proces rondom de invoer van containers, kan niet anders worden geoordeeld dan dat de verdachte voor de voorbereidingshandelingen bij de invoer van een hoeveelheid cocaïne nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
5.22.
Tunnelvisie van het HARC-team
Gelet op de bewezenverklaringen en de gebezigde bewijsmiddelen, kan niet geoordeeld worden dat sprake is geweest van tunnelvisie bij het HARC-team / openbaar ministerie.
De verdediging heeft de beschikking gekregen over alle OVC- en tapgesprekken, de beschikbare camerabeelden en het had op de weg van de verdediging gelegen om concreet te maken op welke punten deze bewijsmiddelen selectief dan wel onjuist zijn opgenomen in het dossier. Dat heeft de verdediging ten enenmale nagelaten.
5.23.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair, onder 4 subsidiair, onder 6 subsidiair, onder 7 en het in de zaak met parketnummer 10/293583-21 onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Dagvaarding met parketnummer: 10/162680-21
Zaaksdossier Debiet (feit 1)
hij, in de periode van 14 april 2021 tot en met 11 mei 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 48 pakketten cocaïne (nettogewicht: 46,795 kilogram), een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en
  • zich en/of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen,
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming en locatie van de container met kenmerk [containernummer 6] en/of van container met kenmerk [containernummer 7] geraadpleegd en/of laten raadplegen en
  • een lege container naast de container met kenmerk [containernummer 7] geplaatst, waardoor deze laatstgenoemde container (deels) aan het zicht was onttrokken en
  • de container met kenmerk [containernummer 7] op het terrein van [naam transportbedrijf 1] verplaatst en/of verplaatst naar/in de wasplaats op het terrein van [naam transportbedrijf 1] en (vervolgens) in de container gezocht naar de partij cocaïne en
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en telefonisch contacten onderhouden en informatie uitgewisseld over het uithalen en vervoeren van die cocaïne en/of van de container met kenmerk [containernummer 6] en/of van de container met kenmerk [containernummer 7] ;
Zaaksdossier [containernummer 1] (feit 3)
hij, in de periode van 25 mei 2021 tot en met 7 juni 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 45 pakketten cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
 anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en
zich en/of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen,
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie, inleveradres en bewegingen van de container met kenmerk [containernummer 1] , inhoudende de partij verdovende middelen, geraadpleegd en laten raadplegen en gewijzigd en laten wijzigen in de systemen en
  • instructies en informatie uitgewisseld met (een) mededader(s), waardoor de container met kenmerk [containernummer 1] op 7 juni 2021 het terrein van [naam transportbedrijf 1] is opgereden zonder de gebruikelijke aanmelding/voormelding en/of zonder de gebruikelijke controle procedure bij de ingang en/of balie en/of zonder vervolgens de container aan een gebruikelijke inspectie te onderwerpen en
  • de vrachtwagen (met lege aanhanger) met kenteken [kentekennummer] zonder de gebruikelijke aanmelding/voormelding en/of zonder de gebruikelijke controle procedure bij de ingang en/of balie het terrein van [naam transportbedrijf 1] opgereden en/of op laten rijden en
  • (vervolgens) de container inhoudende verdovende middelen op het terrein verplaatst en/of geplaatst op de vrachtwagen met kenteken [kentekennummer] en/of (vervolgens) de vrachtwagen met container van het terrein van [naam transportbedrijf 1] afgereden en/of laten rijden en/of dit terwijl die container volgens het computersysteem nog als aanwezig op het terrein stond vermeld en
  • € 60.000,-, althans een groot geldbedrag, voorhanden gehad en afspraken gemaakt over het verdelen van dat geldbedrag en
  • met één of meer mededader(s) telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of van de container met kenmerk [containernummer 1] ;
Zaaksdossier Kruisbrik (feit 4)
hij in de periode van 13 oktober 2020 tot 17 oktober 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 25 pakketten cocaïne (nettogewicht: 24,82 kilogram), een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en
  • zich en/of anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen,
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie en bewegingen van de container met kenmerk [containernummer 2] geraadpleegd en laten raadplegen ;
  • met één of meer mededader(s) telefonisch contacten onderhouden en informatie uitgewisseld over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of monitoren van die cocaïne en/of van de container met kenmerk [containernummer 2] ;
Zaaksdossier 23 december 2020 (feit 6)
hij, in de periode van 20 december 2020 tot en met 29 december 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens), om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
 anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of van de container(s) met kenmerk(en) [containernummer 3] en/of [containernummer 4] en/of (een) andere onbekend gebleven container(s), inhoudende een of meer partijen cocaïne en
  • op het terrein van [naam transportbedrijf 1] aan de [adres] één of meer partijen cocaïne uitgehaald uit (een) andere onbekend gebleven container(s) en/of die partij(en) cocaïne overgeladen in een bestelbus en/of handelingen verricht om de uithaal te vergemakkelijken en
  • (vervolgens) met die bestelbus het terrein van [naam transportbedrijf 1] verlaten en met een personenauto (een VW Polo) achter die bestelbus aangereden nadat deze het terrein van [naam transportbedrijf 1] verliet en (vrijwel) gelijktijdig met de bestelbus teruggereden naar het terrein van [naam transportbedrijf 1] en
  • een of meer grote geldbedragen voorhanden gehad en/of in het vooruitzicht gesteld gekregen ;
Zaakoverstijgend (feit 7)
hij, in de periode van 10 september 2020 tot en met 22 juni 2021 te Rotterdam, anders dan als ambtenaar, namelijk als medewerker werkzaam in dienstbetrekking bij [naam transportbedrijf 1] ., naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten, giften , namelijk, meerdere grote, contante, geldbedragen heeft aangenomen, en dit aannemen in strijd met zijn plicht heeft verzwegen tegenover zijn werkgever;
Dagvaarding met parketnummer: 10/293583-21
Zaaksdossier Knaken poetsen (feit 1)
hij, in de periode van 18 maart 2021 tot en met 21 april 2021 te Rotterdam , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 135 pakketten cocaïne (nettogewicht: 134,90 kilogram), een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen,
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
met één of meer mededader(s) informatie uitgewisseld over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van een container met verdovende middelen en(meermaals) inspanningen verricht om een vrachtwagenchauffeur te regelen voor het ophalen en/of vervoeren van een container met verdovende middelen
Zaaksdossier Dubbel betaald (feit 2)
hij, in de periode van 1 april 2021 tot en met 6 april 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een ander heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en
  • zich en/of een ander inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • met één of meer mededader(s) telefonisch contacten onderhouden over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van een container met verdovende middelen;
  • € 500,00 in ontvangst genomen en voorhanden gehad;
Zaaksdossier Booking (feit 3)
hij, in de periode van 1 januari 2021 tot en met 6 juli 2021 te Rotterdam , tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een of meer partijen cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en
  • zich en/of anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie, inleveradres en bewegingen van een of meer containers, geraadpleegd en
  • opzettelijk schade aangebracht aan een container, zodat gelegenheid werd verschaft voor het zoeken naar verdovende middelen, en
  • grote geldbedragen voorhanden gehad en
  • met personen contact gelegd met als doel hen te doen worden aangenomen bij [naam transportbedrijf 1] , zodat deze personen zouden kunnen worden ingezet voor het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van een container met verdovende middelen
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding met parketnummer: 10/162680-21
1.
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
3.
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
4.
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en zich en een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
6.
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
7.
anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht in zijn betrekking heeft gedaan en nagelaten, een gift aannemen.
Dagvaarding met parketnummer: 10/293583-21
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en zich en een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en zich en een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en zich en een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich als medewerker van [naam transportbedrijf 1] samen met anderen zeven keer schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen bij de invoer van meerdere partijen cocaïne. De verdachte heeft ten behoeve hiervan onder andere containers verplaatst, vernield en veelvuldig (telefonisch) contact gehad met medeverdachten. De verdachte heeft hierbij opgetreden als regelaar en heeft diverse partijen met elkaar in contact gebracht om zodoende de invoer van cocaïne te vergemakkelijken. Uit de tapgesprekken blijkt dat dit een normale gang van zaken was voor de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan niet-ambtelijke omkoping. Aan hem zijn meerdere grote geldbedragen betaald om de hiervoor omschreven handelingen uit te voeren. De verdachte heeft dit voor zijn werkgever verzwegen.
Met zijn handelingen is de verdachte een belangrijke schakel in de keten geweest om cocaïne in Nederland in te voeren en verder te vervoeren. Het is een feit van algemene bekendheid dat vanuit Zuid-Amerika grote hoeveelheden cocaïne Nederland worden ingevoerd. Het op de markt brengen van harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en deze handel gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit. Ter bestrijding van harddrugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van illegale harddrugshandel wordt de invoer van cocaïne streng bestraft. Daarnaast heeft hij het vertrouwen van zijn werkgever op grove wijze beschaamd. Corrupte medewerkers in de haven als de verdachte zijn onmisbaar in het smokkelen van goederen via de Rotterdamse haven.
De rechtbank rekent de verdachte zijn betrokkenheid bij de bewezen drugsgerelateerde feiten ernstig aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 december 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Volgens de reclassering kan niet worden gesproken van een delictpatroon omdat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Mogelijk ligt een financieel motief ten grondslag aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte is ten gevolge van zijn preventieve hechtenis zijn baan in de containeroverslag kwijtgeraakt. Hij is voornemens om na zijn detentie een bedrijf te starten in sloopwerkzaamheden. Er is sprake van stabiele huisvesting en goed contact met familie. Voor zover bekend is er geen sprake van schuldenproblematiek. Hoewel de verdachte tot zijn aanhouding dagelijks wiet rookte, zegt hij zijn gebruik onder controle te hebben. Wel maakt de reclassering zich zorgen over een mogelijk pro-criminele houding en deels pro-crimineel netwerk van de verdachte. Groepsdynamica kan mogelijk van invloed zijn geweest op het handelen van de verdachte. Als beschermende factor wordt benoemd dat de verdachte bereid is om snel weer aan het werk te gaan. Geadviseerd wordt om de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: reclasseringstoezicht, controle op middelengebruik en een contactverbod met de medeverdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de verhouding van de op te leggen straffen in de zaken van de medeverdachten in het dossier Krotekoker. Hoewel de rechtbank de verdachte heeft vrijgesproken van een aantal ten laste gelegde feiten – en in zoverre minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie – zal zij een gevangenisstraf opleggen conform de eis van de officier van justitie. De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten en de daarbij horende jurisprudentie. Daarbij komt dat de verdachte als regelaar een zeer belangrijke en onmisbare schakel in het geheel heeft gehad. De rechtbank ziet geen aanleiding een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen iPhone en de PGP-telefoon verbeurd te verklaren.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen goederen terug te geven aan de verdachte.
9.3.
Beoordeling
De in beslag genomen PGP-telefoon zal worden onttrokken aan het verkeer. Het is een feit van algemene bekendheid dat PGP-telefoons doorgaans worden gebruikt voor criminele doeleinden. Het ongecontroleerde bezit daarvan is daarom in strijd met het algemeen belang. Het voorwerp behoort toe aan de verdachte, is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten waarvan de verdachte werd verdacht aangetroffen en dit kan dienen tot de voorbereiding en de belemmering van de opsporing van soortgelijke feiten.
De andere in beslag genomen telefoon zal worden verbeurd verklaard. Deze behoort toe aan de verdachte en de bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan. Via deze telefoon heeft de verdachte immers contact onderhouden met de medeverdachten.

10..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [voormalige naam transportbedrijf 1] . (ter zake van de in de zaken met parketnummers 10/162680-21 en 10/293583-21 ten laste gelegde feiten) en [naam transportbedrijf 3] . (ter zake van de in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 1 en de in de zaak met parketnummer 10/293583-21 onder 3 ten laste gelegde feiten).
[voormalige naam transportbedrijf 1] . vordert een vergoeding van € 7.879,85 aan materiële schade en
€ 478,00 aan proceskosten. [naam transportbedrijf 3] . vordert een vergoeding van € 2.478,76 aan materiële schade en € 478,00 aan proceskosten.
10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen in het geheel dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en het toekennen van een vergoeding van de proceskosten zoals verzocht.
10.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de kosten die door [voormalige naam transportbedrijf 1] . zijn gemaakt niet het directe gevolg zijn van de ten laste gelegde feiten. De kosten zijn gemaakt door keuzes van [voormalige naam transportbedrijf 1] . zelf. Ten aanzien van de vordering van [naam transportbedrijf 3] . heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering onredelijk bezwarend is voor het strafgeding en moet worden verwezen naar de civiele rechter.
10.3.
Beoordeling
Vordering [voormalige naam transportbedrijf 1] . (arbeidsrechtelijke kosten)
[voormalige naam transportbedrijf 1] . heeft naar aanleiding van de verdenking het dienstverband van de verdachte onmiddellijk en wegens dringende reden beëindigd, waarbij zij bijstand van een arbeidsrechtadvocaat gehad heeft. [voormalige naam transportbedrijf 1] . stelt dat de kosten ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn aan te merken als vermogensschade als bedoeld in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek en dat deze kosten zijn gemaakt ter voorkoming en/of beperking van schade die als gevolg van de strafbare feiten mocht worden verwacht.
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan de verdediging heeft bepleit, er een rechtstreeks verband bestaat tussen het plegen van de bewezen verklaarde strafbare feiten, welke feiten onrechtmatig moeten worden geacht jegens de werkgever, en de kosten ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Vanuit arbeidsrechtelijk perspectief is het goed verdedigbaar dat [voormalige naam transportbedrijf 1] . ten gevolge van het handelen van de verdachte geen andere keuze had dan over te gaan tot beëindiging van het dienstverband. Dat daarmee kosten waren gemoeid ten behoeve van juridische bijstand, staat voldoende vast. Echter komen niet de werkelijk gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking, maar slechts het gedeelte dat zou zijn vergoed wanneer [voormalige naam transportbedrijf 1] met succes een (kort geding) procedure had gevoerd bij de kantonrechter ter beëindiging van het dienstverband. Uitgaande van een zaak van gemiddelde complexiteit zou een forfaitaire proceskostenvergoeding van € 793,00 zijn toegewezen. In onderhavige zaak zal hierbij aansluiting worden gezocht en is de vordering in zoverre voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. Omdat geen ingangsdatum voor de wettelijke rente is gesteld, zal worden uitgegaan van de datum van indiening van de vordering. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van € 793,00 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022.
Omdat de vordering van de benadeelde partij [voormalige naam transportbedrijf 1] . zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. De rechtbank zal aansluiten bij het liquidatietarief kanton ter hoogte van € 311,00 per punt en (zoals gevorderd) één punt toekennen. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vordering [naam transportbedrijf 3] . (schade aan containers)
Uit het onder 5.14.2. en 5.19.2. overwogene blijkt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de strafbare feiten die betrekking hebben op de (vernieling van) containers van [naam transportbedrijf 3] . De kosten van reparatie voor die containers houden daarom voldoende verband met de bewezen verklaarde strafbare feiten. De vordering zal derhalve in het geheel worden toegewezen.
Omdat de verdachte de onrechtmatige gedragingen, ter zake waarvan aan [naam transportbedrijf 3] . schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag van € 2.478,76 te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van € 578,28 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2021 en het te vergoeden schadebedrag van € 1.900,48 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2021.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. De rechtbank zal aansluiten bij het liquidatietarief kanton ter hoogte van € 187,00 per punt en (zoals gevorderd) één punt toekennen. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
10.4.
Conclusie
De verdachte moet aan de benadeelde partijen betalen:
  • [voormalige naam transportbedrijf 1] . een schadevergoeding van € 793,00, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld; en aan
  • [naam transportbedrijf 3] . een schadevergoeding van € 2.478,76, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Tot slot moet de verdachte de kosten van de advocaat van de benadeelde partijen betalen tot een bedrag van € 489,00 (één punt à € 311,00 en één punt à € 187,00).
Over het resterende deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

12..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair, 4 primair, 5 primair en subsidiair en 6 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/293583-21 onder 1 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/162680-21 onder 1 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair, 6 subsidiair en 7 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10/293583-21 onder 1 subsidiair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 66 (zesenzestig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de bewezenverklaarde feiten: de iPhone;
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de PGP-telefoon;
Benadeelde partij [voormalige naam transportbedrijf 1] .
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [voormalige naam transportbedrijf 1] . te betalen een bedrag van
€ 793,00 (zegge: zevenhonderddrieënnegentig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot € 311,00 (zegge: driehonderdelf euro) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [voormalige naam transportbedrijf 1] . te betalen
€ 793,00 (zegge: zevenhonderddrieënnegentig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 793,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
15 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Benadeelde partij [naam transportbedrijf 3] .
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam transportbedrijf 3] ., te betalen een bedrag van
€ 2.478,76 (zegge: tweeduizend vierhonderdachtenzeventig euro en negenenzestig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het schadebedrag van € 578,28 vanaf 5 januari 2021 en over het te vergoeden schadebedrag van € 1.900,48 vanaf 30 april 2021, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 178,00 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van [naam transportbedrijf 3] . te betalen
€ 2.478,76(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vierhonderdachtenzeventig euro en negenenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over het schadebedrag van € 578,28 vanaf 5 januari 2021 en over het te vergoeden schadebedrag van € 1.900,48 vanaf 30 april 2021, tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.478,76 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
34 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ch. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en J.J. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. V.C. Wennekes en J.R. de Graaf, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 19 januari 2023.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Dagvaarding met parketnummer: 10/162680-21
1.
Zaakdossier Debiet
hij, in of omstreeks de periode van 14 april 2021 tot en met 11 mei 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een partij van 48 pakketten cocaïne (nettogewicht: 46,795 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 14 april 2021 tot en met 11 mei 2021 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 48 pakketten cocaïne (nettogewicht: 46,795 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie en bewegingen van de container met kenmerk [containernummer 6] en/of van container met kenmerk [containernummer 7] geraadpleegd en/of laten raadplegen en/of gewijzigd en/of laten wijzigen in de systemen en/of
  • een lege container naast de container met kenmerk [containernummer 7] geplaatst, waardoor deze laatstgenoemde container (deels) aan het zicht was onttrokken en/of
  • de container met kenmerk [containernummer 7] op het terrein van [naam transportbedrijf 1] verplaatst en/of verplaatst naar/in de wasplaats op het terrein van [naam transportbedrijf 1] en/of (vervolgens) in de container gezocht naar de partij cocaïne en/of
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of van de container met kenmerk [containernummer 6] en/of van de container met kenmerk [containernummer 7] ;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
Zaakdossier Debiet
hij, in of omstreeks de periode van 14 april 2021 tot en met 11 mei 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een partij van 25 pakketten (gewicht: 29,89 kilo), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 14 april 2021 tot en met 11 mei 2021 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 25 pakketten (gewicht: 29,89 kilo), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie en bewegingen van een verwachte container met een lading cocaïne, betreffende container met kenmerk [containernummer 8] en/of een (andere) onbekend gebleven container (met hierin 20 pakketten en/of een kenmerk eindigend op 500), geraadpleegd en/of laten raadplegen en/of gewijzigd en/of laten wijzigen in de systemen en/of
  • op het terrein van [naam transportbedrijf 1] . gezocht naar een verwachte container met een lading cocaïne, betreffende container met kenmerk [containernummer 8] en/of een (andere) onbekend gebleven container (met hierin 20 pakketten en/of een kenmerk eindigend op 500) en/of
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het traceren van container met kenmerk [containernummer 8] en/of een (andere) onbekend gebleven container (met hierin 20 pakketten en/of een kenmerk eindigend op 500) en/of
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het traceren van en/of het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde cocaïne en/of van container met kenmerk [containernummer 8] en/of een (andere) onbekend gebleven container (met hierin 20 pakketten en/of een kenmerk eindigend op 500);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
Zaakdossier [containernummer 1]
hij, in of omstreeks de periode van 25 mei 2021 tot en met 7 juni 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een partij van 45 pakketten cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 25 mei 2021 tot en met 7 juni 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens),
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 45 pakketten cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie, inleveradres en/of bewegingen van de container met kenmerk [containernummer 1] , inhoudende de partij verdovende middelen, geraadpleegd en/of laten raadplegen en/of gewijzigd en/of laten wijzigen in de systemen en/of
  • instructies en informatie uitgewisseld met (een) mededader(s), waardoor de container met kenmerk [containernummer 1] tweemaal (te weten: op 3 juni 2021 en op 7 juni 2021) het terrein van [naam transportbedrijf 1] is opgereden zonder de gebruikelijke aanmelding/voormelding en/of zonder de gebruikelijke controle procedure bij de ingang en/of balie en/of zonder vervolgens de container aan een gebruikelijke inspectie te onderwerpen en/of
  • de vrachtwagen (met lege aanhanger) met kenteken [kentekennummer] zonder de gebruikelijke aanmelding/voormelding en/of zonder de gebruikelijke controle procedure bij de ingang en/of balie het terrein van [naam transportbedrijf 1] opgereden en/of op laten rijden en/of
  • (vervolgens) de container inhoudende verdovende middelen op het terrein verplaatst en/of geplaatst op de vrachtwagen met kenteken [kentekennummer] en/of (vervolgens) de vrachtwagen met container van het terrein van [naam transportbedrijf 1] afgereden en/of laten rijden en/of dit terwijl die container volgens het computersysteem nog als aanwezig op het terrein stond vermeld en/of
  • € 60.000,-, althans een groot geldbedrag, voorhanden gehad en/of in het vooruitzicht gesteld gekregen en/of afspraken gemaakt over het verdelen/verstrekken/ontvangen van dat geldbedrag en/of
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of van de container met kenmerk [containernummer 1] ;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
Zaakdossier Kruisbrik
hij, in of omstreeks de periode van 13 oktober 2020 tot 17 oktober 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een partij van 25 pakketten cocaïne (nettogewicht: 24,82 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2020 tot 17 oktober 2020 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij van 25 pakketten cocaïne (nettogewicht: 24,82 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie en bewegingen van de container met kenmerk [containernummer 2] geraadpleegd en/of laten raadplegen en/of gewijzigd en/of laten wijzigen in de systemen;
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of monitoren van die cocaïne en/of van de container met kenmerk [containernummer 2] ;
  • het afdekluik van de koelmotoren van voornoemde container (meermalen) geopend;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5.
Zaakdossier Kruisbrik
hij, in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot 30 oktober 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2020 tot 30 oktober 2020 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie en bewegingen van een container met als kenmerk beginnend met 93 geraadpleegd en/of gewijzigd en/of laten wijzigen in de systemen;
  • de container met als kenmerk beginnend met 93 verplaatst op het terrein van [naam transportbedrijf 1] ;
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of van de container met kenmerk beginnend met 93;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
6.
Zaakdossier 23 december 2020
hij, in of omstreeks de periode van 2 december 2020 tot en met 23 december 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een of meer partijen cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 20 december 2020 tot en met 29 december 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens), om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een partij cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of van de container(s) met kenmerk(en) [containernummer 3] en/of [containernummer 4] en/of (een) andere onbekend gebleven container(s), inhoudende een of meer partijen cocaïne en/of
  • informatie over de container(s) met kenmerk(en) [containernummer 3] en/of [containernummer 4] en/of (een) andere onbekend gebleven container(s), (telkens) inhoudende een of meer partijen cocaïne, waaronder informatie over locatie en bewegingen van de containers, geraadpleegd en/of laten raadplegen in de systemen en/of
  • op het terrein van [naam transportbedrijf 1] aan de [adres] één of meer partijen cocaïne uitgehaald uit de containers met de kenmerken [containernummer 3] en/of [containernummer 4] en/of (een) andere onbekend gebleven container(s) en/of die partij(en) cocaïne overgeladen in een bestelbus en/of handelingen verricht om de uithaal te vergemakkelijken en/of
  • (vervolgens) met die bestelbus het terrein van [naam transportbedrijf 1] verlaten en/of
  • met een personenauto (een VW Polo) achter die bestelbus aangereden nadat deze het terrein van [naam transportbedrijf 1] verliet en/of (vrijwel) gelijktijdig met de bestelbus teruggereden naar het terrein van [naam transportbedrijf 1] en/of
  • een of meer grote geldbedragen voorhanden gehad en/of in het vooruitzicht gesteld gekregen en/of afspraken gemaakt over het verdelen/verstrekken/ontvangen van die geldbedragen en/of dat geldbedrag;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
7.
Zaaksoverstijgend
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 september 2020 tot en met 22 juni 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, anders dan als ambtenaar, namelijk als medewerker werkzaam in dienstbetrekking bij [naam transportbedrijf 1] ., dan wel als uitzendkracht, naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een of meer gifte(n) en/of een of meer belofte(s), namelijk, (de belofte tot) één of meerdere grote, contante, geldbedragen heeft aangenomen, en dit aannemen in strijd met zijn plicht heeft verzwegen tegenover zijn werkgever;
( art 328ter lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Dagvaarding met parketnummer: 10/293583-21
1.
Zaakdossier Knaken Poetsen
hij, in of omstreeks de periode van 18 maart 2021 tot en met 21 april 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een partij van 135 pakketten cocaïne (nettogewicht: 134,90 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 18 maart 2021 tot en met 21 april 2021 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 135 pakketten cocaïne (nettogewicht: 134,90 kilogram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van een container met verdovende middelen en/of
  • (meermaals) inspanningen verricht om een vrachtwagenchauffeur te regelen en/of (vervolgens) een vrachtwagenchauffeur geregeld voor het ophalen en/of vervoeren van een container met verdovende middelen en/of
  • een of meer grote geldbedragen voorhanden gehad en/of in het vooruitzicht gesteld gekregen en/of afspraken gemaakt over het verdelen/verstrekken/ontvangen van die geldbedragen en/of dat geldbedrag;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
Zaakdossier Dubbel Betaald
hij, in of omstreeks de periode van 1 april 2021 tot en met 6 april 2021 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van een container met verdovende middelen;
  • € 500,00, althans een geldbedrag, in ontvangst genomen en/of voorhanden gehad en/of in het vooruitzicht gesteld gekregen ter compensatie voor de geleverde inspanningen;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf sub 3 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
Zaakdossier Booking
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 6 juli 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in lid 4 van artikel 1 van de Opiumwet, een of meerdere partijen cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 6 juli 2021 te Rotterdam te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een of meer partijen cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebben de verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens),
  • de plaats van bestemming, locatie, inleveradres en/of bewegingen van een of meer containers inhoudende een partij verdovende middelen, geraadpleegd en/of laten raadplegen en/of gewijzigd en/of laten wijzigen in de systemen en/of
  • opzettelijk schade aangebracht aan een of meer containers, zodat gelegenheid werd verschaft voor het zoeken naar en/of uithalen van verdovende middelen, dan wel het bevorderen daarvan en/of
  • een of meer grote geldbedragen voorhanden gehad en/of in het vooruitzicht gesteld gekregen en/of afspraken gemaakt over het verdelen/verstrekken/ontvangen van die geldbedragen en/of dat geldbedrag en/of
  • met een of meer personen contact gelegd met als doel hen te doen worden aangenomen bij [naam transportbedrijf 1] , zodat deze personen zouden kunnen worden ingezet voor het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van een container met verdovende middelen en/of
  • met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van een container met verdovende middelen.
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )