Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Huisvestingswet 2014
Op grond van artikel 12, eerste lid, kan de gemeenteraad in de huisvestingsverordening bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020
Op grond van artikel 2.3, tweede lid, onder a van Bijlage I kan het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op een aanvraag om urgentieverklaring, de urgentieverklaring weigeren indien sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden: a. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
Op grond van artikel 2.3, derde lid, van Bijlage I weigert het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op een aanvraag om urgentieverklaring het aangevraagde indien geen van de in artikel 5.1 tot en met 5.8 van deze Bijlage genoemde urgentiegronden zich voordoet.
Op grond van artikel 2.5, eerste lid, van Bijlage I is het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring bevoegd, indien strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. de weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
Op grond van artikel 5.1 van Bijlage I doet de in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond – ‘Medische noodzaak’ – zich voor als de aanvrager of een lid van zijn of haar huishouden:
a. thans rechtmatig zelfstandige woonruimte bewoont; en
b. bekend is met medische problematiek, welke tot gevolg heeft dat de huidige zelfstandige woonruimte in ernstige mate duurzaam ongeschikt is voor bewoning door het huishouden van aanvrager.
Op grond van artikel 5.2 van Bijlage I doet de in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond – ‘Onbewoonbaarheid’ – zich voor als de aanvrager:
a. bewoonde direct voorafgaand aan het onbewoonbaar worden van die woonruimte rechtmatig zelfstandige woonruimte; en
b. zijn woonruimte feitelijk onbewoonbaar is, dan wel ten gevolge van een calamiteit acuut feitelijk onbewoonbaar is geworden en redelijkerwijs niet binnen drie maanden te herstellen is.
Op grond van artikel 5.3, eerste lid, van Bijlage I doet de in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond – ‘Woonlasten’ – zich voor als de aanvrager thans rechtmatig zelfstandige woonruimte bewoont en één of meerdere van de volgende omstandigheden zich voordoen:
a. aanvrager heeft door het bestuursorgaan dat de Participatiewet uitvoert in het kader van die wet in verband met de woonlasten een verhuisverplichting opgelegd gekregen welke thans nog van kracht is;
b. de woonlasten zijn onevenredig hoog in relatie tot het huishoudinkomen of andere mogelijkheden van het huishouden om in die lasten te voorzien.
Op grond van artikel 5.4, eerste lid, van Bijlage I doet de in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond – ‘Geweld en bedreiging’ – zich voor als de aanvrager of een lid van zijn of haar huishouden:
a. thans rechtmatig een zelfstandige woonruimte binnen de regio bewoont; en,
b. er sprake is van ernstige psychische of fysiek geweld, of bedreiging daarmee, wat tot gevolg heeft dat de aanvrager redelijkerwijs niet langer in zijn of haar huidige woonruimte kan blijven wonen.
Op grond van artikel 5.5 van Bijlage I doet de in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond – ‘Uitstroom uit voorziening voor tijdelijke opvang van personen die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten’ – zich voor als de aanvrager:
a. verblijft in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten; en,
b. in verband met de aanstaande uitstroom uit die voorziening dringend behoefte heeft aan woonruimte en daarbij heeft aangegeven woonruimte te zoeken binnen een regiogemeente.
Op grond van artikel 5.6, eerste lid, van Bijlage I doet de in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond – ‘Mantelzorg– zich voor als de aanvrager: ‘
a. naar het oordeel van het bestuursorgaan dringend behoefte heeft aan woonruimte binnen de regio omdat hij of een lid van zijn huishouden mantelzorg ontvangt van of verleent aan een inwoner van de regio; of,
b. naar het oordeel van het bestuursorgaan dringend behoefte heeft aan woonruimte binnen de regio omdat hij of een lid van zijn huishouden duurzaam afhankelijk is van directe zorg geboden door een instelling.
Op grond van artikel 5.7, eerste lid, van Bijlage I doet de in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond – ‘Doorstroming vanuit opvanginstellingen’– zich voor indien:
a. aanvrager een door een instelling verzorgd resocialisatietraject doorloopt of direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag heeft doorlopen en naar het oordeel van het bestuursorgaan in voldoende mate in staat is om zelfstandige te kunnen wonen; en,
b. aanvrager direct voorafgaand aan het traject een aansluitend woonverleden heeft in één van de gemeenten binnen de woningmarktregio; en,
c. er sprake was van zelfstandige woonruimte die door of tijdens de problematiek die leidde tot het traject verloren is gegaan of terugkeer naar het laatst (in)woonadres op basis van een indicatie niet mogelijk is.
Op grond van artikel 5.8 van Bijlage I doet de in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond – ‘Herhuisvesting in verband met sloop of ingrijpende verbetering’– zich voor indien het huisvestingsprobleem van aanvrager wordt veroorzaakt door de aanstaande sloop of ingrijpende renovatie van de huidige woonruimte van aanvrager of de aanstaande herstructurering van het gebied waarin deze woonruimte is gelegen, waardoor aanvrager redelijkerwijs niet meer in diens woonruimte kan blijven wonen indien aannemelijk is dat de sloop of ingrijpende renovatie binnen 18 maanden zal plaatsvinden.