ECLI:NL:RBROT:2023:4148

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
10347656
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Kenbri Fire Fighting B.V. en [verweerster01]. Kenbri verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerster01] en een verstoorde arbeidsverhouding. [verweerster01] betwistte de verwijten en deed een tegenverzoek tot betaling van een transitievergoeding, een billijke vergoeding en vergoeding van rechtsbijstandskosten. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster01], maar dat de arbeidsverhouding ernstig verstoord was geraakt door het handelen van Kenbri. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2023 en kende [verweerster01] een billijke vergoeding van € 38.000,- en een transitievergoeding van € 8.242,73 toe. Daarnaast werden de kosten van rechtsbijstand van € 4.525,65 toegewezen. De proceskosten werden eveneens aan Kenbri opgelegd, omdat zij in overwegende mate in het ongelijk was gesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10347656 VZ VERZ 23-1856
uitspraak: 11 mei 2023
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
Kenbri Fire Fighting B.V.,
vestigingsplaats: Stellendam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.J.M. Damen,
tegen:
[verweerster01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. E.V.H. van Tricht.
Partijen worden hierna aangeduid als Kenbri en [verweerster01] .

1.De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, door de rechtbank ontvangen op 21 februari 2023, met bijlagen;
  • het verweerschrift met tegenverzoek, door de rechtbank ontvangen op 27 maart 2023, met bijlagen;
  • de door Kenbri overgelegde aanvullende producties 11 t/m 18.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 april 2023. Daarbij waren aanwezig: [naam01] en [naam02] namens Kenbri met mr. J.J. Damen en [verweerster01] met mr. E.V.H. van Tricht.
Zoals ter zitting aan partijen is meegedeeld zullen de producties die door Kenbri buiten de termijn genoemd in het procesreglement aan de kantonrechter zijn toegezonden niet buiten beschouwing worden gelaten, mede gelet op de datum waarop het verweerschrift is ingediend.

2.De feiten

2.1.
Kenbri levert brandweermateriaal aan de industrie, brandweerkorpsen, luchtvaart en offshore. Zij geeft daarnaast adviezen en verricht keuringen op het gebied van brandbestrijding en brandveiligheid. Er werken circa 210 mensen bij Kenbri.
2.2.
[verweerster01] is op 1 juni 2018 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Kenbri in de functie van [functie01] . Het dienstverband is voor 34 uur per week, verspreid over vier dagen. [verweerster01] werkt zowel op de vestiging in Beveren als ook in Numansdorp. Het salaris is € 4.501,80 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
2.3.
In het verleden – van 1996 tot en met 1999 en van 2007 tot en met 2016 – heeft [verweerster01] twee eerdere arbeidsovereenkomsten gehad met Kenbri.
2.4.
Op 8 april en 11 augustus 2022 heeft Kenbri gesproken met [verweerster01] over onder andere haar kloktijden/aanwezigheid op de vestiging Numansdorp. Van deze gesprekken heeft [verweerster01] heimelijke geluidsopnames gemaakt. Verder heeft op 19 april 2022 een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster01] en de HR-manager, waarin [verweerster01] melding heeft gemaakt van seksueel grensoverschrijdend gedrag vanaf juli 2021 van haar leidinggevende. Ook van dit gesprek heeft [verweerster01] een heimelijke geluidsopname gemaakt.

3.Het verzoek

3.1.
Kenbri verzoekt samengevat:
  • de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden;
  • [verweerster01] te veroordelen in de proceskosten;
  • de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Kenbri legt aan haar verzoek ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding, primair omdat [verweerster01] (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld of sprake is van disfunctioneren. Zij stelt subsidiair dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en meer subsidiair dat de combinatie van deze gronden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet leiden.
3.3.
[verweerster01] betwist dat sprake is van verwijtbaar handelen of disfunctioneren. Zij is bovendien niet duidelijk op haar functioneren aangesproken en er is geen verbeterplan opgesteld. De verstoring van de arbeidsverhouding is het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van Kenbri.

4.Het tegenverzoek

4.1.
[verweerster01] verzoekt samengevat:
  • Kenbri te veroordelen aan haar te betalen de transitievergoeding van € 8.107,77 bruto, met rente;
  • Kenbri te veroordelen aan haar te betalen een billijke vergoeding van € 153.377,38 bruto, met rente;
  • Kenbri te veroordelen aan haar te betalen een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand van € 4.878,72 netto;
  • Kenbri te veroordelen in de proceskosten;
  • en indien de arbeidsovereenkomst door intrekking van het ontbindingsverzoek door Kenbri nog bestaat, de arbeidsovereenkomst te ontbinden;
  • de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2.
[verweerster01] stelt dat het einde van de arbeidsovereenkomst een gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Kenbri. Kenbri heeft [verweerster01] geen gelegenheid tot verbetering van haar functioneren gegeven en heeft onnodig aangestuurd op ontslag. Daarnaast is Kenbri tekortgeschoten in haar verplichting om een veilige werkomgeving te bieden. [verweerster01] heeft te maken gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag en Kenbri heeft naar aanleiding van de melding daarover geen actie ondernomen.
4.3.
Kenbri betwist dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Zij heeft destijds geen verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een onvoldragen grond. Daarnaast is geen sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag en van Kenbri mocht niet verwacht worden dat zij in dat kader zonder toestemming van [verweerster01] maatregelen zou nemen.

5.De beoordeling

5.1.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden indien daar een in de wet genoemde redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt [1] . Onder een redelijke grond moet onder meer worden verstaan verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, disfunctioneren of een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren [2] .
geen verwijtbaar handelen of disfunctioneren van [verweerster01]
5.2.
Kenbri stelt primair dat sprake is van disfunctioneren of van verwijtbaar handelen van [verweerster01] omdat zij niet op de afgesproken werktijden aanwezig is bij Kenbri. Dit zou met name gaan over de vestiging Numansdorp en niet Beveren. De kantonrechter gaat daar niet in mee. Kenbri heeft weliswaar een aantal data genoemd waarop [verweerster01] zich niet heeft gehouden aan de tijden waarop zij geacht werd op de werkplek aanwezig te zijn, maar [verweerster01] heeft voor het overgrote deel hiervan een deugdelijke verklaring gegeven. [verweerster01] heeft bijvoorbeeld eerder uitgeklokt omdat zij nog werk in het magazijn moest uitvoeren of omdat sprake was van goedgekeurd verlof. Daarnaast werkte zij op bepaalde dagen ook (deels) thuis. Overigens is de verklaring van [verweerster01] dat zij regelmatig niet op tijd kon inklokken in Numansdorp omdat daar structureel te weinig parkeerplaatsen waren en zij daarom regelmatig buiten het terrein moest parkeren en het zoeken naar een geschikte parkeerplaats vaak de nodige tijd in beslag nam, geen deugdelijke verklaring. Zeker als dit vaker voorkomt zou [verweerster01] daarmee rekening moeten houden en dus eerder van huis moeten vertrekken.
5.3.
Hierbij komt dat Kenbri aan [verweerster01] onvoldoende gelegenheid heeft gegeven om haar gedrag/functioneren te verbeteren. Van een deugdelijk verbetertraject is geen sprake geweest. Kenbri heeft dit tijdens de zitting ook erkend. Kenbri heeft weliswaar in april 2022 met [verweerster01] over onder meer haar werktijden gesproken, maar tijdens dit gesprek is het vooral over haar aanwezigheid in Numansdorp in het verleden (grotendeels in coronatijd, 2021) gegaan en is onvoldoende duidelijk aan de orde gesteld dat dit nog steeds als een actueel probleem werd gezien. Ook tijdens het tweede gesprek in augustus 2022 is niet naar voren gekomen dat de vraagtekens over de aanwezigheid op de werkplek als een zodanig probleem werden ervaren dat het uitblijven van verbetering tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst zou kunnen leiden. In de gesprekken zijn verder alleen algemene tips voor verbetering gegeven en er is geen concreet verbeterplan opgesteld. In zoverre is daarom onvoldoende grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding
5.4.
Partijen zijn het er wel over eens dat de arbeidsverhouding tussen hen inmiddels ernstig en duurzaam verstoord is geraakt en dat de arbeidsovereenkomst niet kan worden voortgezet. Gelet hierop is herplaatsing van [verweerster01] ook niet aan de orde. Hoewel [verweerster01] zich na haar op non-actiefstelling ziek heeft gemeld en ten tijde van de behandeling van het ontbindingsverzoek nog niet hersteld was, is niet gesteld noch gebleken dat sprake is van verband tussen het ontbindingsverzoek en het opzegverbod tijdens ziekte. Dat betekent dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.5.
Bij de datum van de ontbinding moet rekening worden gehouden met de opzegtermijn. Er is immers geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster01] . Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 juli 2023.
5.6.
[verweerster01] heeft recht op een transitievergoeding [3] . De transitievergoeding bedraagt € 8.242,73 bruto. Dit bedrag wordt toegewezen. De daarover verzochte wettelijke rente wordt op grond van artikel 7:686a lid 1 BW toegewezen vanaf een maand na het einde van de arbeidsovereenkomst en dus vanaf 1 augustus 2023.
ernstig verwijtbaar handelen van Kenbri
5.7.
Kenbri valt naar het oordeel van de kantonrechter een ernstig verwijt te maken van de verstoring van de arbeidsverhouding, omdat Kenbri eind 2022 ten onrechte te snel heeft aangestuurd op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Kenbri heeft aan [verweerster01] op dat moment een vaststellingsovereenkomst aangeboden en zij heeft [verweerster01] direct op non-actief gesteld. Daarbij heeft zij medegedeeld dat het dossier zou worden overgedragen aan de kantonrechter als [verweerster01] geen gebruik zou maken van de mogelijkheid tot beëindiging met wederzijds goedvinden. [verweerster01] werd dus onder flinke druk gezet om mee te gaan met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, terwijl er op dat moment nog geen voldragen ontslaggrond was. Het gestelde disfunctioneren kan – zoals hiervoor is overwogen – immers niet tot ontslag leiden. Kenbri heeft dat ook erkend. Zij heeft door het aanbieden van de vaststellingsovereenkomst, de non-actiefstelling en het dreigen met het indienen van een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter de situatie zodanig op de spits gedreven dat de arbeidshouding ernstig en duurzaam verstoord is geraakt. Dat Kenbri niet direct daadwerkelijk een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter heeft ingediend, maakt dat niet anders. Het kwaad was ook zonder dat verzoek al geschied door de handelwijze van Kenbri.
5.8.
Er is naar het oordeel van de kantonrechter in de onderhavige situatie sprake van een zogenaamde
Asscher Escape.Daarvan is sprake als de arbeidsverhouding zodanig verstoord is geraakt dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd deze te laten voortduren, terwijl deze situatie is veroorzaakt door de handelwijze van de werkgever, die de werkneemster niet voldoende in de gelegenheid heeft gesteld haar functioneren te verbeteren en ten onrechte heeft aangestuurd op een arbeidsconflict/ontslag. De kantonrechter is van oordeel dat [verweerster01] dan ook recht heeft op een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen.
billijke vergoeding
5.9.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding heeft de Hoge Raad een aantal uitgangspunten geformuleerd. De vergoeding dient aan te sluiten bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer een rol de mate van verwijtbaarheid van de werkgever, de lengte van het dienstverband en de verwachte duur van de arbeidsovereenkomst als de werkgever niet de verstoring ervan en daarmee de ontbinding had veroorzaakt en de hiermee samenhangende ‘waarde van de arbeidsovereenkomst’. Verder mag ook rekening worden gehouden met de gevolgen van het ontslag, waaronder of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden en met de inkomsten die hij daaruit geniet en in de toekomst naar verwachting redelijkerwijs kan verwerven en de vraag of de werknemer aanspraak heeft op een transitievergoeding. De billijke vergoeding strekt mede tot genoegdoening voor het ernstig verwijtbaar handelen en dient ook als middel om de werkgever te wijzen op de noodzaak zijn gedrag in volgende gevallen aan te passen.
5.10.
[verweerster01] maakt aanspraak op een billijke vergoeding ad € 185.544,- bruto, gelijk aan drie bruto jaarsalarissen, vermeerderd met € 50.000,- netto, waarop zij een bedrag van € 82.166,62 bruto aan ZW/WW-uitkering in mindering brengt. Ter onderbouwing van deze billijke vergoeding stelt zij dat rekening moet worden gehouden met de volgende omstandigheden (samengevat weergegeven):
in de gegeven omstandigheden mag voortzetting van de arbeidsovereenkomst redelijkerwijs niet van haar worden verwacht;
de inkomsten die [verweerster01] zou hebben verkregen als de werkgever geen ontslag had gegeven: hiervoor moet het incident op basis waarvan ontslag plaatsvindt worden ‘weggedacht’, waarna dient te worden ingeschat hoe lang de arbeidsovereenkomst nog zou hebben voortgeduurd. Alle in het verweerschrift genoemde feiten en omstandigheden in acht genomen, dient te worden uitgegaan van drie jaarsalarissen inclusief vakantietoeslag;
de ontstane situatie is volledig aan Kenbri te wijten;
ander werk: [verweerster01] is arbeidsongeschikt verklaard door de bedrijfsarts en de psycholoog heeft een posttraumatische stress stoornis vastgesteld. Zij zal eerst volledig moeten herstellen voordat zij op zoek kan gaan naar een andere baan;
inkomsten in de toekomst: gedurende arbeidsongeschiktheid heeft [verweerster01] recht op een ZW-uitkering, en na herstel op een WW-uitkering. De maximum WW-duur is 24 maanden;
[verweerster01] heeft recht op een transitievergoeding;
[verweerster01] valt geen verwijt van het ontslag te maken.
de billijke vergoeding dient ook een afschrikwekkende werking te hebben;
door de behandelend psycholoog is een posttraumatische stress stoornis vastgesteld; deze houdt verband met ernstig verwijtbaar handelen van Kenbri, daarom dient de billijke vergoeding te worden verhoogd met een immateriële schade van € 50.000,- .
5.11.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit het verweerschrift en het verhandelde ter zitting blijkt dat [verweerster01] meent dat Kenbri zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar gedrag om twee redenen. Ten eerste vanwege de omstandigheden die de kantonrechter hiervoor heeft gekwalificeerd als de
Asscher escape(r.o. 5.7.). Ten tweede omdat Kenbri tekort zou zijn geschoten in haar verplichting om aan [verweerster01] een veilige werkomgeving te bieden, omdat haar leidinggevende zich volgens [verweerster01] vanaf juli 2021 schuldig zou hebben gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag en Kenbri na de melding van [verweerster01] daarover passief zou zijn gebleven. Met de verwijten die [verweerster01] maakt aan Kenbri in het kader van het door haar gestelde seksueel grensoverschrijdende gedrag kan echter bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding geen rekening worden gehouden. De reden hiervoor is dat bij de bepaling van het recht op en de hoogte van de billijke vergoeding alleen rekening kan worden gehouden met gedragingen voor zover er sprake is van causaal verband tussen die gedragingen en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst (HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:220 r.o. 3.7.2, A-G Hartlief in zijn conclusie voor HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:284 onder 3.43 en A-G De Bock in haar conclusie voor HR 25 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:333 onder 3.13). [verweerster01] stelt niets over een eventuele relatie tussen de verstoorde arbeidsverhouding – de ontbindingsgrond – en de verwijten die zij aan Kenbri maakt in het kader van de gestelde grensoverschrijdende gedragingen. Zij stelt alleen dat dit kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen, maar legt geen enkel verband met de verstoorde arbeidsrelatie. Dit had wel op haar weg gelegen, te meer omdat het grensoverschrijdend gedrag volgens [verweerster01] na augustus 2022 – nadat zij haar leidinggevende hierop had aangesproken – niet meer heeft plaatsgevonden.
5.12.
Nu er geen causaal verband is gesteld – en evenmin is gebleken – tussen de verwijten ten aanzien van de grensoverschrijdende gedragingen en de duurzaam verstoorde arbeidsverhouding die leidt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, kan hiermee geen rekening worden gehouden bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding. Dit betekent dat uitsluitend met de gedragingen en stellingen/verweren die verband houden met de
Asscher escapeen de gevolgen daarvan rekening wordt gehouden. Het overige blijft hier in deze procedure buiten beschouwing.
5.13.
De kantonrechter is van oordeel dat [verweerster01] haar stelling dat de arbeidsovereenkomst nog drie jaar zou hebben voortgeduurd als het ernstig verwijtbaar handelen van Kenbri – dat wil zeggen, het gedrag in relatie tot de
Asscher escape –wordt weggedacht, onvoldoende heeft onderbouwd. Hoewel er in december 2022 bepaald nog geen sprake was van een voldragen disfunctioneringsdossier, was er wel kritiek op en onvrede over het functioneren van [verweerster01] voor wat betreft haar aanwezigheid op de vestiging Numansdorp, wat ook al tweemaal met haar was besproken. Hoewel denkbaar is dat een deugdelijk verbetertraject nog tot de door Kenbri gewenste verbetering zou hebben geleid, is ook zeer wel mogelijk dat dit niet was gelukt en er op enig moment sprake zou zijn geweest van een voldragen disfunctioneringsgrond. Bovendien blijkt uit de overgelegde gespreksverslagen dat [verweerster01] zelf ook ontevreden was over een aantal zaken; de verhoging van de bijdrage die zij moest betalen voor haar leaseauto en de indexatie over het jaar 2020. Er waren dus over en weer al de nodige strubbelingen die mogelijk anders ook tot een verstoorde arbeidsrelatie hadden geleid. Hiernaast heeft [verweerster01] al tweemaal eerder haar baan bij Kenbri opgezegd om bij een andere werkgever te gaan werken. Dit alles maakt dat de kantonrechter bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding voor wat betreft de ‘fictieve duur/waarde van de arbeidsovereenkomst’ ervan uitgaat dat de arbeidsovereenkomst naar verwachting nog maximaal zo’n acht maanden zou hebben geduurd. De kantonrechter houdt verder rekening met de hoogte van het salaris van [verweerster01] en de duur van haar dienstverband (circa 5 jaar). Ook houdt de kantonrechter, evenals [verweerster01] doet in haar verweerschrift, er rekening mee dat [verweerster01] na de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst recht zal krijgen op een ZW- of een WW-uitkering. Haar inkomensverlies als gevolg van de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst is dan ook lager dan het gederfde loon en vakantietoeslag over voornoemde ‘fictieve duur’ van de arbeidsovereenkomst. Andere schade als gevolg van het ontslag heeft [verweerster01] niet gesteld.
5.14.
[verweerster01] heeft niets gesteld over haar kansen op de arbeidsmarkt, behalve dat zij arbeidsongeschikt is verklaard door de bedrijfsarts en eerst volledig zal moeten herstellen voordat zij in staat is om op zoek te gaan naar een andere baan. [verweerster01] noemt in haar verweerschrift wel dat zij een posttraumatische stress stoornis (PTSS) heeft. Gelet op hetgeen zij daarover stelt en de inhoud van de verklaring van de psycholoog, komt de PTSS kennelijk voort uit het gestelde seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarvoor – en voor de netto immateriële schadecomponent van € 50.000,- die zij meeneemt bij haar becijfering van de billijke vergoeding – geldt hetzelfde als hierboven in r.o. 5.11 en 5.12 is geoordeeld. Ook de arbeidsongeschiktheid van [verweerster01] wordt buiten beschouwing gelaten bij het becijferen van de billijke vergoeding omdat zij dit met name relateert aan de gevolgen van het gestelde seksueel grensoverschrijdend gedrag en een verdere onderbouwing hiervan ontbreekt. De overigens medische klachten die [verweerster01] ter zitting heeft genoemd – waar overigens in de stukken geen onderbouwing voor te vinden is – hebben haar kennelijk tot het moment van haar non-actiefstelling ook niet belemmerd om haar werkzaamheden te blijven verrichten. Haar ziekmelding dateert van na de non-actiefstelling. In de huidige arbeidsmarkt mag er vanuit worden gegaan dat [verweerster01] gelet op haar leeftijd (48 jaar) en ruime werkervaring in staat moet worden geacht om binnen afzienbare tijd een andere baan te vinden.
5.15.
Tenslotte laat de kantonrechter meewegen dat van de toe te kennen billijke vergoeding een afschrikwekkende werking dient uit te gaan. Alles afwegende vindt de kantonrechter een billijke vergoeding van € 38.000,- bruto aangewezen, naast de transitievergoeding van € 8.242,73 bruto.
kosten rechtsbijstand
5.16.
[verweerster01] verzoekt om vergoeding van de door haar gemaakte kosten van rechtsbijstand in de periode vanaf 13 december 2022 tot en met 6 maart 2023 ad € 4.878,72 inclusief kantoorkosten en BTW.
5.17.
De kantonrechter overweegt als volgt. Kenbri heeft gehandeld in strijd met haar verplichting om zich als goed werkgever te gedragen, omdat zij – zoals al is overwogen – ten onrechte te snel heeft aangestuurd op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [verweerster01] heeft daardoor vanaf 13 december 2022 advocaatkosten moeten maken. Deze kosten komen als buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking, voor zover deze geen betrekking hebben op (de voorbereiding van) deze procedure. De kosten voor deze procedure vallen immers onder de proceskosten waarbij de hoogte wordt vastgesteld conform het liquidatietarief. De kantonrechter gaat ervan uit dat de kosten die zijn gemaakt totdat het ontbindingsverzoek op 21 februari 2023 is ingediend, kunnen worden aangemerkt als buitengerechtelijke kosten.
5.18.
[verweerster01] heeft over de periode vanaf december 2022 tot en met februari 2023 drie facturen overgelegd met een totaalbedrag van € 4.525,65. Uit het overgelegde urenoverzicht blijkt dat deze werkzaamheden zijn verricht in de periode vanaf 13 december 2022 tot en met 21 februari 2022. Kenbri heeft de hoogte van de kosten niet betwist. De kosten zijn redelijk en zijn in redelijkheid gemaakt. Het bedrag van € 4.525,65 wordt dan ook toegewezen. [verweerster01] verzoekt toewijzing van een hoger bedrag, maar het is onduidelijk waar zij dat op baseert. Uit het urenoverzicht lijkt te volgen dat de extra kosten zien op werkzaamheden die zijn verricht nadat het ontbindingsverzoek is ingediend. Deze kosten lijken dan ook betrekking te hebben op (de voorbereiding van) deze procedure, zodat die niet voor vergoeding in aanmerking komen. [verweerster01] heeft niet uitgelegd waarom dat anders zou zijn.
intrekkingsmogelijkheid
5.19.
Aangezien de ontbinding wordt toegewezen met toekenning van een billijke vergoeding, wordt Kenbri op grond van artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid gesteld om haar verzoek in te trekken binnen twee weken.
voorwaardelijk tegenverzoek
5.20.
Indien Kenbri gebruik maakt van haar intrekkingsbevoegdheid, dan wordt het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van [verweerster01] toegewezen op de gronden zoals hiervoor is overwogen, met toekenning van gelijke vergoedingen.
proceskosten
5.21
De proceskosten volgens het liquidatietarief komen voor rekening van Kenbri, omdat zij in overwegende mate in het ongelijk is gesteld en gelet op het oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. De kosten aan de zijde van [verweerster01] worden vastgesteld op € 1.058,- aan salaris gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
bepaalt dat de termijn waarbinnen Kenbri het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier met gelijktijdige toezending van een kopie daarvan aan de gemachtigde van [verweerster01] ) zal lopen tot en met 25 mei 2023;
in het geval Kenbri het verzoek binnen de termijn intrekt:
6.2.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 juli 2023;
6.3.
veroordeelt Kenbri om aan [verweerster01] te betalen de billijke vergoeding van € 38.000,- bruto binnen twee weken na 1 juli 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.4.
veroordeelt Kenbri om aan [verweerster01] te betalen de transitievergoeding van € 8.242,73 bruto, met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 1 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.5.
veroordeelt Kenbri om aan [verweerster01] te betalen de kosten voor rechtsbijstand van € 4.525,65 netto;
in het geval Kenbri het verzoek niet binnen de termijn intrekt:
6.6.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 juli 2023;
6.7.
veroordeelt Kenbri om aan [verweerster01] te betalen de billijke vergoeding van € 38.000,- bruto binnen twee weken na 1 juli 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.8.
veroordeelt Kenbri om aan [verweerster01] te betalen de transitievergoeding van € 8.242,73 bruto, met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 1 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.9.
veroordeelt Kenbri om aan [verweerster01] te betalen de kosten voor rechtsbijstand van € 4.525,65 netto;
in beide gevallen
6.10.
veroordeelt Kenbri in de proceskosten die aan de kant van [verweerster01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.058,-;
6.11.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.12.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33945

Voetnoten

1.Zie artikel 7:669 lid 1 BW en artikel 7:671b lid 1 BW
2.Zie artikel 7:669 lid 3 onder e en g BW
3.Zie artikel 7:673 lid 1 sub a BW