ECLI:NL:RBROT:2023:4468

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
ROT 22/5025
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.C.W. van der Feltz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een pand wegens onvergunde exploitatie van een seksbedrijf en de beoordeling van de proportionaliteit van de sluiting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een pand, en de burgemeester van Schiedam, die het pand had gesloten wegens de exploitatie van een onvergund seksbedrijf. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het pand te sluiten. De sluiting was niet onevenredig, aangezien de eiser op de hoogte was van de activiteiten van zijn zoon, die het seksbedrijf exploiteerde. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het nadeel van de eiser uitviel, omdat de openbare orde en veiligheid ernstig waren geschaad door de aanwezigheid van het onvergunde seksbedrijf.

Het proces begon met een besluit van de burgemeester op 17 mei 2022, waarin de algehele sluiting van het pand voor negen maanden werd bevolen. Dit besluit volgde op een controle door de politie, die aanwijzingen van mensenhandel had gevonden. De eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester voldoende had gemotiveerd dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en verdere nadelige effecten te voorkomen.

De rechtbank nam ook in overweging dat de eiser geen verwijt kon worden gemaakt voor de overtredingen, maar dat hij wel een risico had genomen door zijn zoon de sleutel van het pand te geven. De rechtbank vond dat de sluiting van het pand in overeenstemming was met het beleid en dat de financiële schade voor de eiser niet onevenredig was in verhouding tot de doelen van het beleid. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5025

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. V.M. Weski,
en

de burgemeester van Schiedam, verweerder,

gemachtigde: [naam].

Procesverloop

Bij besluit van 17 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de algehele sluiting bevolen van het pand aan de [adres] voor de duur van negen maanden, inclusief de periode dat het pand gesloten is geweest ten gevolge van de spoedsluiting.
Bij besluit van 13 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, onder overneming van het advies van de Bezwaarschriftencommissie.
Eiser heeft op 23 oktober 2022 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 26 januari 2023 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser is sinds 18 november 2020 eigenaar van het pand aan de [adres] (het pand). Op 23 april 2022 heeft een toezichthouder van verweerder onder begeleiding van medewerkers van het Regionale Team Prostitutie en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van de Politie Rotterdam een controle uitgevoerd in het pand naar aanleiding van een advertentie op de website Kinky. Er is ook gesproken met een buurtbewoner. De bevindingen zijn neergelegd in de bestuurlijke rapportage van 3 mei 2022.
1.2.
Verweerder heeft op dezelfde dag besloten om spoedeisende bestuursdwang toe te passen door het pand te sluiten voor een periode van ten hoogste vier weken. Deze sluiting duurde tot en met 23 mei 2022, 18:00 uur. Op 10 mei 2022 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt om aansluitend op de spoedsluiting het pand te sluiten voor de duur van twaalf maanden. Eiser heeft 12 mei 2022 een zienswijze ingediend. Vervolgens is de in het procesverloop genoemde procedure gevolgd.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit, waarin het primaire besluit is gehandhaafd, ten grondslag gelegd dat de last onder bestuursdwang is opgelegd omdat in het pand een seksbedrijf werd geëxploiteerd zonder de vereiste vergunning. Daarom was verweerder bevoegd om de last op te leggen. Sluiting van het pand is ook noodzakelijk omdat de openbare orde en veiligheid en de rechtsorde ernstig zijn geschaad, om de rol van het pand als illegale seksinrichting ongedaan te maken, recidive te voorkomen en ook verdere nadelige effecten ervan op het openbare leven en andere lokale omstandigheden te voorkomen. De belangenafweging valt in het nadeel van eiser uit.
Wettelijk kader
3. De voor deze uitspraak relevante artikelen van de Gemeentewet, Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Schiedam (de Verordening), en de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geldend ten tijde van het bestreden besluit en voor zover van belang, zijn opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Beoordeling
4. Eiser betoogt dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk is. Verweerder heeft zijn standpunt dat sprake is van signalen van mensenhandel niet naar behoren gemotiveerd. In de eerste plaats kan uit de bestuurlijke rapportage niet worden afgeleid dat de aangetroffen vrouw werd gedwongen om te werken als sekswerker. In de tweede plaats is met de conclusie “niet geheel vrijwillig” niet voldaan aan de delictsomschrijving van mensenhandel.
5.1.
Bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting is de vraag aan de orde of verweerder met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2523).
5.2.
Volgens paragraaf 6.1 van het Prostitutiebeleid 2016 besluit verweerder, indien sprake is van een eerste overtreding van het uitoefenen van een seksbedrijf zonder vergunning waarbij sprake is van een seksinrichting, tot een sluiting van drie maanden. Dit (onder meer) ter waarborging van de bescherming van de openbare orde en veiligheid en het woon – en leefklimaat. Volgens paragraaf 6.3 van het Prostitutiebeleid zijn aanwijzingen van georganiseerde criminaliteit verzwarende omstandigheden met als gevolg dat zes maanden opgeteld wordt bij de oorspronkelijke sluitingsduur. De rechtbank is van oordeel dat een redelijke lezing met zich meebrengt dat onder “georganiseerde criminaliteit” ook “mensenhandel” moet worden begrepen. Steun voor deze opvatting vindt de rechtbank in de onder paragraaf 6 weergegeven doelen van het prostitutiebeleid, te weten: het tegengaan van misstanden en mensenhandel in de seksbranche.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er een noodzaak was om tot sluiting van het pand voor de duur van negen maanden over te gaan. Verweerder heeft op basis van de bestuurlijke rapportage van 3 mei 2022 kunnen concluderen dat er sprake is van aanwijzingen van mensenhandel. Uit de rapportage blijkt dat de sekswerker voor haar werkzaamheden volledig afhankelijk was van (met name) de zoon van eiser. Zo beheerde de zoon de advertentie op Kinky.nl, maakten hij en zijn vrouw afspraken met klanten en had de sekswerker geen inspraak in de tijdstippen waarop de afspraken plaatsvonden. Verder blijkt uit de rapportage dat de sekswerker de helft van haar inkomsten moest afstaan, dat zij meermaals in een ander pand is geplaatst en dat de zoon een voor haar bestemd vliegticket naar Spanje onder zich had. Aan de verklaring van de sekswerker dat geen sprake was van dwang kan worden getwijfeld omdat, gelet op haar positie ten opzichte de zoon, de sekswerker mogelijk niet vrijelijk kan verklaren. Daarom kent de rechtbank meer gewicht toe aan (de hierboven genoemde) geobjectiveerde omstandigheden.
5.4.
Het betoog van eiser dat niet is voldaan aan de delictsomschrijving van mensenhandel, slaagt niet. Ter beoordeling staat of er
aanwijzingenzijn van mensenhandel. Het oordeel of sprake is van mensenhandel is (eventueel) aan de strafrechter.
6. Eiser betoogt dat de sluiting van de woning niet evenredig is. In de eerste plaats had hij zelf geen betrokkenheid bij het in het pand laten werken van een sekswerker. In de tweede plaats lijdt hij ernstige financiële schade omdat hij geen huur ontvangt over de maanden dat de woning is gesloten.
7.1.
De sluiting en de duur van de sluiting van de woning zijn in overeenstemming met het beleid. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat verweerder redelijkerwijs niet van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Van de eigenaar kan geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn van het gebruik van het pand (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2799). Dat eiser geen enkel verwijt kan worden gemaakt is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank acht aannemelijk, dat eiser niet direct betrokken is geweest bij de aangetroffen situatie en de periode gedurende welke eiser de verantwoordelijkheid voor het pand had overgedragen aan zijn zoon was betrekkelijk (13 - 23 april 2022). Eiser was echter op de hoogte van het werk dat zijn zoon al jarenlang deed en heeft daarom met het afgeven van de sleutel aan zijn zoon een risico genomen.
7.2.
Dat sprake is van dermate bijzondere omstandigheden dat handelen overeenkomstig het beleid voor eiser gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen is verder niet gebleken. De rechtbank betrekt bij dit oordeel, dat er tussen eiser en verweerder overeenstemming bestaat dat een sluiting van drie maanden in de rede lag. Verder geldt dat financieel nadeel het directe – niet-onvoorziene - gevolg is van aanwending van de in artikel 3:11a, eerste lid, onder a, van de APV neergelegde bevoegdheid (vergelijk de Afdelingsuitspraak van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2388). Eiser heeft bovendien de ernst van het gestelde financieel nadeel in relatie tot zijn financiële situatie niet inzichtelijk gemaakt. Daarmee acht de rechtbank niet aannemelijk, dat dat gevolg onevenredig groot is geweest.
Conclusie
8. Het beroep is dus ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van mr. D.J. Bes, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar gedaan op 9 mei 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
BIJLAGE
Gemeentewet
Op grond van artikel 172, tweede lid, is de burgemeester bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. Hij bedient zich daarbij van de onder zijn gezag staande politie.
Algemene plaatselijke verordening gemeente Schiedam
Op grond van artikel 3:2 wordt in deze afdeling verstaan onder:
- seksbedrijf: seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, of het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografisch aard in een seksinrichting van een seksbedrijf;
- seksinrichting: de voor publiek toegankelijke locatie van een seksbedrijf;
Op grond van artikel 3:5 is het verboden om een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning.
Op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder j wordt een vergunning geweigerd indien de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd op zal leveren met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd of een beheersverordening of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:6.
Op grond van artikel 3:11, tweede lid, aanhef kan de vergunning worden geschorst of ingetrokken:
h. indien de openbare orde gevaar loopt of het woon – leefomgeving nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting;
Op grond van artikel 3:11a, eerste lid, onder a kan het bevoegd bestuursorgaan een seksinrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd voor publiek of algeheel sloten verklaren, indien het seksbedrijf wordt geëxploiteerd zonder geldige vergunning dan wel een van de in artikel 3:11, tweede lid, onder h, i en j, genoemde situaties zich voor doet.
Algemene wet bestuursrecht
Op grond van artikel 3:4, tweede lid, mogen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Op grond van artikel 5:1, eerste lid, wordt in deze wet verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Op grond van artikel 5:21, wordt onder last onder dwangsom verstaan: de herstelsanctie inhoudende: a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.