ECLI:NL:RBROT:2023:5013

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10531963 VV EXPL 23-254
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil ontruiming woonruimte met belangenafweging tussen verhuurder en huurder

In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, heeft de kantonrechter op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser01], die optreedt als bewindvoerder over de goederen van [naam01], en Stichting Woonstad Rotterdam. De zaak betreft een executiegeschil over de ontruiming van een huurwoning die [naam01] van Woonstad huurt. In een eerder vonnis van 28 april 2023 is [eiser01] veroordeeld om de woning te ontruimen, maar hij verzoekt de uitvoering van dit vonnis te schorsen totdat er in hoger beroep over de zaak is beslist. Hij stelt dat de belangen van [naam01] bij behoud van de woning zwaarder wegen dan die van Woonstad, die de woning wil verhuren aan iemand die er wel zijn hoofdverblijf heeft.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juni 2023 heeft [eiser01] zijn standpunt toegelicht, terwijl Woonstad haar belangen heeft uiteengezet. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de omstandigheden van de zaak, waaronder de schade aan het gehuurde door gebrek aan ventilatie en verwarming, en de gevolgen van ontruiming voor [naam01]. De rechter oordeelt dat het belang van Woonstad bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van [naam01] bij behoud van de woning, vooral gezien de schade aan het gehuurde die alleen maar groter zal worden.

De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser01] af en veroordeelt hem in de proceskosten aan de kant van Woonstad. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskostenveroordeling direct kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10531963 VV EXPL 23-254
datum uitspraak: 12 juni 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] , h.o.d.n. [handelsnaam 01], in zijn
hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. B. el Ouath,
tegen
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Woonstad’ genoemd. Waar [naam01] zelf bedoeld wordt, wordt zijn naam gebruikt.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Woonstad.
1.2.
Op 5 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was mr. El Ouath namens [eiser01] aanwezig. Namens Woonstad waren aanwezig mevrouw [naam02] (medewerker sociaal beheer) en mr. Van der Hoeff.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiser01] is, als bewindvoerder over de goederen van [naam01] , in een vonnis van de kantonrechter van 28 april 2023 veroordeeld om de woning die [naam01] van Woonstad huurt te ontruimen. Het gaat om de woning aan de [adres01] in Rotterdam. De ontruiming in opdracht van Woonstad staat gepland voor 13 juni 2023.
2.2.
[eiser01] wil dat de uitvoering van het vonnis van 28 april 2023 wordt geschorst totdat in hoger beroep opnieuw over de zaak is beslist. [eiser01] wil in hoger beroep (opnieuw) verweer voeren tegen het standpunt van Woonstad dat [naam01] geen hoofdverblijf heeft in het gehuurde. Hij vindt dat de belangen van [naam01] bij (voorlopig) behoud van het gehuurde zwaarder wegen dan de belangen van Woonstad bij de geplande ontruiming.
Het beoordelingskader
2.3.
Dit executiegeschil gaat over de tenuitvoerlegging van een vonnis waartegen nog een voorziening open staat. [eiser01] kan immers hoger beroep instellen tegen het vonnis en hij heeft aangekondigd dat ook te zullen doen. In het vonnis van 28 april 2023 is niet gemotiveerd waarom het uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Dit betekent dat de kantonrechter moet onderzoeken of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van [eiser01] (althans [naam01] ) bij behoud van de bestaande toestand (het niet hoeven ontruimen van het gehuurde) zolang in hoger beroep niet is beslist, zwaarder weegt dan het belang van Woonstad om wel tot ontruiming over te gaan (zie HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2019, r.o. 5.5.3 en 5.6.2).
Belangenafweging
2.4.
[eiser01] heeft niet meer naar voren gebracht dan dat [naam01] door ontruiming van het gehuurde op straat komt te staan en dat het hem nog niet gelukt is om andere woonruimte te vinden. Woonstad heeft daarentegen gewezen op haar belang om het gehuurde te kunnen verhuren aan iemand die daar – in tegenstelling tot [naam01] , aldus Woonstad – wel zijn hoofdverblijf heeft, een belang dat gezien de schaarste op de woningmarkt zwaar weegt. Daarnaast is sprake van schade aan het gehuurde door het gebrek aan ventilatie en het niet verwarmen van het gehuurde in de winter, welke schade zolang het gehuurde niet aan Woonstad ter beschikking wordt gesteld alleen maar groter zal worden. De schade aan het gehuurde is door [eiser01] niet weersproken.
2.5.
De kantonrechter oordeelt dat het (goed onderbouwde) belang van Woonstad bij ontruiming van het gehuurde op korte termijn hier zwaarder weegt dan het belang van [naam01] bij behoud van het gehuurde totdat in (een nog in te stellen) hoger beroep zal zijn beslist. Met name het argument van Woonstad dat het gehuurde schade heeft opgelopen, bestaande uit schimmelvorming, en dat dit alleen maar erger zal worden, weegt voor de kantonrechter zwaarder dan het algemene argument van [eiser01] dat [naam01] door de ontruiming dakloos zal worden. Dat laatste is nu eenmaal de consequentie van het toewijzen van een ontruimingsvordering. De vorderingen van [eiser01] worden daarom afgewezen.
Proceskosten
2.6.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonstad tot vandaag vast op € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Voor kosten die Woonstad maakt na deze uitspraak moet [eiser01] een bedrag betalen van € 99,50 (1/2 punt × € 199,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten die aan de kant van Woonstad tot vandaag worden vastgesteld op € 529,-;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
51909