Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift, door de rechtbank ontvangen op 21 februari 2023, met bijlagen;
- het verweerschrift met tegenverzoek, door de rechtbank ontvangen op 27 maart 2023, met bijlagen;
- de door Kenbri overgelegde aanvullende producties 11 t/m 18.
2.De feiten
3.Het verzoek
- de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden;
- [verweerster01] te veroordelen in de proceskosten;
- de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.Het tegenverzoek
- Kenbri te veroordelen aan haar te betalen de transitievergoeding van € 8.107,77 bruto, met rente;
- Kenbri te veroordelen aan haar te betalen een billijke vergoeding van € 153.377,38 bruto, met rente;
- Kenbri te veroordelen aan haar te betalen een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand van € 4.878,72 netto;
- Kenbri te veroordelen in de proceskosten;
- en indien de arbeidsovereenkomst door intrekking van het ontbindingsverzoek door Kenbri nog bestaat, de arbeidsovereenkomst te ontbinden;
- de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5.De beoordeling
Asscher Escape.Daarvan is sprake als de arbeidsverhouding zodanig verstoord is geraakt dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd deze te laten voortduren, terwijl deze situatie is veroorzaakt door de handelwijze van de werkgever, die de werkneemster niet voldoende in de gelegenheid heeft gesteld haar functioneren te verbeteren en ten onrechte heeft aangestuurd op een arbeidsconflict/ontslag. De kantonrechter is van oordeel dat [verweerster01] dan ook recht heeft op een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen.
Asscher escape(r.o. 5.7.). Ten tweede omdat Kenbri tekort zou zijn geschoten in haar verplichting om aan [verweerster01] een veilige werkomgeving te bieden, omdat haar leidinggevende zich volgens [verweerster01] vanaf juli 2021 schuldig zou hebben gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag en Kenbri na de melding van [verweerster01] daarover passief zou zijn gebleven. Met de verwijten die [verweerster01] maakt aan Kenbri in het kader van het door haar gestelde seksueel grensoverschrijdende gedrag kan echter bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding geen rekening worden gehouden. De reden hiervoor is dat bij de bepaling van het recht op en de hoogte van de billijke vergoeding alleen rekening kan worden gehouden met gedragingen voor zover er sprake is van causaal verband tussen die gedragingen en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst (HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:220 r.o. 3.7.2, A-G Hartlief in zijn conclusie voor HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:284 onder 3.43 en A-G De Bock in haar conclusie voor HR 25 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:333 onder 3.13). [verweerster01] stelt niets over een eventuele relatie tussen de verstoorde arbeidsverhouding – de ontbindingsgrond – en de verwijten die zij aan Kenbri maakt in het kader van de gestelde grensoverschrijdende gedragingen. Zij stelt alleen dat dit kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen, maar legt geen enkel verband met de verstoorde arbeidsrelatie. Dit had wel op haar weg gelegen, te meer omdat het grensoverschrijdend gedrag volgens [verweerster01] na augustus 2022 – nadat zij haar leidinggevende hierop had aangesproken – niet meer heeft plaatsgevonden.
Asscher escapeen de gevolgen daarvan rekening wordt gehouden. Het overige blijft hier in deze procedure buiten beschouwing.
Asscher escape –wordt weggedacht, onvoldoende heeft onderbouwd. Hoewel er in december 2022 bepaald nog geen sprake was van een voldragen disfunctioneringsdossier, was er wel kritiek op en onvrede over het functioneren van [verweerster01] voor wat betreft haar aanwezigheid op de vestiging Numansdorp, wat ook al tweemaal met haar was besproken. Hoewel denkbaar is dat een deugdelijk verbetertraject nog tot de door Kenbri gewenste verbetering zou hebben geleid, is ook zeer wel mogelijk dat dit niet was gelukt en er op enig moment sprake zou zijn geweest van een voldragen disfunctioneringsgrond. Bovendien blijkt uit de overgelegde gespreksverslagen dat [verweerster01] zelf ook ontevreden was over een aantal zaken; de verhoging van de bijdrage die zij moest betalen voor haar leaseauto en de indexatie over het jaar 2020. Er waren dus over en weer al de nodige strubbelingen die mogelijk anders ook tot een verstoorde arbeidsrelatie hadden geleid. Hiernaast heeft [verweerster01] al tweemaal eerder haar baan bij Kenbri opgezegd om bij een andere werkgever te gaan werken. Dit alles maakt dat de kantonrechter bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding voor wat betreft de ‘fictieve duur/waarde van de arbeidsovereenkomst’ ervan uitgaat dat de arbeidsovereenkomst naar verwachting nog maximaal zo’n acht maanden zou hebben geduurd. De kantonrechter houdt verder rekening met de hoogte van het salaris van [verweerster01] en de duur van haar dienstverband (circa 5 jaar). Ook houdt de kantonrechter, evenals [verweerster01] doet in haar verweerschrift, er rekening mee dat [verweerster01] na de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst recht zal krijgen op een ZW- of een WW-uitkering. Haar inkomensverlies als gevolg van de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst is dan ook lager dan het gederfde loon en vakantietoeslag over voornoemde ‘fictieve duur’ van de arbeidsovereenkomst. Andere schade als gevolg van het ontslag heeft [verweerster01] niet gesteld.