ECLI:NL:RBROT:2023:3314

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
ROT 21/5611
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een boete opgelegd aan een pluimveehouder wegens vangletsel bij kuikens

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, naar aanleiding van een rapport van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) dat op 17 maart 2020 was opgemaakt. De toezichthouder constateerde tijdens een inspectie op 11 maart 2020 dat er bij de kuikens van eiseres sprake was van ernstig vangletsel, wat leidde tot de boete. Eiseres betwist de vaststelling van het letsel en voert aan dat er andere oorzaken voor het letsel kunnen zijn, zoals gedrag van de kuikens in de stal of onzorgvuldig handelen van de transporteur.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd. De rechtbank volgt de argumenten van eiseres niet en concludeert dat het letsel dat door de toezichthouder is geconstateerd, bij eiseres is ontstaan. De rechtbank wijst erop dat de toezichthouder de identiteit van de kuikens heeft geverifieerd en dat er geen aanwijzingen zijn dat het letsel tijdens het transport of op het slachthuis is ontstaan. De rechtbank concludeert dat de boete terecht is opgelegd en dat de hoogte van de boete niet onevenredig is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5611

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: [naam] ),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.F. Kabiri).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 9 oktober 2020 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 20 mei 2021 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres (via videoverbinding) en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 17 maart 2020 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende:

Datum en tijdstip van de bevinding: 11 maart 2020 omstreeks 12:40 uur.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de afdeling panklaar, daar waar de karkassen de panklaar binnenkomen na het broeien en plukken. Aan de karkassen vielen mij meerdere donkerrode tot paarsrode gekleurde letsels op. Daartoe besloot ik een vangletsel-telling uit te voeren op koppel [nummer] afkomstig van pluimveehouderij [eiseres] (registratienummer: [nummer] ). Het betrof hier een koppel kuikens uit stal 1. De identiteit van dit koppel heb ik geverifieerd door de actuele slachtinformatie te vergelijken met deaanvoerplanning en de VKI van deze slachtdag. Daarnaast heb ik dit nagevraagd bij de chef panklaar en deze bevestigde mij dat het koppel afkomstig was van [eiseres] .
Tijdens de letseltelling, uitgevoerd volgens de werkinstructie uit bijlage 7 van deK-PL-WLZ-WV01 van de NVWA, zag ik dat er veel bloedingen aanwezig waren op de karkassen. Deze varieerden van donkerrood tot paarsrood. Ik stelde vast dat de meeste bloedingen ter hoogte van de vleugels zaten, en een klein aantal ter hoogte van de borststreek.
Ik heb van stal 1 in totaal twee tellingen uitgevoerd. Beide controles duurden twee minuten. De bandsnelheid tijdens de controle was 8500 kuikens per uur. De bandsnelheid heb ik geverifieerd door deze af te lezen van het display welke zich in de machinekamer in de Broei-pluk-afdeling bevindt. Dit display geeft de actuele lijnsnelheid weer van de panklaar lijn.
In totaal heb ik per controle van twee minuten 282 kuikens gecontroleerd ervanuit gaande dat alle haken bezet waren.
- Koppel met ID [nummer] stal 1: tellingen respectievelijk omstreeks 12:42 uur en 13:05 uur. Tijdens de eerste controle heb ik 7 letsels geteld, tijdens de tweede controle ook 7.
Uit deze tellingen kwamen scores van respectievelijk 2.48% en bij de tweede telling eveneens 2.48% wat een gemiddelde score geeft van 2.48%. Hieruit bleek mij dat de interventiegrens van 2% die de NVWA hanteert, overschreden was. Uit niets is gebleken dat er tijdens het transport en het onderbrengen in het slachthuis een calamiteit is geweest wat letsels van deze aard heeft kunnen doen ontstaan.
Naar mijn deskundige mening als dierenarts is het welzijn van de kuikens ernstig geschaad tijdens het vangen van de dieren en plaatsen in de vervoerscontainers wat aanleiding heeft gegeven tot erge pijngewaarwording en stress bij de kuikens tijdens transport en in de tijd daarna tot aan het bedwelmen.
De letsels bestonden uit grote (>3 cm) donkerrode tot paarsrode bloedingen ter hoogte van de vleugels en de borststreek. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaand aan het doden van de dieren ontstaan door het vangen van de dieren.
De datum en vertrektijd van de pluimveehouderij geeft informatie over de mogelijke ouderdom van letsel (zie bijlage Transportlijst).
In dit geval:
• Vertrektijd van de houderij is 07.30 uur in de ochtend;
• Tijd inspectie is om 12:42 uur;
Het Iaden van de kuikens is om 06:30 uur begonnen (gerekend wordt met 1 uur laadtijd per vrachtauto). Het letsel is dan tussen 5.12 uur en 6.12 uur oud.
Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel ten gevolge van onaanvaardbaar verwijtbaar handelen tijdens het vangen van de kuikens.
De kuikens zijn handmatig gevangen door vangploeg [naam] (zie bijlage Transportlijst).
De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek heeft er niet voor gezorgd dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren tijdens het vangen zijn nageleefd waardoor de dieren onnodige pijn en ernstig lijden is berokkend.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De houder op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden. Door het vangen is onnodig pijn en letsel veroorzaakt bij de dieren.
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, en gelezen in samenhang met artikel 3, aanhef en onder e, en artikel 8, eerste lid, en bijlage I, hoofdstuk III, paragraaf 1.8, onder d, van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG (de Transportverordening).
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 1.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat niet vaststaat dat sprake is van vangletsel. Tussen het laden en de constatering van de toezichthouder zit 5 uur en 40 minuten en dat is veel minder dan de 12 uur die volgens de NVWA past bij donkerrode tot paarsrode bloedingen. Daarnaast heeft de toezichthouder niet geïnformeerd bij de pluimveehouder, de chauffeur van de shovel die de containers met kuikens naar de vrachtauto rijdt of de chauffeur van de vrachtauto of er iets bijzonders is gebeurd. Het letsel kan ook een andere oorzaak hebben; zo kunnen kuikens in de stal haantjesgedrag vertonen en elkaar verwonden of wild met de vleugels slaan, kan de chauffeur van de shovel onvoorzichtig zijn, heeft de chauffeur van de vrachtauto een noodstop moeten maken of is er bij het verplaatsen van de containers op het slachthuis iets gebeurd. Al deze mogelijkheden zijn niet onderzocht. Ook heeft de toezichthouder nagelaten alle 14 kuikens met letsel op de foto te zetten. Bovendien is niet met zekerheid te zeggen dat het om kuikens van eiseres ging. Er worden meerdere koppels geslacht op de slachterij en na aflevering van de kuikens is niet meer duidelijk om welk koppel het gaat. De kans is groot dat het om kuikens van een andere pluimveehouder ging nu uit de transportlijst blijkt dat er netjes geladen is. Tot slot voert eiseres aan dat zij pas op 18 mei 202 is geïnformeerd over de bevindingen van de toezichthouder en dat is te laat. Eiseres verwijst daarbij naar ECLI:NL:CBB:2020:881. De toezichthouder had eiseres direct telefonisch op de hoogte moeten stellen, dan had eiseres ook eventueel de vangploeg aansprakelijk kunnen stellen, aldus eiseres.
6.1.
Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) [1] mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het rapport van bevindingen. In het rapport is duidelijk beschreven wat de toezichthouder aan letsel heeft gezien: het soort letsel en de kleur en grootte van de geconstateerde bloedingen is beschreven. Gelet op deze duidelijke beschrijvingen vindt de rechtbank een nadere onderbouwing met foto’s ook niet nodig. De toezichthouder schrijft in het rapport dat hij donkerrode tot paarse bloedingen van minimaal 3 centimeter heeft geteld en dat de telling volgens de werkinstructie K-PL-WLZ-WV01 bijlage 7 is uitgevoerd. Volgens deze instructie is een bloeding van één centimeter of kleiner, die helderrood van kleur is, minder dan twee minuten oud en verandert de kleur van de bloeding in de tijd tussen 2 minuten en 12 uur van rood naar donkerrood tot paars. Het gaat hierbij om een glijdende schaal en het is dus niet zo dat een donkerrode tot paarse bloeding pas na 12 uur ontstaat, zoals eiseres de instructie heeft geïnterpreteerd. Zoals het CBb heeft overwogen [2] maakt de omstandigheid dat sprake is van een grofmazige, glijdende schaal van verkleuring de vaststelling van het tijdsverloop sinds het letsel werd veroorzaakt op zichzelf niet onbruikbaar. Daaruit kan namelijk wel worden afgeleid dat als een bloeding donkerrood of paars is, deze niet recent is veroorzaakt. Daarbij heeft het CBb ook de toelichting van de senior toezichthoudend dierenarts aannemelijk geacht dat het tijdstip waarop de kleur overgaat naar donkerrood of paars afhankelijk is van de aard, ernst en plaats van het letsel, maar dat na een uur of vijf een bloeding niet meer helderrood maar donkerrood of paars zal zijn. Het CBb heeft meermaals geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat deze methode van het vaststellen van vangletsel aan de slachtlijn niet deugdelijk is en dat voldoende aannemelijk is dat als een bloeding donkerrood of paars is en een grootte heeft van 3 cm of meer, die bloeding is ontstaan tijdens het vangen van de kuikens en het laden in de containers. [3]
6.3.
De rechtbank volgt het standpunt van eiseres over de mogelijke andere oorzaken van het letsel niet. Voor de rechtbank staat voldoende vast dat het letsel dat de toezichthouder heeft geteld (donkerrode tot paarse bloedingen van minimaal 3 centimeter) bij eiseres is ontstaan. Voor zover letsel zou zijn ontstaan door het gedrag van de kuikens in de stal of het plaatsen van containers door een shovel in de vrachtwagen valt dit nog onder de verantwoordelijkheid van eiseres. Wat er nadien met de kuikens gebeurt bij het transport naar het slachthuis en op het slachthuis kan eiseres niet meer worden verweten. Maar verweerder heeft in deze zaak en eerdere zaken bij de rechtbank en het CBb voldoende gemotiveerd dat het getelde letsel niet tijdens het transport of op het slachthuis kan zijn ontstaan. Zo is ten aanzien van het transport verwezen naar het WUR-rapport [4] en een verklaring van een van de opstellers daarvan [5] , waaruit volgt dat er nagenoeg geen letsel ontstaat bij het transport, tenzij er een duidelijk incident of ongeval is geweest. Het is vaste werkwijze dat door de toezichthoudend dierenarts wordt nagegaan of er calamiteiten zijn geweest onderweg. In het rapport van bevindingen staat dat uit niets is gebleken dat er een calamiteit is geweest en ook de transportlijst vermeldt hierover geen bijzonderheden. Of de toezichthouder in deze zaak ook actief navraag heeft gedaan bij het slachthuis of de transporteur is onduidelijk. In die zin is niet volledig uitgesloten dat zich een calamiteit heeft voorgedaan bij het transport. Echter, zoals verweerder heeft toegelicht in deze zaak en de zaken van genoemde uitspraken van het CBb, gaat het bij letsel dat bij het transport zou kunnen ontstaan voornamelijk om andersoortig letsel en zal bij een incident of ongeval tijdens transport een aanzienlijk groter deel van de kuikens (30-40%) daardoor letsel oplopen dan het hier vastgestelde percentage. Daarmee is voor de rechtbank voldoende uitgesloten dat het door de toezichthouder getelde letsel bij het transport kan zijn ontstaan. Dit geldt ook voor eventueel letsel dat ontstaat op het slachthuis, bijvoorbeeld bij het verplaatsen van de kuikens. Zo is door verweerder toegelicht dat eventuele bloedingen die op het slachthuis ontstaan klein zijn en lichtrood van kleur en geen tijd zullen hebben om zich te ontwikkelen tot grotere, donkerrode bloedingen, aangezien kort daarop de aanvoerende bloedvaten worden doorgesneden.
6.4.
De rechtbank twijfelt er ook niet aan dat de toezichthouder de letseltelling bij kuikens van eiseres heeft gedaan. Uit het rapport van bevindingen blijkt dat de toezichthouder de identiteit van het koppel waarvan hij een vangletseltelling heeft uitgevoerd heeft geverifieerd door de actuele slachtinformatie te vergelijken met de aanvoerplanning en het VKI-formulier en dat hij het ook heeft nagevraagd bij de chef panklaar, die bevestigde dat het koppel van eiseres afkomstig was. Daarbij heeft verweerder toegelicht en is de rechtbank ook uit andere zaken bekend dat de kuikens per koppel worden geslacht en niet met meerdere koppels tegelijk en worden er tussen koppels ook haken vrijgelaten zodat duidelijk is wanneer er met een ander koppel wordt begonnen. De transportlijst biedt ook geen reden om eraan te twijfelen dat het om kuikens van eiseres ging, nu het daarop vermelde letsel (vleugelbeknellingen en rugliggers) geen verband houdt met het vangletsel dat door de toezichthouder wordt geteld.
6.5.
De rechtbank kan zich goed voorstellen dat eiseres direct na de bevindingen door de toezichthouder op de hoogte had willen worden gesteld, zodat zij de vangploeg nog had kunnen bevragen. De rechtbank vindt echter niet dat verweerder op dit punt zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat dit gevolgen zou moeten hebben voor de boete. De toezichthouder heeft zijn bevindingen op 11 maart 2020 gedaan en bij brief van 18 mei 2020 is eiseres ingelicht dat een hoog percentage vangletsel bij haar kuikens was vastgesteld. Daarmee is eiseres niet direct ingelicht maar nog wel binnen een redelijke termijn en de rechtbank is niet gebleken dat eiseres zich door dat tijdsverloop niet goed heeft kunnen verweren.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en was verweerder bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen. De hoogte van de boete als hier aan de orde vindt de rechtbank niet onevenredig. Eiseres heeft geen omstandigheden gesteld op grond waarvan verweerder het boetebedrag had dienen te matigen. Ook de rechtbank is daar niet van gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is dus ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Fransen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:168
4.‘Letsel en schade bij vleeskuikens als gevolg van vangen, transport en handelingen aan de slachtlijn’, Wageningen University & Research, januari 2019.